Regels

Inhoudsopgave

 

1.                     INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1            Begripsbepalingen

Artikel 2            Wijze van meten

 

2.                     BESTEMMINGSREGELS

 

Bestemmingen

Artikel 3            Maatschappelijk

Artikel 4            Natuur

 

3.                     ALGEMENE REGELS

 

Artikel 5            Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 6            Algemene gebruiksregels

Artikel 7            Algemene aanduidingsregels

Artikel 8            Algemene afwijkingsregels

 

4.                     OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 9            Overgangsrecht

Artikel 10          Slotregel

 

 

         


1.      INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 – Begripsbepalingen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

 

 

1.

Plan:

het bestemmingsplan De Rijtse vennen, 1e herziening (Het Rijtven) van de gemeente Deurne;

 

 

 

2.

Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0762.BP201105-C001.gml met de bijbehorende regels.

 

 

 

3.

Bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlakte, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voorzover dat ligt binnen de bestemming of een in de regels nader aangeduid gedeelte van de bestemming;

 

 

 

4.

Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

 

 

 


5.

Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

 

 

6.

Bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

 

 

7.

Bijzondere

woonvormen:

woongebouw met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van meerdere huishoudens;

 

 

 

8.

Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

 

 

9.

Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

 

 

10.

Bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg op gelijk hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kap;

 

 

 

11.

Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

 

 

12.

Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

 

 

13.

Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

 

 

14.

Dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

 

 

15.

Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;


 

 

 

16.

GSM-installatie:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende zijsprieten, schoteltjes, panelen en technische installatie(s);

 

 

 

17.

GSM-mast:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop/waarbij een (of meer) GSM-installatie(s) kan (kunnen) worden geplaatst;

 

 

 

18.

Hoofdgebouw:

een gebouw, dat gelet op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijk gebouw valt aan te merken;

 

 

 

19.

Maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

 

 

 

20.

Mantelzorg:

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

 

 

 

21.

Nok:

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkander snijden;

 

 

 

22.

Operator/provider:

aanbieder van een mobiel netwerk;

 

 

 


23.

Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

 

 

24.

Roaming:

het gebruik maken van (delen van het) het mobiele netwerk van een andere operator/provider;

 

 

 

25.

Seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, erotische massage salon, een seksbio­scoop, seksautomatenhal, een parenclub of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

 

 

26.

Site sharing:

het gezamenlijk door twee of meer operators/providers gebruik maken van een GSM-mast;

 

 

 

27.

Verblijfsruimte:

een ruimte binnen een woning waarin één of meerdere personen normaliter gedurende een langere tijd ver­blijft, zoals een woonkamer of slaapkamer;

 

 

 

28.

Woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 

 

 

29.

Woonservicezone:

een wijk waarbinnen zorgwoningen, welzijnsactiviteiten en zorgactiviteiten worden geclusterd ten behoeve van ouderen, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten en

(ex-)psychiatrische patiënten.

 


Artikel 2 - Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

 

a.        

afstand

 

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is;

 

 

b.        

het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een bestemmingsvlak:

 

de oppervlakte van alle op bouwperceel/bestemmingsvlak gelegen bouwwerken tezamen;

 

 

c.        

de breedte van een bouwwerk:

 

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren;

 

 

d.        

de dakhelling:

 

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

 

e.        

de goothoogte van een bouwwerk:

 

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

 

f.          

de inhoud van een bouwwerk:

 

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

 

g.        

de bouwhoogte van een bouwwerk:

 

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

 

h.        

de oppervlakte van een bouwwerk:

 

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

 

i.          

de horizontale diepte van een bouwwerk:

 

vanaf de voorgevel tot en met de achtergevel van het bouwwerk;

 

 

j.          

de verticale diepte van een bouwwerk:

 

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk;

 

 

k.

het peil:

 

a.   voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte 

      van die weg;

b.   in alle andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde    

hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

 


 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt.


2.      BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 – Maatschappelijk

 

Bestemmings-

omschrijving

3.1.

De op de verbeelding voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.

een zorginstelling in de vorm van ondersteund wonen met de bijbehorende zorgfuncties;

 

b.

groenvoorzieningen;

 

c.

recreatievoorzieningen;

 

d.

parkeervoorzieningen;

 

e.

(gebouwen voor) openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

 

f.

verhardingen, paden, ontsluitingswegen en bruggen;

 

 

g.

h.

bijgebouwen;

bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

 

 

Bouwregels

3.2.1.

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen

dan op de verbeelding wordt aangeduid. Gebouwen mogen worden afgedekt met een kap met een maximale dakhelling van 60˚;

 

b.

het maximale bebouwingspercentage mag niet wordt overschreden.

 

 

 

Bouwwerken,

geen gebouwen

3.2.2.

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

 

a.

de hoogte van speeltoestellen, kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan 12 meter bedragen;

 

b.

de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

 

 

 

Nadere eisen

3.3.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:

 

a.

de situering en de afmeting van de in lid 3.2.1 en 3.2.2. genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.


Artikel 4 – Natuur

 

Bestemmings-

omschrijving

4.1.

De op de verbeelding voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.

voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van

natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden;

 

b.

groenvoorzieningen;

 

c.

water;

 

d.

ter plaatse van de aanduiding ‘toegevoegde ehs’: tevens

voor de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en de

landschappelijke waarden zoals genoemd in bijlage 1:

Compensatieplan;

 

 

 

Bouwregels

4.2.2.

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

 

a.

binnen de bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan;

 

 

 

Omgevingsvergunning aanleg werken

4.3

Ter plaatse van de aanduiding ‘toegevoegde ehs’ geldt het volgende:

 

a.

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

a.       het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;

b.       het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

c.       het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

d.       het aanbrengen en vellen of rooien van diepwortelende beplanting en/of bomen;

e.       het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;

 

 

 

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen, pleegt het bevoegd gezag overleg met Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

 

b.

Het in sub a vervatte verbod geldt niet:

a.        het normale onderhoud;

b.        voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn

 

 


3.      ALGEMENE REGELS

1.1             Artikel 5 – Anti-Dubbeltelbepaling

 

 

5.1.

Grond die eenmaal in aanmerking is

genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 


Artikel 6 – Algemene gebruiksregels

 

 

6.1.

Het is verboden de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

 

 

 

 

6.2

Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 6.1. wordt ten minste verstaan het gebruik:

 

a.

voor de opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

 

b.

voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte gebruik van de grond;

 

c.

van of laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor prostitutie of een seksinrichting.

 

 

 

 

 


Artikel 7 - Algemene aanduidingsregels

 

 

7.1.

Bouwen ten dienste van de bestemming ‘Maatschappelijk’ op gronden met de aanduiding ‘verwijderde ehs’ is slechts toegestaan indien het verlies aan landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden gecompenseerd wordt op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘toegevoegde ehs’ zoals vastgelegd in Compensatieplan Het Rijtven Deurne.


Artikel 8 - Algemene afwijkingsregels

 

 

8.1.

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende regels van het plan voor:

 

a.

andere dan de voorgeschreven minimum- en maximummaten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

 

b.

het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwpercelen, voorzover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;

 

c.

voor het gebruik van gronden en opstallen, behoudens gronden en opstallen welke zich binnen de EHS/GHS van de provincie Noord-Brabant bevinden, voor GSM-installaties en GSM-masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht dienen te worden genomen:

 

 

1.   inpassing in het landschap; bij de plaatsing van de GSM-installatie en –masten moet zoveel mogelijk het beginsel van site-sharing en het beginsel van roaming worden gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering, technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd.

 

 

2.   inpassing in stedenbouwkundig opzicht; GSM-installaties en –masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast.

 

 

3.   De hoogte van GSM-installaties mag niet meer dan 5 meter bedragen, de hoogte van GSM-masten mag niet meer dan 40 meter bedragen;


4.      Overgangs- en Slotregels

 

Artikel 9 – Overgangsrecht

 

Bouwwerken

9.1.

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

9.2.

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met niet meer dan 10%.

 

9.3.

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

 

Gebruik

9.4.

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

9.5.

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld in 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

 

9.6.

Indien het gebruik, bedoeld onder 9.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

 

9.7.

Het in 9.4 bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 10 – Slotregel

 

 

 

Deze regels worden aangehaald als:

'Reregels bestemmingsplan De Rijtse vennen, 1e herziening (Het Rijtven) ’.