Plan: Ulvenhout, Annevillelaan naast 146
Idn: NL.IMRO.0758.BP2011060005-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Ulvenhout, Annevillelaan naast 146.

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  2. parkeren;

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

  1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag worden gebouwd.

  2. Er mag maximaal één woning worden gebouwd.

  3. Het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd.

  4. De aangegeven bouwgrenzen mogen slechts worden overschreden voor geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter.

  5. Voor zover het bouwplan voorziet in de realisatie van een geluidsgevoelige object mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder voorgeschreven voorkeursgrenswaarde, tenzij het geluidsgevoelige object wordt voorzien van een dove gevel.

  6. In afwijking van onderdeel e, dient, ingeval hogere waarde door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld met betrekking tot een geluidsgevoelige object, de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting uit dit besluit aangehouden te worden.

 

4.2.2 Hoofdgebouwen

  1. De hoofdbebouwing dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden.

b. De goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal respectievelijk 4,5 en 8,5 meter bedragen.

 

4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen in of achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd en mogen zowel tegen de zijgevel als de achtergevel worden gebouwd;

b. De goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en van bijgebouwen mag respectievelijk maximaal 3 en 5 meter bedragen;

c. Bijgebouwen mogen zowel aangebouwd als vrijstaand worden gebouwd met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen maximaal 60 m2. mag bedragen;

 

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 meter bedragen.

b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 meter bedragen.

c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

In aanvulling op artikel 7 wordt onder strijdig gebruik met deze bestemming in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of woonruimte;

  2. het gebruik van een woning voor kamerverhuur.

 

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 voor:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

    1. maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;

    2. het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;

    3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

    4. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer mag zijn;

  2. het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

    1. maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

    2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

    3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

    4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

    5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.