Plan: Ginneken
Idn: NL.IMRO.0758.BP2009029001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Ginneken.

Artikel 4 Centrum

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn voor wat betreft de begane grond bestemd voor:

  1. bedrijven in de categorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de planregels;

  2. detailhandel, niet zijnde volumineuze detailhandel, al dan niet met ondergeschikte horeca met een maximum vloeroppervlak van 400 m², tenzij anders is aangegeven op de verbeelding;

  3. dienstverlening;

  4. maatschappelijke voorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', horeca behorende tot categorie 2;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 4', horeca behorende tot de categorieën 1 tot en met 4;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie 6', horeca behorende tot categorie 6;

  8. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn voor wat betreft de verdiepingen bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', het woningtype 'gestapeld';

 

met daarbij behorend:

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;

  2. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;

  3. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 75%, tenzij op de verbeelding ter
    plaatse door middel van een aanduiding waarin het maximum bebouwingspercentage anders is aangegeven;

  4. voor winkels tot 1.000 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo) mag maximaal 25% van het bvo worden benut voor ondersteunende horeca; voor winkels groter dan 1.000 m² bvo mag dit 20% van het bvo bedragen;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’, 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en/of 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage %' mag de bouw-, goothoogte en/of het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangegeven;

  6. de bouwdiepte van de verdiepingen, gerekend vanaf de voorgevelrooilijn mag maximaal 15 meter bedragen;

  7. indien de bestaande maatvoering van het pand afwijkt van het bepaalde onder c en d dan mag deze afwijkende maatvoering worden gehandhaafd;

  8. voor zover de gronden gebruikt worden voor wonen, zijn de bouwregels genoemd in artikel 17 van overeenkomstige toepassing;

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen;

  2. de hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen;

  3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen, met uitzondering van hoekpercelen waar de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;

  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22, onder a, sub 3, voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

    1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximaal oppervlakte van 60;

    2. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;

    3. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;

    4. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

    5. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer mag zijn;

    6. detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikte functie en het uitsluitend betreft de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten.

 

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

    1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

    2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

    3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

    4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

    5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.