Plan: Ginneken
Idn: NL.IMRO.0758.BP2009029001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Ginneken.

Artikel 13 Natuur

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden;

  2. tuin of erf;

  3. waterhuishouding, waterberging, waterlopen;

  4. extensief recreatief medegebruik;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groen;

  2. verhardingen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1,50 meter bedragen.

 

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

    2. het aanplanten of verwijderen van bomen en/of houtgewassen alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen;

    3. het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen, alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en ruigten;

    4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;

    5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik;

    6. het aanbrengen van drainage;

    7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  2. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud betreffen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. De in onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden alsmede geen onevenredige aantasting van de belangen van de waterstaatbeheerder ontstaat of kan ontstaan en deze alvorens te beslissen een positief advies heeft afgegeven.