Regels, behorende bij het bestemmingsplan "Sportpark Kranenmortel" van de gemeente Deurne
Opdrachtgever:
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne
.
Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v. Barendrecht Januari 2011 |
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Sport
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 5 Algemene afwijkingssregels
Artikel 6 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 7 Overgangsrecht
Artikel 8 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
a. Plan
Het bestemmingsplan Sportpark Kranenmortel van de gemeente Deurne.
b. Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0762.BP201009-C001
c. Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
d. Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
e. Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
f. Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
g. Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
h. Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
i. Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
j. Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
k. Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
l. Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
m. Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
n. Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
o.
LaOla-veld
Een klein voetbalveld (ca. 15 x 30 meter) waarover netten gespannen zijn en
waarom boarding is geplaatst, waardoor de bal altijd in het spel blijft, als
bij zaalvoetbal.
p. Peil
1. Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: het aansluitend terrein, ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld.
q. Straatmeubilair
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloembakken, speeltoestellen, straatverlichting of bewegwijzering; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b. De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c. De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d. De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e. De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
f. Afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
Het dichtst bijgelegen punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Sport
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sportvoorzieningen, met uitzondering van voorzieningen voor gemotoriseerde sport;
b. binnensport;
c. kantines en clubgebouwen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeer- en verkeersvoorzieningen;
f. laola-veld, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – wonen”;
g. veldsporten;
h. zaalsporten.
Bouwregels
2. Op de voor Sport bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. bebouwing is toegestaan tot ten hoogste het op de plankaart aangeduide maximale bebouwingspercentage;
b. bebouwing is eveneens toegestaan binnen de aangeduide bouwvlakken;
c. ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – wonen” uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen worden gebouwd;
d. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 7 m
uitgezonderd een sporthal ten behoeve van binnensport waarvan de goothoogte niet meer mag bedragen dan 9 m
e. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 11 m
f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 4 m
uitgezonderd:
- lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 18 m
- ballenvangers waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 7 m
g. ondergronds bouwen alleen is toegestaan onder gebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen en de verticale diepte ten hoogste mag bedragen 4 m
h. de bruto vloeroppervlakte van de sporthal niet meer mag bedragen dan 1200m2
i. ter plaatse van de aanduiding “ontsluiting” de gronden uitsluitend zijn bestemd voor de ontsluiting van de woonkavel en de parkeervoorzieningen;
j. een veld, geheel omringd door hekken cq. ballenvangers, binnen de bestemming toegestaan is, met uitzondering van de gronden met de aanduiding “vrijwaringszone – wonen”, en met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 10 m
k. ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein” geen gebouwen opgericht mogen worden;
l. de afstand van bouwwerken tot een perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m
3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 3.2 sub l voor het verkleinen van de minimale afstand van bouwwerken tot een perceelsgrens.
Voorwaarden
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3 wordt alleen toegepast indien er middels een onderzoek aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonkwaliteit van omliggende woningen.
4 Specifieke gebruiksregels
a. Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ mogen de gronden uitsluitend voor parkeren worden gebruikt
b. In geval van nieuwbouw en/of uitbreiding van bebouwing dient door middel van een parkeeronderzoek te worden aangetoond dat aan de gemeentelijke parkeernormering wordt voldaan.
Hoofdstuk 3 ALGEMENE regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene afwijkingsregels
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor een optimale verkaveling c.q. optimaal gebruik omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van de in de regels gestelde eisen, tot een maximale afwijking van de gestelde eisen van 10%, mits de bestemmingsgrenzen niet worden overschreden en dit percentage niet wordt overschreden door eerder verleende ontheffingen.
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
Artikel 6 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk wordt geacht en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt vergroot of verkleind.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4. Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Sportpark Kranenmortel van de gemeente Deurne.