Plan: Ulvenhout
Idn: NL.IMRO.0758.BP2009060001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Ulvenhout.

Artikel 13 Wonen

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’ tevens dienstverlening op de begane grond;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ uitsluitend garageboxen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ tevens bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2, zoals genoemd in bijlage 1 bij deze regels of bestaande bedrijven met een hogere milieucategorie dan maximaal is toegestaan, zoals genoemd in bijlage 2 bij deze regels;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ voor een (ondergrondse) parkeergarage met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone-molenbiotoop’ tevens als molenbiotoop;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ tevens detailhandel.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende algemene regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal woningen mag niet worden uitgebreid;

  3. de aangegeven bouwgrenzen mogen slechts worden overschreden voor geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ zijn gestapelde woningen toegestaan;

  5. het bebouwingspercentage per bouwperceel voor de verschillende woningtypen mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel, tenzij anders is aangeduid:

 

vrijstaande woningen

40%, met een maximum van 400 m2

twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen

50%, met een maximum van 400 m2

aaneengebouwde woningen

60%, met een maximum van 400 m2

patiowoningen

80%

gestapelde woningen

70%

 

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone-molenbiotoop’ gelden de volgende regels:

    1. binnen een afstand van 100 meter vanaf de voet van de molen mogen geen bouwwerken worden opgericht met een grotere bouwhoogte dan 6 meter;

    2. binnen een afstand van 100 tot 400 meter vanaf de voet van de molen mogen geen bouwwerken worden opgericht met een grotere bouwhoogte dan de maximale bouwhoogte die is berekend volgens de volgende formule:

maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen (in meters) / 50) + (0,2 * 20,35)

    1. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 is bebouwing met een grotere hoogte toegestaan, mits het een bouwwerk betreft met een bestaande grotere hoogte of een lichtmast.

 

13.2.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 6 en 10 meter bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';

  2. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen dient minimaal 3 meter te bedragen, met dien verstande dat:

    1. bij twee-aaneenwoningen deze minimale afstand in acht dient te worden genomen aan één zijde;

    2. bij aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen geen minimale afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens in acht hoeft te worden genomen;

    3. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' een minimale afstand van 1 meter in acht dient te worden genomen;

  3. de diepte van het hoofdgebouw mag maximaal 12 meter bedragen, met uitzondering van vrijstaande woningen waarbij een diepte van maximaal 15 meter is toegestaan.

 

13.2.3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen dienen op minimaal 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd, waarbij geldt dat:

    1. aan- en uitbouwen in de zijdelingse bouwperceelgrens mogen worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens;

    2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-erfbebouwing’ aan- en uitbouwen slechts aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelgrens mogen worden gebouwd; aan de andere zijde dienen aan- en uitbouwen minimaal 3 meter uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen.

 

13.2.4 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 60 m2 bedragen;

  2. bijgebouwen dienen op minimaal 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

  3. bijgebouwen mogen, met inachtneming van het bepaalde onder b., in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd danwel op een minimale afstand van 1 meter van deze grens;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-erfbebouwing’ mogen aangebouwde bijgebouwen slechts aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, aan de andere zijde dienen aangebouwde bijgebouwen minimaal 3 meter uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd;

  5. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag maximaal respectievelijk 3 en 5 meter bedragen;

  6. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen.

 

13.2.5 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. carports en overkappingen dienen achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

  2. indien een carport of overkapping aan de zijgevel wordt gebouwd, dient de afstand minimaal 3 meter tot de zijdelingse bouwperceelgrens te zijn;

  3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen, met uitzondering van hoekpercelen waar de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c, mag een terreinafscheiding in de vorm van een poort maximaal 3 meter bedragen;

  5. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

13.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. lid 13.2.1, onder a, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak op hoekpercelen, met dien verstande dat:

    1. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd en minimaal 1 meter tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

    2. het bepaalde in lid 13.2.3 en lid 13.2.4 in acht moet worden genomen;

    3. de stedebouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  2. lid 13.2.1 onder f., voor de bouw van bouwwerken, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de molen en de daarbij behorende ongestoorde windvang onder zorgvuldige afweging van de daarbij behorende belangen.

 

13.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. artikel 17 onder b.2, voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

    1. maximaal 60 m2 van het bijgebouw hiervoor mag worden aangewend;

    2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

    3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

    4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven;

    5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen, het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd;

  2. artikel 17 onder b.3, voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

    1. maximaal 60 m2 van de oppervlakte van het bijgebouw mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

    2. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;

    3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;