Artikel 3 Agrarisch met
waarden – landschap
Artikel 9 Waarde -
Archeologie 1
Artikel 10 Waarde
- Archeologie 4.1
Artikel 11 Waarde
- Archeologie 6
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene
afwijkingsregels
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
plan:
het bestemmingsplan ‘Landgoed de Panberg’ van de gemeente Eersel.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0770.BPBpanberg0008-ontw met
de bijbehorende regels en bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding
indien het een vlak betreft.
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt
met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die
woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een
bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik
daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een in de regels opgenomen of
aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat
maximaal mag worden bebouwd.
bed & breakfast:
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan
steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele
nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast
wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten
van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de
uitoefening vaneen bedrijf.
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de exploitatie
van een bedrijf.
bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een
zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk
recreatief gebruik plaatsvindt.
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw
of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een
persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het
terrein, noodzakelijk is.
bestaand:
- t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals
legaal aanwezig op zoals aanwezig op
het tijdstip van de inwerkingtreding van
het bestemmingsplan, dan wel die mag worden
gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.
- t.a.v. gebruik: het gebruik van gronden
en opstallen, zoals legaal aanwezig op zoals aanwezig op het tijdstip van de
inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
gebouw dat door zijn ligging,
constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, onderscheid
wordt gemaakt in aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen.
bos:
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig
handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling
van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de
functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen
waterhuishouding) en recreatie.
boerderij(gebouw):
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen
(voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geďntegreerde eenheid
(bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden
zijn) vormen.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond,
waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang
van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met
de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en
educatie, waarbij
overnachting niet is toegestaan;
huifkarren worden hier mede onder begrepen.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of
leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik
of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit.
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van
diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord
wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures,
wasserettes, makelaarskantoren, zwemmen en natuurobservatie.
erftoegangsweg:
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het
meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en
gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder
gescheiden fietspaden.
extensieve dag- en verblijfsrecreatieve
voorzieningen:
dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het
agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk
gebied.
extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht
op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën,
survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
groepsaccommodatie/logeergebouw:
een gebouw bestemd voor
verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat door zijn
ligging, constructie en/of afmetingen bestemming als belangrijkste bouwwerk op
het bouwperceel valt aan te merken.
horeca:
activiteiten die zijn gericht op het
verstrekken van nachtverblijf, logies, ter plaatse te nuttigen etenswaren en
dranken en/of zaalverhuur in verband daarmee, uitgezonderd een discotheek, bar,
nachtclub of dancing.
houtproductie:
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop
afgestemd
duurzaam beheer
van bos.
inpandige statische opslag:
het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing
behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd
zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een
elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.
kampeerboerderij:
het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in
gebouwen deel
uitmakend
van een agrarische bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf.
kampeermiddel:
tent,
tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander
voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk
zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een
omgevingsvergunning voor het bouwen voor vereist is; een en ander voor zover
deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of
opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief
nachtverblijf.
kampeerplaats:
standplaats
voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen.
kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die
inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het
plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief
verblijf.
kantoor:
het
bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van
derden.
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel
van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beďnvloeding
van de levende en niet-levende natuur.
manege:
een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten
een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan
niet mogelijkheden
biedt voor het verblijf en de
verzorging van paarden.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke,
psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch
verband.
minicamping:
een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch
bedrijf of een burgerwoning.
natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen,
zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
niet-publieksgerichte aan huis verbonden
beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek
publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende
bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar
woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling
heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere
dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een
ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.
overkapping/carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie
zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt
aangemerkt als een gebouw.
paardenhouderij:
een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij
voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen,
africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte
nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard;
hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende
activiteiten niet toegestaan.
pension:
een
bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als
nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende
gasten.
pensionstalling:
het
stallen van paarden van derden.
perceelsgrens:
de grens van het bouwperceel.
publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de
activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en
uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende
woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen,
met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
recreatief medegebruik:
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met
een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan
de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in
een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht,
of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder
seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen
een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
streekgebonden producten:
producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd
en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens
een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt
geproduceerd.
theetuin:
kleinschalige inrichting voor het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse
te nuttigen dranken en versnaperingen.
trekkershutten:
een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd
voor verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds
wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërs of autogebruikers, waarbij
verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn.
verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief
nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw,
pension, bed & breakfast, kampeermiddel of
trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf
elders hebben.
verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare
en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte, gemeten op
vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt.
voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd
wordt, op een
afstand van de weg die:
-
gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as
van de weg op het betreffende bouwperceel;
- gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het
betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels
voorgeschreven afstand.
watergang:
een voor de
oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang.
water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die het waterhoudingsbelang
dienen, zoals al het oppervlaktewater zo-als sloten,
greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als
deze incidentele of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig
zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltra-tie en waterkwaliteit. Hierbij kan
gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoor-zieningen,
gemalen, inlaten etc.
winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk
bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel.
woning:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een
(gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of
meer personen.
wooneenheid:
een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting
bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
woonboerderij:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen
(voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geďntegreerde eenheid
(bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar
verbonden zijn) vormen.
Bij toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel
voorkomende bouwwerk.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte
van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de
bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de
begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)
en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
afstand tot de bestemmingsgrens:
de kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de
bestemmingsgrens.
afstand tussen gebouwen:
de kortste afstand van de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens.
breedte van bouwpercelen:
de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrenzen.
peil:
a
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan
de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het
perceel;
b
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte
maaiveld;
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons
en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet
meer dan
Artikel 3 Agrarisch met waarden – landschap
De voor ‘Agrarisch met waarden - landschap' aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
agrarische
doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende
voorzieningen;
b
behoud,
herstel en ontwikkeling van natuur en landschap binnen de gehele regionale
eenheid, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met
waarden – regionale natuur- en landschapseenheid';
c
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
d
extensief
recreatief medegebruik;
e
nutsvoorzieningen;
f
erfbeplanting.
3.1.2 Nadere detaillering
van de bestemming
In het onderstaande is een nadere
detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
a
landschappelijke
waarden: Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van
landschappelijke waarden. Dit houdt in dat de binnen het gebied voorkomende
akkercomplexen, steilranden en landschapselementen
dienen te worden gehandhaafd. Ook mogen de openheid en/of het reliëf van de
open en bolle akkers niet onevenredig worden aangetast. Ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - regionale natuur- en
landschapseenheid' is het beleid gericht op ontwikkeling van natuur en
landschap binnen de gehele regionale eenheid.
b
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen: De gronden binnen een strook van
c
extensief
recreatief medegebruik: Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag
worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter
ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve
voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken,
picknicktafels, bewegwijzering en dergelijke
Op of in deze
gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
b
Ten behoeve van extensief recreatief medegebruik is
voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan
zoals banken, picknicktafels en dergelijke met een maximale bouwhoogte van
c
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
3.3 Afwijken van de
bouwregels
Onder strijdig gebruik wordt onder
in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
a
ten behoeve
van het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens
voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
b
buitenopslag
ten behoeve van nevenactiviteiten.
3.5 Afwijken van de
gebruiksregels
3.5.1 Afwijken
evenement
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1.1 teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor
langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te
worden voldaan:
a
Er dienen
voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn.
b
De aan te
brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn, dit betekent dat het houden van
een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen.
c
De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de
feitelijke ontsluitingssituatie.
d
Er mag geen
onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het gebied aanwezige waarden.
3.6 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit
te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
b
het
aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan
c
het vellen of
rooien van houtgewas;
d
het scheuren
van grasland;
e
het
aanbrengen van lage en hoge (voor zover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen.
De omgevingsvergunningplicht is niet
van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale
onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen, dan wel van ondergeschikte
betekenis zijn;
b
reeds in
uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde
waarden.
Ten behoeve van de belangenafweging
zijn de volgende toetsingscriteria weergegeven:
a
ten aanzien
van de activiteiten als bedoeld in 3.6.1 sub a: het aanbrengen van de leidingen mag niet
leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen en er mag geen
onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en waarden;
b
ten aanzien
van de activiteiten als bedoeld in 3.6.1 sub b: het aanbrengen van verhardingen dient
noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het
recreatief medegebruik en er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van
de landschappelijke waarden;
c
ten aanzien
van de activiteiten als bedoeld in 3.6.1 sub c: er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden
van de landschappelijke waarden;
d
ten aanzien
van de activiteiten als bedoeld in 3.6.1 sub d: de activiteiten zijn noodzakelijk voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch
bedrijf; rekening moet worden gehouden met de landschappelijke waarden als
omschreven in 3.1.
3.7.1 Wijziging naar Bos
en/of Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen
gronden wijzigen in de bestemming Bos en/of Natuur ,
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige
medewerking van de landeigenaren.
b
De inrichting
dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen
onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling.
c
De bestaande
cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.
d
De wijziging
mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de
omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving.
e
Het woon- en
leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in
ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet
onevenredig mogen worden beperkt.
f
Uit een
onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor
de nieuwe functie.
g
Advies dient
te worden ingewonnen bij het waterschap.
h
Het nieuwe
bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.
De voor 'Natuur' aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
behoud,
herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte)
natuurparels;
b
behoud,
herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
c
behoud,
herstel en ontwikkeling van het bos en bosschages ter plaatse van de aanduiding
'bos';
d
het als
zodanig instandhouden van de beboste en niet-beboste
gedeelten;
e
behoud en
bescherming van aardkundige waarden;
f
behoud,
herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
g
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
h
extensief
recreatief medegebruik;
i
agrarisch
gebruik gericht op natuurbeheer;
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals (on)verharde paden.
4.1.2 Nadere
detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering
opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:
a
bescherming
van waarden: Binnen de bestemming Natuur is het beleid gericht op het
beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden.
b
landschapselementen:
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen.
c
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen: De gronden binnen een strook van
d
extensief
recreatief medegebruik: Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag
worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter
ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve
voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken,
picknicktafels, bewegwijzering en dergelijke
a
Gebouwen zijn
niet toegestaan.
4.2.2 Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan
wel schuilvoorzieningen mag niet meer bedragen dan
b
De
oppervlakte van schuilvoorzieningen mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Onder strijdig gebruik wordt onder
in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
a
voor het
opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor
zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de
grond;
b
voor
lawaaisporten;
c
voor
verblijfsrecreatie.
4.4 Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Werken
en werkzaamheden
a
Het is verboden
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1 het verwijderen van houtopstanden;
1 het diepploegen en diepwoelen
van de bodem;
2 het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
3 het aanbrengen van ondergrondse leidingen.
b
In afwijking
van het bepaalde onder a is het, ter plaatse van de aanduiding 'bos' verboden
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1 het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een
doorgang;
2 het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige
verhardingen als doorgang.
De omgevingsvergunningplicht is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale
onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen, dan wel van ondergeschikte
betekenis zijn;
b
reeds in
uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel
en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
Ten behoeve van de belangenafweging zijn de
volgende toetsingscriteria weergegeven:
a
inzake de
activiteiten als bedoeld in lid 4.4.1 sub a onder 1: het verwijderen van houtopstanden
dient plaats te vinden in het kader van het bos- of natuurbeheer;
b
inzake de
activiteiten als bedoeld in lid 4.4.1 sub a onder 2: het diepploegen en diepwoelen dient plaats te vinden in het kader van het bos-
of natuurbeheer;
c
inzake de
activiteiten als bedoeld in lid 4.4.1 sub a onder 3: de oppervlakteverhardingen en halfverhardingen dienen noodzakelijk te zijn voor het
bosbeheer dan wel bos- of natuurverbetering dan wel ten behoeve van het
faciliteren van extensief recreatief medegebruik, waarbij verhardingen geen
onevenredige aantasting veroorzaken van de aanwezige natuurwaarden;
d
inzake de
activiteiten als bedoeld in lid 4.4.1 sub a onder 4: het aanbrengen van ondergrondse
leidingen mag geen blijvende aantasting veroorzaken van de aanwezige natuurwaarden;
e
inzake de
activiteiten als bedoeld in lid 4.4.1 sub b onder 2: het verwijderen van houtopstanden
dient plaats te vinden in het kader van het bos- of natuurbeheer;
f
inzake
de activiteiten als bedoeld in lid 4.4.1 sub b onder 2:
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang
dient noodzakelijk te zijn voor het voor het bosbeheer dan wel bos- of
natuurverbetering dan wel ten behoeve van het faciliteren van extensief
recreatief medegebruik, waarbij verhardingen geen onevenredige aantasting
veroorzaken van de aanwezige natuurwaarden.
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a een bedrijfswoning;
b niet- publieksgerichte beroeps- en/of
bedrijfsactiviteiten;
c recreatieve voorzieningen in de vorm van kleinschalig
logeren of bed & breakfast;
d groenvoorzieningen;
e
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder
waterberging;
f
detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch
gerelateerde producten;
g
ondergeschikte horeca;
h
activiteiten, zoals opgenomen in de ‘Tabel Recreatie’;
i
inpandige statische opslag;
j
extensief recreatief medegebruik;
k
evenementen in de vorm van medegebruik via voor publiek
bestemd vermaak (recreatie, (paarden)sport, kunst en/of cultuur) voor maximaal 7
(aaneengesloten) dagen, met dien verstande dat hiervan ontheffing kan worden
verleend als opgenomen in 5.3.4;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals
tuinen en erven.
5.1.2 Nadere
detaillering van de bestemmingen
In het onderstaande is een nadere detaillering
opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:
a aantal woningen: per bestemmingsvlak is maximaal één
woning toegestaan;
b gebruik van gronden en bouwwerken voor een minicamping is
uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 5.3.2;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen: De gronden
binnen een strook van
d extensief recreatief medegebruik: Het gehele gebied
gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van
het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan
in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering en
dergelijke
Op de voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden mag
uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen, binnen het bouwvlak, gelden de volgende bepalingen:
a Het bouwvlak mag verder
worden bebouwd met bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte van
b Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen
dan één.
c De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan
d De goothoogte van de woning mag niet meer bedragen
dan
e De bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen
dan
f De dakhelling van de kap van de woning mag niet
minder dan 0 graden bedragen en niet meer dan 60 graden.
g De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer
bedragen dan
h De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer
bedragen dan
i De dakhelling van de kap van bedrijfsgebouwen mag
niet minder dan 15 graden bedragen en niet meer dan 60 graden.
5.2.2 Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij woningen, binnen het bouwvlak, gelden
de volgende bepalingen:
a De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
d De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
woning mag niet meer bedragen dan
e De dakhelling van de bijgebouwen mag niet minder
bedragen dan 0 graden en niet meer bedragen dan 45 graden.
5.2.3 Herbouw
bestaande woningen
Voor het herbouwen van woningen gelden de volgende
bepalingen:
a De herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats
van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning.
b De voorgevel van de te herbouwen woning wordt
geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning.
c In geval van herbouw mogen uitsluitend vrijstaande
woningen worden gebouwd.
5.2.4 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van een carport c.q. overkapping mag
niet meer bedragen dan
b De oppervlakte van een carport c.q. overkapping
mag niet meer bedragen dan
c De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
niet meer bedragen dan
d De oppervlakte van paardenbakken mag niet meer
bedragen dan
e De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
5.3 Afwijken
van de bouwregels
5.3.1 Afwijken
herbouw woningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 5.2.3 onder b teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
a De nieuwe situering van de woning is
stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar.
b Er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling
omtrent de) sloop van de bestaande woning.
c De herbouw van gesplitste boerderij(woningen) is
niet toegestaan.
d Het landelijke karakter van het gebied wordt door
de herbouw niet onevenredig aangetast.
e De nieuwe situering van de woning leidt niet tot
extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven,
voortvloeiende uit milieuregelgeving.
f Er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder.
g Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke
inpassing.
h Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet
onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.3.2 Afwijken
paardenbak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.1 en toestaan dat een paardenbak wordt gerealiseerd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Het aanleggen van een paardenbak dient ten dienste te zijn van de verbrede plattelandsontwikkeling
en/of de sportbeoefening.
b De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
c De voorziening moet zorgvuldig landschappelijk
worden ingepast door de opstelling van een goed te keuren landschappelijk
inpassingsplan.
5.3.3 Afwijken
mini-camping
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.1 teneinde 1 minicamping en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a De oppervlakte van de mini-camping mag niet meer
bedragen dan
b Kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan binnen
het bouwvlak of op een afstand van maximaal
c Slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een
niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en
toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten.
d De bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag
max.
e Trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan binnen
het bouwvlak; indien dit redelijkerwijs niet mogelijk
blijkt zijn trekkershutten tot maximaal
f Er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per
minicamping toegestaan.
g Gebouwde voorzieningen ten behoeve van
kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend
toegestaan binnen het bouwvlak, met een maximale
gezamenlijke oppervlakte van
h De sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat
redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of
anders aansluitend aan de bestaande bebouwing.
i Ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een
inpandige oppervlakte van maximaal
j Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke
inpassing.
k Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet
onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
l De verkeersaantrekkende
werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke
ontsluitingssituatie.
m Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de
parkeerbehoefte.
n Het gebruik mag niet leiden tot extra
belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische
bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
o De omgevingsvergunning mag niet leiden tot een
onevenredige aantasting van de in lid 5.1 omschreven waarden.
5.3.4 Afwijken
evenement
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.1.1 teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor
langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te
worden voldaan:
a
Er dienen
voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn.
b
De aan te
brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn, dit betekent dat het houden van
een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen.
c
De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de
feitelijke ontsluitingssituatie.
d
Er mag geen
onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het gebied aanwezige waarden.
5.4 Specifieke
gebruiksregels
5.4.1 Strijdig
gebruik
Onder strijdig gebruik wordt onder in ieder geval
begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
a zoals het als zelfstandige woning en als
afhankelijke woonruimte gebruiken van vrijstaande bijgebouwen;
b ten behoeve van de uitoefening van een
publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
c ten behoeve van de uitoefening van
nevenactiviteiten.
5.4.2 Niet-publieksgericht
aan-huis verbonden beroep of bedrijf
In een woning mag ook een niet-publieksgerichte aan
huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als
ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen
van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen
dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een
maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de
normale afwikkeling van het verkeer.
c Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
d Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
e Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt
aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep.
f De activiteit dient milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
g De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
h De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend
in bedrijfscategorie 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van
inrichtingen of een daarmee qua milieuhinder en uitstraling vergelijkbare
activiteit.
5.4.3 Ondergeschikte
detailhandel
De verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van
ondergeschikte detailhandel in de vorm van detailhandel in streekgebonden
producten en agrarisch gerelateerde producten mag niet meer bedragen dan
5.4.4 Ondergeschikte
horeca en boerenterras
a De vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige
ondergeschikte horeca mag niet meer bedragen dan
b De oppervlakte ten behoeve van ondergeschikte
horeca in de vorm van een boerenterras mag niet meer bedragen dan
5.4.5 Bed
en breakfast
Ten behoeve van een bed and
breakfast zijn maximaal 5 kamers met elk maximaal 2
bedden toegestaan.
5.5 Afwijken
van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken
zorgverlenende activiteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 sub c teneinde nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlenende activiteiten op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a De nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen
het bouwvlak.
b De vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze
nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan
c De totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten
bij het recreatiebedrijf mag maximaal
d Ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een
inpandige oppervlakte van maximaal
e Het gebruik mag niet leiden tot extra
belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische
bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
f Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke
inpassing.
g Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet
onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
h De verkeersaantrekkende
werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie.
i Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de
parkeerbehoefte.
j De omgevingsvergunning mag niet leiden tot een
onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.5.2 Afwijken
mantelzorg
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in 5.4.1 sub a en toestaan dat een bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke
woonruimte mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een
oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist
overlegd;
b de afhankelijke woonruimte is uitsluitend
toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e
graad;
c de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen
de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan
d de afstand van het bijgebouw tot de woning
bedraagt niet meer dan
e er vindt geen belemmering plaats voor de
ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet
onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g indien sprake is van een geurgevoelig object wordt
er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan
wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
Tabel
Recreatie
Code |
Straatnaam |
Huisnummer |
Toegestaan gebruik |
Sr-1 |
Roten |
3 |
galerie: - ondergeschikte detailhandel - ondergeschikte horeca 30+ |
|
Roten |
3 |
Paardenstalling |
|
|
|
Gezamenlijke oppervlakte maximaal |
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen
De voor ‘Verkeer’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
erftoegangswegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer
- erftoegangsweg';
b
(on)verharde wegen en paden;
c
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met bijbehorende
voorzieningen zoals groenvoorzieningen, wildbegeleidende
en wildbeschermingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of
fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen en sloten.
6.1.2 Nadere
detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde
in 6.1.1:
a water en waterhuishoudkundige voorzieningen: De gronden binnen een strook
van
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan,
met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen. Voor het
bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende
bepalingen:
a
De oppervlakte mag niet meer dan
b
De bouwhoogte mag niet meer dan
6.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan
b
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer
bedragen dan
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen
De voor ‘Water’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
waterhuishoudkundige voorzieningen, waterafvoer en waterberging;
b
water met ecologische waarden, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van water – water met ecologische waarden’;
c
waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
d
beheer en onderhoud van de watergang;
e
beeldende kunstwerken;
f
vijvers;
één en ander met de bijbehorende
voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen en dergelijke.
7.1.2 Nadere
detaillering van de bestemming
In het onderstaande
is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:
a water met ecologische waarden: Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van water - water met ecologische waarden’ is de
hydrologische functie toegestaan, in combinatie met de volgende aanvullende
doeleinden:
1 behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke,
landschappelijke en ecologische waarden van de waterloop;
2 meandering van de beek;
3 waterhuishoudkundige voorzieningen, waterafvoer
en waterberging;
4 waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere
waterstaatswerken;
5
bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden,
beschoeiingen en dergelijke
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen
zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
7.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen
De voor ‘Wonen -
Landgoed’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen, al dan niet in combinatie met mantelzorg;
b niet- publieksgerichte beroeps- en/of
bedrijfsactiviteiten;
c groenvoorzieningen;
d
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals
tuinen en erven.
8.1.2 Nadere
detaillering van de bestemmingen
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde
in 8.1.1:
a
aantal
woningen: per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
b
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen: De gronden binnen een strook van
c
extensief recreatief
medegebruik: Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden
gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning
van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen
toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels,
bewegwijzering en dergelijke
8.2 Bouwregels
Op de voor ‘Wonen – Landgoed’
aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de
volgende regels:
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a
Het aantal
woningen mag niet meer bedragen dan 3.
b
Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan.
c
De inhoud per
woning mag niet meer bedragen dan
d
De goothoogte
van de woning mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte
van de woning mag niet meer bedragen dan
f
De dakhelling
van de kap mag niet minder dan 0 graden bedragen en niet meer dan 60 graden.
8.2.2 Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen
Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, buiten het bouwvlak,
gelden de volgende bepalingen:
a
De
gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
b
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
d
De afstand
van vrijstaande bijgebouwen tot de woning mag niet meer bedragen dan
e
De dakhelling
van de bijgebouwen mag niet minder bedragen dan 0 graden en niet meer bedragen
dan 45 graden.
8.2.3 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van een carport c.q. overkapping mag niet meer bedragen dan
b
De
oppervlakte van een carport c.q. overkapping mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d
In afwijking
van het bepaalde onder c mogen aan de waterkant bij de woningen geen erf- of
terreinafscheidingen worden geplaatst.
e
De
oppervlakte van paardenbakken mag niet meer bedragen dan
f
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
8.3 Specifieke
gebruiksregels
8.3.1 Strijdig
gebruik
Onder strijdig gebruik wordt onder
in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
a
ten behoeve
van de bewoning van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als
afhankelijke woonruimte;
b
ten behoeve van
de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan
huis.
8.3.2 Niet
publieksgericht aan-huis verbonden beroep of bedrijf
In een woning mag ook een
niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden
uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende
bepalingen van toepassing zijn:
a
De omvang van
de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van
b
Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met
elk maximaal 2 bedden.
c
Het gebruik
mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
d
Parkeren
dient op eigen terrein plaats te vinden.
e
Opslag vindt
uitsluitend inpandig plaats.
f
Detailhandel
mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis
verbonden beroep.
g
De activiteit
dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de
woonomgeving.
h
De activiteit
wordt uitgeoefend door de bewoner.
i
De activiteit
mag uitsluitend worden uitgeoefend in bedrijfscategorie 1 of 2 van de in de
bijlage opgenomen Staat van inrichtingen of een daarmee qua milieuhinder en
uitstraling vergelijkbare activiteit.
8.4 Afwijken
van de gebruiksregels
8.4.1 Afwijken
mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.3.1 sub a en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a
Een
dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe
wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd.
b
De
afhankelijke ruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt
verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad.
c
De
afhankelijke woonruimte wordt toegepast binnen de bestaande bijgebouwen,
waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan
d
De afstand
van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan
e
Er geen
belemmering plaatsvindt voor de ontwikkeling van nabijgelegen (agrarische)
bedrijven.
f
Het woon- en
leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent dat
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen
worden beperkt.
g
De
afhankelijke woonruimte binnen de regeling voor bijgebouwen wordt ingepast.
h
Indien sprake
is van een geurgevoelig object er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de
Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde
verordening.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 1
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en),
mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische
monumenten in de bodem. Bescherming vindt plaats in het kader van de
Monumentenwet 1988.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 4.1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 4.1
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle
verwachte archeologische informatie in de bodem.
10.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn
uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van
de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
a
het bouwplan
betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte
niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
b
gebouwen
maximaal
c
de bebouwde
oppervlakte niet meer bedraagt dan
d
bouwen, waarbij
geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan
10.3 Nadere
eisen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden,
indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten
aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden
zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
10.4 Afwijken
van de bouwregels
10.4.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
a
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de
uitvoering van een bouw- of aanlegplan) waarden in de bodem worden behouden
zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het
aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit
doel zijn gericht;
b
de
verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c
de
verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
10.4.2 Verplichting
rapportage of beleidsadvieskaart
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
10.4.3 Advies
archeologische deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist
over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 wint deze schriftelijk advies in bij een
archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een
omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden
gesteld.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Werken
en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit
te voeren of te laten uitvoeren:
a
het ophogen
van de bodem met meer dan
b
grondwerkzaamheden,
waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen
van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
c
bodem
verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande
funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
d
het verlagen
van het waterpeil;
e
het tot stand
brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
f
het uitvoeren
van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
g
het aanleggen
of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
h
het
aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
i
het aanleggen
van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
10.5.2 Uitzonderingen
Het onder 10.5.1 vervatte verbod geldt niet:
a
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van
b
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van
c
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal
d
indien de
werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van
onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen
binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
e
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht
worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is
verleend;
f
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende
omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 10.5.1.
10.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld
in 10.5.1 mag alleen worden verleend indien door de
uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden
aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder
geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
a
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de
uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden
zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het
aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit
doel zijn gericht;
b
de
verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c
de verplichting
de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
10.5.4 Advies
deskundige
Alvorens een besluit te nemen
omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies
in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van
de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan
de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Te
doen vervallen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
het bestemmingsplan te wijzigen teneinde deze dubbelbestemming geheel of
gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel
11 Waarde - Archeologie 6
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 6
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte
archeologische informatie in de bodem.
11.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn
uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van
de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
a
het bouwplan
betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte
niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
b
gebouwen
maximaal
c
de bebouwde
oppervlakte niet meer bedraagt dan
d
bouwen,
waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan
11.3 Nadere
eisen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden,
indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten
aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden
zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
11.4 Afwijken
van de bouwregels
11.4.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
a
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de
uitvoering van een bouw- of aanlegplan) waarden in de bodem worden behouden
zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het
aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit
doel zijn gericht;
b
de
verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c
de
verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
11.4.2 Verplichting
rapportage of beleidsadvieskaart
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
11.4.3 Advies
archeologische deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist
over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 wint deze schriftelijk advies in bij een
archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een
omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden
gesteld.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Werken
en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit
te voeren of te laten uitvoeren:
a
het ophogen
van de bodem met meer dan
a
grondwerkzaamheden,
waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen
van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b
bodem
verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen)
van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
c
het verlagen
van het waterpeil;
d
het tot stand
brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
e
het uitvoeren
van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
f
het aanleggen
of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
g
het
aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
h
het aanleggen
van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.5.2 Uitzonderingen
Het onder 11.5.1 vervatte verbod geldt niet:
a
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van
b
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van
c
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal
d
indien de
werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van
onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen
binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
e
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht
worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is
verleend;
f
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende
omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 11.5.1.
11.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld
in 11.5.1 mag alleen worden verleend indien door de
uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden
aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder
geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
a
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de
uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden
zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het
aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit
doel zijn gericht;
b
de
verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c
de verplichting
de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
11.5.4 Advies
deskundige
Alvorens een besluit te nemen
omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies
in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van
de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan
de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Te
doen vervallen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
het bestemmingsplan te wijzigen teneinde deze dubbelbestemming geheel of
gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel
12 Waarde - Landgoed
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Landgoed aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede
bestemd voor behoud, bescherming en beheer van de samenhang binnen het landgoed
als ruimtelijk-functionele eenheid (natuur, bos, landbouw, park, tuin,
recreatie en wonen), mede in relatie tot de in het inrichtingsplan vastgelegde
landschappelijke entiteit.
12.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn
uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van
de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
a
het bouwplan
betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte
niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
b
gebouwen
maximaal
c
de bebouwde
oppervlakte niet meer bedraagt dan
d
bouwen, waarbij
geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan
12.3 Nadere
eisen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden,
indien uit onderzoek is gebleken dat deze de ruimtelijk-functionele eenheid aan
zouden kunnen tasten. De nadere eisen zijn erop gericht dat de
ruimtelijk-functionele eenheid zoveel mogelijk wordt behouden.
12.4 Afwijken
van de bouwregels
12.4.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van ruimtelijk onderzoek is aangetoond, dat de ruimtelijk-functionele eenheid door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarde worden verbonden:
a
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de
uitvoering van een bouw- of aanlegplan) de ruimtelijk-functionele eenheid en de
ruimtelijke kwaliteit wordt behouden conform het opgestelde inrichtingsplan;
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Werken
en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit
te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
opsplitsen van het landgoed in meerdere separate onderdelen
b
het ophogen
van de bodem met meer dan
c
het aanleggen
of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
d
het aanleggen,
verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het
aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
e
het aanleggen
van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
12.5.2 Uitzonderingen
Het onder 12.5.1 vervatte verbod geldt niet:
a
indien de
werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van
onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen
binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
b
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht
worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is
verleend;
c
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende
omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 12.5.1.
12.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld
in 12.5.1 mag alleen worden verleend indien door de
uitvoering de aanwezige ruimtelijk-functionele eenheid niet onevenredig (kan)
worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning
in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
a
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de
uitvoering van een bouw- of aanlegplan) de ruimtelijk-functionele eenheid wordt
behouden.
12.5.4 Advies
deskundige
Alvorens een besluit te nemen
omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies
in van een ter zake deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de
omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
ruimtelijk-functionele eenheid van het landgoed, en welke voorwaarden dienen te
worden gesteld.
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking
is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog
kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van de regels
ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van
gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers,
lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet
meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale
projectie van het schuine dakvlak;
2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal
de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
De voorschriften van de
Bouwverordening, ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven
overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten
toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a
de
richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige
bepalingen;
b
de
bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c
het bouwen
bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
d
de
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
e
de ruimte
tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotregels
16.1 Overgangsrecht
bouwwerken
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht
gebruik
a
Het gebruik
van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b
Het is
verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
c
Indien het
gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d
Het bepaalde
onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald
als: ‘Regels van het bestemmingsplan Landgoed de Panberg’.
Rosmalen, 8 oktober 2012