Plan: Zandberg
Idn: NL.IMRO.0758.BP2012008001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Zandberg.

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de planregels;

  2. bestaande bedrijven;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' tevens een atelier;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' tevens nutsvoorzieningen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is uitsluitend opslag toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is wonen op de verdieping toegestaan;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. parkeren;

  3. verkeer;

  4. water.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen; in dat geval mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.

 

3.2.2 Gebouwen

  1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' danwel ‘maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen; in dat geval mogen goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

  1. Artikel 17.2 is overeenkomstig van toepassing.

  2. Een bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³.

 

3.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. Per bedrijfswoning zijn zowel vrijstaande als aangebouwde bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m².

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd.

  3. De onder b genoemde bouwwerken mogen, met inachtneming van het bepaalde onder a., tegen de bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een minimale afstand van 1 meter van deze grens.

  4. De goothoogte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter.

  5. De bouwhoogte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter.

 

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde artikel 3.2.2, onder d, ten behoeve van het bouwen op één zijdelingse bouwperceelgrens in verband met het koppelen van twee bedrijfsgebouwen met dien verstande dat:

  1. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;

  2. dit vanuit een oogpunt van de brandveiligheid aanvaardbaar is;

  3. het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 30.1 ten aanzien van parkeren.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.1, onder a, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet vermeld staat in bijlage 1 bij deze regels of dat een bedrijf met een hogere milieucategorie dan toegestaan in bijlage 1 wordt gevestigd maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de maximaal toegestane milieucategorie; met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  5. risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

  1. artikel 25 voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

  2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

  3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

  5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.

 

 

Artikel 4 Cultuur en ontspanning

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een kinderboerderij;

  2. speelvoorzieningen;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. ondergeschikte horeca;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 5%.

 

4.2.2 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

  4. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.

 

 

Artikel 5 Detailhandel

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn voor wat betreft de begane grond bestemd voor:

  1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  2. ondergeschikte horeca;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is wonen op de verdieping toegestaan, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen; in dat geval mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.

 

5.2.2 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' dan wel ‘maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen; in dat geval mogen goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter.

  2. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

 

 

Artikel 6 Dienstverlening

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is wonen op de verdieping toegestaan, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens een kantoor;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen; in dat geval mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.

 

6.2.2 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen; in dat geval mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.

  4. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' dan wel ‘maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen; in dat geval mogen goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen.

  2. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 7 Gemengd-1

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 7' tevens horeca van categorie 7;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens een kantoor;

 

wat betreft de begane grond:

  1. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de planregels;

  2. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  3. dienstverlening;

  4. (para)medische voorzieningen;

  5. horeca van categorie 1;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' tevens horeca van categorie 1 tot en met 2;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 4' tevens horeca van categorie 1 tot en met 4;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 6' tevens horeca van categorie 6;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf', tevens een kinderdagverblijf;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'museum' tevens een museum;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – speelautomatenhal' tevens een speelautomatenhal;

  12. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' is op de begane grond een supermarkt toegestaan;

 

wat betreft de verdiepingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – snookercentrum' tevens een snookercentrum op de verdieping;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 80%, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) is opgenomen, in dat geval mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.

 

7.2.2 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' dan wel ‘maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen; in dat geval mogen goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

  4. Voor zover de gronden gebruikt worden voor wonen, is het gestelde in artikel 17 van overeenkomstige toepassing.

  5. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', is een onderdoorgang toegestaan.

  6. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – luifel' is een luifel buiten het bouwvlak toegestaan.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van hoofdgebouw of het verlengde maximaal 1 meter mag bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 7.1, onder d, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet vermeld staat in bijlage 1 bij deze regels of dat een bedrijf met een hogere milieucategorie dan toegestaan in bijlage 1 wordt gevestigd maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de maximaal toegestane milieucategorie; met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  5. risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

  1. artikel 25 voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;

  2. het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;

  3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

  4. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn;

  1. artikel 25 voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

  2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

  3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

  5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.

 

Artikel 8 Gemengd-2

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn voor wat betreft bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de planregels;

  3. dienstverlening;

  4. kantoor;

  5. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is wonen niet toegestaan;

 

met daarbij behorend(e):

  1. nutsvoorzieningen;

  2. parkeren;

  3. verkeer.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) is opgenomen, in dat geval mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.

 

8.2.2 Gebouwen

  1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is opgenomen; in dat geval mogen goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

8.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1, onder b, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet vermeld staat in bijlage 1 bij deze regels of dat een bedrijf met een hogere milieucategorie dan toegestaan in bijlage 1 wordt gevestigd maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de maximaal toegestane milieucategorie; met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  5. risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

 

 

Artikel 9 Groen

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen, bermen, bomen, beplanting;

  2. water;

  3. geluidbeperkende voorzieningen;

  4. parken en plantsoenen;

  5. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een parkeergarage;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'bijzonder vorm van detailhandel - standplaats' tevens voor een standplaats;

 

met daaraan ondergeschikt(e):

  1. nutsvoorzieningen;

  2. verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.

  2. De hoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 8 meter bedragen.

  3. De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag maximaal 12 meter bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 10 Horeca

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' bestemd voor horeca van categorie 1 en 2;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 4' bestemd voor horeca van categorie 1 tot en met 4;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 6' bestemd voor horeca van categorie 6;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is wonen op de verdieping toegestaan, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen; in dat geval mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.

 

10.2.2 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ bouwvlak’ worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' dan wel ‘maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen; in dat geval mogen goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen, met uitzondering van hoekpercelen waar de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;

  2. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

Artikel 11 Kantoor

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' zijn op de begane grond tevens bedrijven van de milieucategorie 1 en 2 toegestaan, die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de planregels;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' tevens voor een kookstudio;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn maatschappelijke voorziening toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – maatschappelijke dienstverlening' tevens maatschappelijke dienstverlening;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – sociëteit' tevens een sociëteit;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is wonen toegestaan, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer

  5. water.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen; in dat geval mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.

 

11.2.2 Gebouwen

  1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' dan wel ‘maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen; in dat geval mogen goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

  4. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', mag in afwijking van lid b, het aantal woningen worden gewijzigd tot het maximum aantal dat is aangegeven op de verbeelding.

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen, met uitzondering van hoekpercelen waar de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd.

  2. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 12 Maatschappelijk

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor een kantoor;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een parkeergarage;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' is tevens kamerverhuur toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is wonen op de verdieping toegestaan, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  4. parkeren;

  5. verkeer.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen; in dat geval mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.

 

12.2.2 Gebouwen

  1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' dan wel ‘maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen; in dat geval mogen goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

 

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van hoofdgebouw of het verlengde maximaal 1 meter mag bedragen.

  2. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

  4. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.

 

 

Artikel 13 Natuur

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische en landschappelijke waarden;

  2. waterhuishouding, waterberging, waterlopen;

  3. extensief recreatief medegebruik;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groen;

  2. verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1,50 meter bedragen.

 

 

Artikel 14 Sport

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport;

  2. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van buitenschoolse opvang;

  3. kleedruimten en sanitaire voorzieningen;

  4. ondergeschikte detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m²;

  5. ondergeschikte horeca van categorie 4 en/of 6 met een bedrijfsvloeroppervlakte van in het totaal maximaal 150 m²;

 

met daarbij behorend(e):

  1. parkeren;

  2. speelvoorzieningen;

  3. groen;

  4. water;

  5. wegen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

 

14.2.2 Gebouwen

  1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd.

  2. De maximale bouwhoogte mag 5 meter bedragen.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen bouwwerken van ondergeschikte aard, zoals een dug-out, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een oppervlakte van 6 m² per bouwwerk en met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

 

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 20 meter bedragen.

  2. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening mag maximaal 12 meter bedragen.

  4. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 15 Verkeer

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. geluidbeperkende voorzieningen;

  3. bruggen, tunnels, viaducten en kunstwerken;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' tevens voor een ecologische verbindingszone;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘garage' tevens garageboxen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'markt' tevens voor een weekmarkt;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een parkeergarage;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'bijzonder vorm van detailhandel - standplaats' tevens voor een standplaats;

  9. parkeren;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  3. water.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verkeer, zoals bruggen, garageboxen, kunstwerken, tunnels en viaducten.

 

15.2.2 Gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'garage' geldt dat de maximale bouwhoogte 3 meter en de maximale oppervlakte 20 m² per garagebox mag bedragen.

 

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.

  2. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  3. De hoogte van kunstobjecten mag maximaal 8 meter bedragen.

  4. De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag maximaal 12 meter bedragen.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 16 Water

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. doeleinden ten dienste van de waterhuishouding in brede zin;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' tevens voor een ecologische verbindingszone;

  3. aquaducten, bruggen, duikers, kunstwerken en steigers;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groen;

  2. langzaamverkeerroutes.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals waterkeringen, duikers, tunnels, steigers, aquaducten en bruggen.

 

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

  2. het aanplanten of verwijderen van bomen en/of houtgewassen alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen;

  3. het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen, alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en ruigten;

  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;

  5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik;

  6. het aanbrengen van drainage;

  7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  1. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  1. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.

 

 

Artikel 17 Wonen

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de planregels;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' tevens een poppentheater op de begane grond;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' op de begane grond tevens detailhandel;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens een fysiotherapiepraktijk;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage' tevens parkeergarages;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' is tevens kamerverhuur toegestaan;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van kantoor-1' tevens een kantoor in de kelder;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van kantoor-2' tevens een kantoor op de begane grond;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

  1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen gebouwen worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ zijn gestapelde woningen toegestaan.

  4. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', mag in afwijking van lid b, het aantal woningen worden gewijzigd tot het maximum aantal dat is aangegeven op de verbeelding.

  5. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geringe bouwwerken, zoals liften, entreepartijen, trapportalen en trappenhuizen, buiten het bouwvlak gesitueerd worden tot een maximum van 30 m² en balkons tot een maximum van 10 m² per balkon, mits de stedenbouwkundige hoofdopzet niet wordt gewijzigd en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

  6. Het bebouwingspercentage voor de verschillende woningtypen mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel, tenzij een ander bebouwingspercentage is aangeduid:

 

vrijstaande woningen

40%, met een maximum van 400 m²

twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen

50%, met een maximum van 200 m²

aaneengebouwde woningen

60%

gestapelde woningen

100%

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', is een onderdoorgang toegestaan.

 

17.2.2 Hoofdgebouwen

  1. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' dan wel ‘maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen; in dat geval mogen goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

  2. Bij een woning met een platdak mag de bouwhoogte 11 meter bedragen, mits de bovenste bouwlaag ten opzichte van de voorgevel tenminste 2 meter terug ligt.

  3. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 3 meter bij twee-aaneenwoningen, geschakelde en vrijstaande woningen, met dien verstande dat deze afstand -met uitzondering van de vrijstaande woningen- slechts aan één zijde in acht dient te worden genomen.

  4. Het hoofdgebouw mag worden uitgebreid met maximaal 4 meter tot een diepte van maximaal
    12 meter, met dien verstande dat:

  1. voor vrijstaande woningen een diepte van maximaal 15 meter is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geen maximale bouwdiepte geldt.

 

17.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. Aan- en uitbouwen dienen 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. carports en overkappingen, die achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd,

  2. geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter.

  1. Aan- en uitbouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens.

  2. De goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 3 en 5 meter bedragen.

  3. In afwijking van onderdeel c, mag een zijdelings aangebouwde aan- en/of uitbouw worden uitgebreid met ten hoogste 1 bouwlaag, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt onder het dakvlak van het hoofdgebouw en tenminste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.

  4. Vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 60 m².

 

17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. Carports en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd.

  2. De hoogte van carports en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c. mag op hoekpercelen de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

  1. In aanvulling op artikel 25 wordt onder strijdig gebruik met deze bestemming in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of woonruimte;

  2. het gebruik van een woning voor kamerverhuur.

  1. Indien bouwplannen voorzien in de realisatie van een geluidsgevoelige object mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder voorgeschreven voorkeursgrenswaarde.

  2. In afwijking van het tweede lid, mag in geval het bevoegd gezag een hogere waarde heeft vastgesteld, deze maximaal toelaatbare geluidbelasting uit dit besluit aangehouden worden.

 

17.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 17.2.1, onder a voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak op hoekpercelen, met dien verstande dat:

  1. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;

  2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;

  3. artikel 17.2.1 tot en met 17.2.3 mits de stedenbouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  1. artikel 17.2.1, onder e. voor verhoging van het maximum bebouwingspercentage voor vrijstaande woningen tot 50%, met een maximum van 400 m² en voor twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen tot 60%, met een maximum van 200 m², met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25 voor:

  1. artikel 17.1 onder b, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet vermeld staat in bijlage 1 bij deze regels of dat een bedrijf met een hogere milieucategorie dan toegestaan in bijlage 1 wordt gevestigd maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de maximaal toegestane milieucategorie; met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  5. risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

  1. voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;

  2. het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;

  3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

  4. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn;

  1. voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

  2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

  3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

  5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.

 

 

Artikel 18 Waarde - Archeologie

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

 

18.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’, met uitzondering van:

  1. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;

  2. de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m²;

  3. met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2 indien:

  1. op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn;

  2. dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;

  4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;

  6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
    overige waterpartijen;

  7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

  1. Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.

 

 

Artikel 19 Waarde - Beschermd stadsgezicht

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en het herstel van actuele en het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden binnen het beschermd stadsgezicht.

 

19.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen geldt voor het bouwen van bouwwerken dat het vergroten en/of veranderen van de bestaande bebouwing uitsluitend is toegestaan, indien de vergroting en/of verandering uitsluitend zichtbaar is ter plaatse van het achtererfgebied.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2 teneinde:

  1. de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het pand of object gelet op:

  1. bouwmassa naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;

  2. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;

  3. gevelindeling naar ramen, deuren en erkers;

  1. het verbouwen van twee zijdelings aan elkaar grenzende gebouwen, op geen van welke deze ontheffing eerder is toegepast, tot één geheel, mits:

  1. er geen (delen van) muren worden verwijderd met monumentale waarden;

  2. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast.

  1. Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit over de aanvraag en de eventueel daar aan te stellen voorwaarden.

 

19.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

  2. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

 

20.2 Bouwregels

In afwijking van de regels opgenomen bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) geldt voor het bouwen van bouwwerken dat het vergroten en/of veranderen van de bestaande bebouwing niet is toegestaan.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning, nadat advies is ingewonnen bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, afwijken van het bepaalde in artikel 20.2 teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het pand of object gelet op:

  1. bouwmassa naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;

  2. bouwkundige kenmerken, zoals dakvorm, nokrichting, dakhelling en gevelindeling;

  3. deze verandering of vergroting in overeenstemming is met de regels opgenomen in de basisbestemming.

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders binnen de bestemde of nader aangeduide gebieden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 1 meter;

  2. Het ophogen van de bodem.

  3. Het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, (onderhouds)paden, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen meer dan 20 m².

  4. Het vellen of rooien van beplanting of bomen, houtsingels, boomgroepen, struwelen alsmede het verwijderen van landschapselementen.

  5. Het beplanten van gronden met (opgaande) beplanting of bomen alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen.

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de cultuurhistorische waarden op deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet in onevenredige mate worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd dan wel de in geval van de aanwezigheid van boven- of ondergrondse leidingen de betreffende leidingbeheerder een positief advies heeft afgegeven.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden van geringe omvang en uit planologisch oogpunt van ondergeschikt belang, gericht op en noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden of de instandhouding, waaronder normale beheerswerk- zaamheden.

 

20.5 Omgevingsvergunning tot sloop

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' geheel of gedeeltelijk te slopen.

  2. Over een dergelijke vergunning wordt niet eerder beslist dan, nadat advies is ingewonnen van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

 

 

Artikel 21 Waterstaat - Waterbergingsgebied

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. waterberging;

  2. waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functies;

  3. waterlopen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waterstaat-Waterbergingsgebied’.

 

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1,5 meter bedragen.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterstaatbeheerder;

  2. de bouwregels van de betreffende bestemmingen in acht worden genomen;

  3. de belangen van de waterstaatbeheerder niet onevenredig worden geschaad.

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;

  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
    overige waterpartijen;

  5. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

  7. het aanleggen van andere ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

  1. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  1. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de belangen van de waterheerder ontstaat of kan ontstaan.

 

 

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. waterkeringen;

  2. waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functies;

  3. waterlopen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waterstaat-Waterkering’.

 

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1,5 meter bedragen.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.2, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterstaatbeheerder;

  2. de bouwregels van de betreffende bestemmingen in acht worden genomen;

  3. de belangen van de waterstaatbeheerder niet onevenredig worden geschaad.

 

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;

  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
    overige waterpartijen;

  5. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

  7. het aanleggen van andere ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

  1. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  1. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de belangen van de waterheerder ontstaat of kan ontstaan.