INHOUDSOPGAVE
REGELS
1. INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze
van meten
2.
BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Waarde – Archeologie 2
Artikel 15 Waarde – Archeologie 3
Artikel 16 Waterstaat – Waterbergend rivierbed
3.
ALGEMENE REGELS
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene bouwregels
Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene procedureregel
Artikel 21 Algemene wijzigingsregels
4.
OVERGANGSREGELS EN
SLOTREGEL
Artikel 22 Overgangsregels
Artikel
23 Slotregel
Bijlage
1: Bedrijvenstaat
1.1
Plan: het
bestemmingsplan ‘Vierlingsbeek‘ van de gemeente Boxmeer.
1.2
Bestemmingsplan:
de
geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0756.BP12VbkKomplan-VG01
met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.3
Aanduiding: een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop
ingevolge de regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden regels worden gesteld.
1.4
Aanduidingsgrens: de grens van
een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5
Aan huis gebonden bedrijf: het bedrijfsmatig verlenen van
diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of
overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd
prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten
in de woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen
worden uitgeoefend en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitwerking
of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder
wordt mede verstaan een publiekverzorgend ambacht.
1.6
Aan
huis gebonden beroep: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens de
beroepen van schoonheidsspecialiste, manicure en pedicure en uitgezonderd
prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij
behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en
een ruimtelijk uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
1.7
Archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde
in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende
overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.8
Bebouwing:
een of meer
gebouwen, bijbehorende bouwwerken en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9
Bebouwingspercentage: een in de
regels aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van een bouwperceel
aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
1.10
Bed & breakfest: een
horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning, die in hoofdzaak bestaat uit
het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken
van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt
is.
1.11
Bedrijfs- en dienstwoning: een woning in of bij een gebouw dan
wel op of bij een terrein, welke gekoppeld is aan het feitelijk gebruik van het
gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.12
Bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de
uitoefening van een bedrijf.
1.13
Bedrijfsvloeroppervlakte: het totale vloeroppervlak binnen
een gebouw tussen de buitenzijde van de gevels minus het oppervlak voor
overkappingen en technische ruimten. Bij de berekening van de
bedrijfsvloeroppervlakte wordt de collectieve parkeervoorziening niet
meegerekend.
1.14
Besluit milieueffectrapportage 1994: besluit van 4 juli 1994, houden
uitvoering van het hoofdstuk Milieueffectrapportage van de Wet milieubeheer,
zoals deze luidde op het moment van ter inzage legging van dit plan.
1.15
Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak.
1.16
Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming.
1.17
Bevi-inrichtingen: inrichtingen als bedoeld in artikel
2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.18
Bijbehorend
bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met
een op zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan
niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een
dak.
1.19
Bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of
vergroten van een bouwwerk.
1.20
Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.21
Bouwlaag:
een doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond, zijnde de eerste bouwlaag en met uitzondering van kelder, souterrain,
zolder en vliering.
1.22
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.
1.23
Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.24
Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn
toegelaten.
1.25
Bouwwerk: elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op
de plaats van de bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden
is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter
plaatse te functioneren.
1.26
Bouwwijze: de wijze van
bouwen van een hoofdgebouw, waarbij:
a.
onder aaneengebouwd wordt verstaan een hoofdgebouw dat
deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen en/of andere
functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzend bouwperceel
gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
b.
onder gestapeld wordt verstaan een gebouw dat uit
meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen
(appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
kan worden beschouwd;
c.
onder twee-aan-een wordt verstaan een hoofdgebouw dat
deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde
hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
d.
onder vrijstaand wordt verstaan een hoofdgebouw dat niet
aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.
1.27
Carport/overkapping:
een
bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander
bouwwerk, bestaande uit een dak en ten hoogste drie al dan niet tot de
overkapping behorende scheidingsconstructies.
1.28
Detailhandel: het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen, met uitzondering van internetverkoop,
aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan
in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan
voor gebruik ter plaatse.
1.29
Dienstverlening:
het
bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek
rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen,
zoals reis- en uitzendbureaus, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels
en bankfilialen.
1.30
Erf: al dan niet
bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht in ingericht ten dienste van het
gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een
beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.31
Erf- terreinafscheiding: afscheiding,
inclusief poort, van een erf en/of gedeelte van een erf (terrein).
1.32
Gebouw: elk bouwwerk
dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.33
Gebruik: gebruiken,
doen/laten gebruiken.
1.34
Hoofdgebouw: gebouw, of
gedeelte daarvan, dat nodig is voor
de verwezenlijking van
de geldende of toekomstige bestemming
van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op
die bestemming het belangrijkste is.
1.35
Horeca: hieronder
worden begrepen de volgende categorieën:
Categorie
I: “Lichte horeca”
Horecabedrijven, die gelet op de aard
en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen niet of
nauwelijks storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van
de omgeving van deze horecabedrijven. Binnen deze categorie worden de volgende
subcategorieën onderscheiden:
a.
aan de detailhandelsfunctie verwante horeca: automatiek, broodjeszaak,
cafetaria, crêperie, croissanterie,
koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom,
ijssalon;
b.
overige lichte horeca: bistro, hotel/pension, restaurant
(zonder bezorg- en/of afhaalservice).
Het accent ligt op het verstrekken van
etenswaren.
Categorie
II: “Middelzware horeca”
Horecabedrijven, die gelet op de aard
en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen aanzienlijk
storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de
omgeving van deze horecabedrijven:
automatiek, bar, bedrijven genoemd
onder categorie met een bruto-vloeroppervlak groter dan
Het accent ligt op het verstrekken van
drank.
Categorie
III: “Zware horeca”
Horecabedrijven, die gelet op de aard
en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen in min of
meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige
functies van de omgeving van deze horecabedrijven: coffeeshop, dancing
(dansgelegenheid), discotheek/discobar (openbare drank- en dansgelegenheid,
nachtclub (gelegenheid voor dansen en ander vermaak die ’s nachts geopend is),
partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/
dansevenementen).
Het accent ligt op het ten gehore
brengen van muziek en/of het gelegenheid geven tot dansen.
1.36
Inrichtingen
als bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder: bedrijven en/of inrichtingen welke
genoemd zijn in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet
milieubeheer (Staatsblad 1993, 50).
1.37
Maatschappelijke voorzieningen: educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele,
levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen waaronder kerk en voorzieningen
ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en
horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.38
Mantelzorg: Het bieden van zorg op het fysieke,
psychische en/of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een
organisatorisch verband aan een ieder die hulpbehoevend is
1.39
Nevengeschikte
functie: functie waarbij maximaal 50% van de opstallen als zodanig mag worden
gebruikt.
1.40
Ondergeschikte
activiteit: activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als
zodanig mag worden gebruikt.
1.41
Patiowoning: een woning met een geheel of
gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van
de naburige, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.
1.42
Peil:
a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang direct
aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet
direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die
hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.43
Perceelsgrens: een lijn die
een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg
scheidt.
1.44
Productiegebonden
detailhandel: detailhandel welke aan de hoofdactiviteit productie en/of
installatie gerelateerd is, dan wel deze hoofdactiviteit ondersteunt. De
detailhandel is voorts ondergeschikt in termen van benutte bedrijfsruimte. De
verkoopruimte mag maximaal 30% van het vloeroppervlak bedragen, tot een maximum
van
1.45
Prostitutie: het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding.
1.46
Prostitutiebedrijf:
een
bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt.
1.47
Publiekverzorgend
ambacht: een ambachtelijk bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks
levert aan de consument, zoals een goudsmid, kapper, schoenmaker e.d.
1.48
Seksinrichting:
de voor het publiek
toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in elk
geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een
parenclub of een (raam-)prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een
erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.49
Verkoopoppervlakte: de totale oppervlakte van de voor
het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte
en de ruimte achter de toonbank (dit is de netto-vloeroppervlakte).
1.50
Volumineuze detailhandel: detailhandel in auto’s, boten,
caravans, keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende
artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.
Onder volumineuze detailhandel wordt tevens begrepen een tuincentrum, een
bouwmarkt, een grootschalig meubelbedrijf, al dan niet – in ondergeschikte mate
– in combinatie met woninginrichting en stoffering, en detailhandel in grove
bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen.
1.51
Voorgevel: elke naar de
weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.
1.52
(Voorgevel)rooilijn:
de
stedenbouwkundig gezien voorste begrenzing van het bouwvlak en het verlengde
daarvan.
1.53
Waterhuishoudkundige voorzieningen: voorzieningen
die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer,
waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan
onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals
infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en
infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen,
gemalen, inlaten etc.
1.54
Weg: alle voor het openbaar rij- of ander
verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen
bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten,
alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.55
Woning: een (gedeelte
van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.56
Woonboerderij: een woning die
bestaat uit een voormalig agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa
opgenomen voormalige agrarische bedrijfsruimten.
1.57
Zelfstandig
kantoor: een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.
1.58
Zijgevel: een gevel van
een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.
1.59
Zijstrook: de strook grond
begrensd door de zijdelingse perceelsgrens en de lijn evenwijdig aan en op een
afstand van
1.60
Zolder: zolder onder een kap voor zover de
hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan
Bij de
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand:
tussen
bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen waar
deze afstand het kortst is, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen,
zoals goten.
2.2 Bouwhoogte:
vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van het gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar
de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 Dakhelling:
langs het
dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 Goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de
bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel.
2.5 Inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)
en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 Lengte, breedte en diepte
van een bouwwerk:
tussen de buitenzijde
van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.7 Oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 Ondergrondse
bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf
het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet
meegerekend.
2. BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Agrarisch
De voor
“Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch grondgebruik en agrarische
bedrijfsuitoefening;
b. ontsluitingswegen;
c. paden en verhardingen;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen,
waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen.
3.2.1
Gebouwen
Voor het
bouwen van gebouwen geldt de bepaling dat alleen schuilgelegenheden voor dieren
zijn toegestaan, mits:
-
het
perceel een minimale oppervlakte van
-
de
inhoud niet meer dan
-
de
nokhoogte niet meer dan
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling, dat de hoogte
niet meer dan
Onder een
gebruik strijdig met deze bestemming wordt in elk geval begrepen:
Artikel 4 Bedrijf
De voor
“Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
4.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het
bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en daarbij behorende
bouwwerken, gelden de volgende bepalingen:
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het
bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
4.2.3 Bij bedrijfswoningen behorende bouwwerken
Voor het
bouwen van bij bedrijfswoningen behorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten
de aanduiding bedrijfswoning, gelden de volgende bepalingen:
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de hoogte
maximaal
4.3.1
Strijdig gebruik.
Onder
strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en
bouwwerken voor:
4.3.2 Aan
huis gebonden beroep
Bij
bedrijfswoningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als
ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a. de bedrijfswoning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke
bouwverordening en het Bouwbesluit;
b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het
bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van
c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden
gerealiseerd;
e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
4.4 Ontheffing gebruiksregels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.1 sub
a. voor het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage
toegevoegd Staat van bedrijfsactiviteiten, danwel opgenomen zijn in een hogere
milieucategorie, en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke
impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen
e.d.) vergelijkbaar zijn met de in de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestane
bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:
Artikel 5 Detailhandel
De
voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel;
b. wonen ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning’;
c. aan huis gebonden beroep;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
d. tuinen en erven;
e. waterhuishoudkundige voorzieningen,
waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
met de daarbij behorende:
f. bouwwerken en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.1 Gebouwen
Voor het
bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen
mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. het
bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding
‘maximum bebouwingspercentage’ vermelde bebouwingspercentage;
c. ten
aanzien van de goot- en nokhoogte van de gebouwen gelden de ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ opgenomen maximale hoogten.
5.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het
bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
5.2.3 Bij bedrijfswoningen behorende bouwwerken
Voor het
bouwen van bij bedrijfswoningen behorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten
de aanduiding bedrijfswoning, gelden de volgende bepalingen:
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de hoogte
maximaal
5.3.1
Strijdig gebruik
Onder een
gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval het gebruik van gronden
en bouwwerken verstaan voor:
5.3.2 Aan
huis gebonden beroep
Bij
bedrijfswoningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als
ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a. de bedrijfswoning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke
bouwverordening en het Bouwbesluit;
b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het
bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van
c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden
gerealiseerd;
e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
Artikel 6 Gemengd
De
voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
dienstverlening;
b.
kantoren;
c.
detailhandel;
d.
wonen;
e.
wonen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
f.
wonen in appartementen ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’;
g.
de uitoefening van een jeugdsociëteit en een fitnesscentrum met de
mogelijkheid tot horeca ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – jeugdsociëteit en
fitnesscentrum’;
h.
aan huis gebonden beroep;
i.
groenvoorzieningen;
j.
parkeervoorzieningen;
k.
tuinen en erven;
l.
waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
m.
met de daarbij behorende:
n.
bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Gebouwen
Voor het
bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen mogen uitsluitend worden
gebouwd binnen het bouwvlak;
6.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het
bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
6.2.3 Bij (bedrijfs)woningen
behorende bouwwerken
Voor het
bouwen van bij bedrijfswoningen behorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten
de aanduiding bedrijfswoning, gelden de volgende bepalingen:
1. de
oppervlakte mag niet meer dan
2. de
hoogte mag maximaal
6.2.4
Gestapelde
woningen
Voor het
bouwen van gestapelde woningen gelden de volgende bepalingen:
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de hoogte
maximaal
6.3.1
Strijdig gebruik
Onder een
gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval het gebruik van gronden
en bouwwerken verstaan voor:
6.3.2 Aan
huis gebonden beroep
Bij
bedrijfswoningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als
ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a. de bedrijfswoning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke
bouwverordening en het Bouwbesluit;
b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het
bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van
c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden
gerealiseerd;
e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
Artikel 7 Groen
De
voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor”
a.
groenvoorzieningen;
b.
(gebouwen voor) openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen;
c.
speelvoorzieningen;
d.
paden en parkeervoorzieningen;
e.
een dierenparkje;
f.
waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
g.
met de daarbij behorende:
h.
verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
j.
met daaraan ondergeschikt:
k.
evenementen;
7.2.1 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts-, verkeers- en
speelvoorzieningen zijn toegestaan;
b.
de inhoud mag niet meer dan
c.
de hoogte mag niet meer dan
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.
de hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan
b.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
dan
Onder
gebruik strijdig met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van
de bestemmingsomschrijving.
Artikel 8 Horeca
De
voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
(1) lichte en middelzware horeca (categorie I en II);
(2) wonen;
b.
aan huis gebonden beroep;
c.
parkeergelegenheden;
d.
tuinen, erven en terreinen;
e.
met de daarbij behorende:
f.
bouwwerken en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
8.2.1 Gebouwen
Voor het
bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
8.2.2
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen
van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
8.2.3 Bij (bedrijfs)woningen behorende bouwwerken
Voor het bouwen
van bij bedrijfswoningen behorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten de
aanduiding bedrijfswoning, gelden de volgende bepalingen:
1.
de
afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal
2.
de
goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt en de breedte
niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning
3.
de
diepte maximaal
4.
het
gezamenlijk oppervlak van de bijbehorende bouwwerken mag per perceel ten
hoogste
5.
indien
de grondoppervlakte achter de voorgevelrooilijn groter is dan
6.
de
goothoogte en hoogte mogen respectievelijk niet meer dan
7.
naast
het bepaalde onder c. en d. mag bij iedere woning een overkapping worden
gebouwd waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
8.
de
oppervlakte mag niet meer dan
9.
de
hoogte mag maximaal
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de hoogte
maximaal
8.3.1
Strijdig gebruik
Onder een
gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval het gebruik van gronden
en bouwwerken verstaan voor:
8.3.2 Aan
huis gebonden beroep
Bij
bedrijfswoningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als
ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a. de bedrijfswoning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke
bouwverordening en het Bouwbesluit;
b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het
bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van
c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden
gerealiseerd;
e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
Artikel 9 Kantoor
De
voor “Kantoor” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
kantoren;
met de daarbij behorende:
b.
tuinen, erven en terreinen;
c.
parkeergelegenheden;
d.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2.1 Gebouwen
Voor het
bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen
van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
1.
de
afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal
2.
de
goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3.
de
breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4.
de
diepte maximaal
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de hoogte maximaal
Onder een
gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval het gebruik van gronden
en bouwwerken verstaan:
a.
het
gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving;
b.
het
gebruik van gebouwen en bouwwerken voor de uitoefening van een horecabedrijf,
prostitutiebedrijf en/of seksinrichting;
c.
het
gebruik van gebouwen, met uitzondering van het hoofdgebouw, en bijbehorende
bouwwerken voor permanente of tijdelijke bewoning;
Artikel 10 Maatschappelijk
a.
De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(1)
onderwijsdoeleinden;
(2)
sociaal-medische doeleinden;
(3)
sociaal-culturele doeleinden;
(4)
levensbeschouwelijke doeleinden;
(5)
begraafplaats;
(6)
wonen;
b.
wonen in appartementen ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’;
c.
aan huis gebonden beroep;
d.
tuinen, erven en terreinen;
e.
speelvoorzieningen;
f.
wegen, paden en parkeervoorzieningen;
g.
nutsvoorzieningen;
h.
groenvoorzieningen;
i.
waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daarbij behorende:
j.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
k.
met daaraan ondergeschikt:
l.
evenementen;
10.2.1 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
10.2.2
Gestapelde woningen
Voor het
bouwen van gestapelde woningen gelden de volgende bepalingen:
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de hoogte
maximaal
10.3.1 strijdig gebruik
Onder een
gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval het gebruik van gronden
en bouwwerken verstaan:
10.3.2
aan huis gebonden beroep
Bij
woningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte
activiteit bij de woonfunctie, mits:
a. de bedrijfswoning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke
bouwverordening en het Bouwbesluit;
b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het
bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van
c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden
gerealiseerd;
e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
Artikel 11 Sport
De
voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
sportdoeleinden met daarbij behorende voorzieningen;
b.
gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende
voorzieningen zoals kleedlokalen en een kantine;
met de daarbij behorende:
c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d.
parkeervoorzieningen;
e.
groenvoorzieningen;
f.
wegen en paden;
met daaraan ondergeschikt:
g.
evenementen;
11.2.1 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b.
het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het ter plaatse van de
aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ vermelde bebouwingspercentage.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
c.
de hoogte van ballenvanghekken mag niet meer dan
d.
de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan
e.
de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan
f.
de hoogte van reclameborden mag niet meer dan
Onder een
gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval het gebruik van gronden
en bouwwerken verstaan:
Artikel 12 Verkeer
De voor
“Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
(gebouwen voor) openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
met daaraan ondergeschikt:
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Onder een
gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval het gebruik van gronden
en bouwwerken verstaan het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving;
De voor
“Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woningen;
13.2.1 Woningen
Voor het
bouwen van woningen gelden de opgenomen aanduidingen, alsmede de volgende
bepalingen:
- aaneengebouwd
(aeg);
- specifieke
bouwaanduiding - geschakeld (sba-ges);
- gestapeld
(gs);
- twee-aan-een
(tae);
- vrijstaand
(vrij);
aaneengebouwde, geschakelde, gestapelde, twee-aan-een
gebouwde of vrijstaande woningen worden gebouwd;
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het
bouwen van bijbehorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten de specifieke
aanduiding hoofdgebouw, gelden de volgende bepalingen:
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
13.3.1
Woningsplitsing
Met een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2.1 onder c.
voor het splitsen van het hoofdgebouw in twee woningen, met dien verstande dat:
13.3.2 Extra
oppervlakte van bijbehorende bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
in 13.2.2
onder d. en e., voor een extra
vergroting van de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, indien de oppervlakte
van de aanwezige legale bijbehorende bouwwerken het voorgeschreven maximum van
60 c.q.
a.
per m² gesloopt bijbehorende bouwwerk dat aanwezig is boven het
voorgeschreven maximum, maximaal de helft wordt teruggebouwd;
b. het gezamenlijk oppervlak
van de bijbehorende bouwwerken per perceel maximaal
13.3.3 Hoekpercelen
Met een omgevingsvergunning
kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.3 onder a. voor het bouwen van
maximaal
13.4.1 Nadere eisen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
13.4.2 Toepassing nadere eisen
De toepassing van nadere
eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een
onevenredige aantasting van:
a.
het straat- en bebouwingsbeeld;
b.
de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit, woongenot van de directe
omgeving);
c.
de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
d.
de milieusituatie;
e.
de verkeersveiligheid;
f.
de parkeerruimte op eigen terrein;
g.
de sociale veiligheid;
h.
de brandveiligheid.
13.5.1 Strijdig gebruik
Onder een
gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval het gebruik van gronden
en bouwwerken verstaan:
13.5.2 Aan huis gebonden beroep
Bij
woningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte
activiteit bij de woonfunctie, mits:
a.
de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke
bouwverordening en het Bouwbesluit;
b.
de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd
oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van
c.
er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
d.
eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden
gerealiseerd;
e.
het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
Artikel 14 Waarde
– Archeologie 2 (dubbelbestemming)
De voor ‘Waarde – Archeologie
14.2.1 Omgevingsvergunning
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met
een oppervlakte groter dan
14.2.2 Voorwaarden
Indien
uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden
van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende
voorwaarden aan de vergunning verbinden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van opgravingen;
c.
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door
een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.2.3 Bouwverbod
Indien
uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het
verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is
om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen,
dan wordt de vergunning geweigerd.
of van
werkzaamheden
14.3.1 Werken en werkzaamheden
Het
is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende
werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a.
het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte
b.
het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of
parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen,
zulks indien de oppervlakte
c.
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere
wateren, zulks indien de oppervlakte
d.
het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e.
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-
of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien
de oppervlakte
f.
het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden
van dit plan niets als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte
g.
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd,
zulks indien de oppervlakte
h.
het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte
i.
het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte
j.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan
14.3.2 Uitzonderingen
Het
in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of
gebruik betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn,
dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
14.3.3Toelaatbaarheid
a.
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het
eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte
gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring
van archeologisch materiaal.
b.
Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel
de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden
tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden
verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2.
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3.
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de
bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders
bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c.
De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport
heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens
de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
14.4.1
Voorschriften
In
het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en
wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen
van een bouwwerk.
14.4.2
Deskundige
Aan
een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte
groter dan
14.4.3
Melding
Indien
tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt
hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het
belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen
verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet op de
ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde
– Archeologie geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 15 Waarde
– Archeologie 3 (dubbelbestemming)
De voor ‘Waarde – Archeologie
15.2.1 Omgevingsvergunning
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met
een oppervlakte groter dan
15.2.2
Voorwaarden
Indien
uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden
van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende
voorwaarden aan de vergunning verbinden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van opgravingen;
c.
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door
een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
15.2.3 Bouwverbod
Indien
uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het
verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is
om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen,
dan wordt de vergunning geweigerd.
15.3.1 Werken en werkzaamheden
Het
is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende
werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a.
het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte
b.
het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of
parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen,
zulks indien de oppervlakte
c.
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-
of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien
de oppervlakte
d.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan
15.3.2
Uitzonderingen
Het
in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende
vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht
worden van dit plan.
15.3.3
Toelaatbaarheid
a.
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het
eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte
gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring
van archeologisch materiaal.
b.
Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel
de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden
tot een verstoring van archeologische materiaal, kan de vergunning worden
verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2.
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3.
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de
bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
c.
De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport
heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens
de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
15.4.1 Voorschriften
In
het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en
wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen
van een bouwwerk.
15.3.4
Deskundige
Aan
een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte
groter dan
15.3.5
Melding
Indien
tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt
hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het
belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen
verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet op de
ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde
– Archeologie geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 16 Waterstaat
– Bergend rivierbed
De voor ‘Waterstaat - Bergend
rivierbed’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming, mede bestemd voor de berging van rivierwater van de Maas.
De
gronden mogen uitsluitend worden bebouwd, mits de andere krachtens dit plan aan
deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten en mits voldaan wordt aan de
volgende voorwaarden:
a. er moet sprake zijn van een zodanige situering
en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het
waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
b. er mag geen sprake zijn van een feitelijke
belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit; en
c. er moet sprake zijn van een zodanige situering
en uitvoering van de activiteit dat de
waterstandverhoging
of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
d. de resterende waterstandeffecten of de afname
van het bergend vermogen dienen duurzaam gecompenseerd te worden, waarbij de
financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
In alle onder de in de vorige leden
genoemde gevallen, dient voor de afgifte van de omgevingsvergunning voor het
bouwen advies ingewonnen te worden bij de rivierbeheerder.
16.4
Ander van toepassing zijnde
wetgeving
In
gebieden gelegen binnen de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Bergend rivierbed’ is
het stroomvoerend regime van toepassing, derhalve is tevens de Waterwet van
toepassing. Dit betekent dat voor bouwwerken en andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, niet kan worden volstaan met een omgevingsvergunning voor het
bouwen of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, maar ook een vergunning in het kader van
de Waterwet benodigd is.
3. ALGEMENE
REGELS
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor
ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Een en ander met dien verstande,
dat:
De
voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2,
van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het
bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten,
luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten,
mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
Artikel
19 Algemene afwijkingsregels
Indien
niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan
met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen
van het plan voor:
a. het afwijken van de
voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden
en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van
openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes,
transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas-
en/of afvalcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang
daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
1.
de oppervlakte niet meer bedraagt dan
2.
de goothoogte niet meer bedraagt dan
3.
de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien
verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan
c. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk
beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, dan wel de situering van
ontsluitingen of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand
van het terrein;
d. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de
vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het
plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te
passen;
e. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en
zenden van radio en televisiesignalen, alsmede voor telecommunicatie
doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen
zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan
f. het houden van evenementen, voor zover de in de
bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden
aangetast;
g. het toestaan dat een bijbehorende bouwwerk tijdelijk gebruikt
wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
1.
de bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
2.
aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw of aangebouwd bijgebouw
ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
3.
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde
belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven en rekening
wordt gehouden met de milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);
4.
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake
bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van
5.
de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw
dat op maximaal
6.
burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de
bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
h. het
toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie (Bed and Breakfast) bij de
bestemming Wonen, met dien verstande dat:
1.
de kleinschalige verblijfsrecreatie alleen plaatsvindt in de woning en
bijbehorende aangebouwde bouwwerken, maar niet in bijbehorende vrijstaande
bouwwerken;
2.
de woning blijvend bewoond wordt als hoofdwoonverblijf en waarvan de
hoofdgebruiker(s) tijdens het recreatief verblijf eveneens aanwezig is (zijn);
3.
de omvang niet meer mag bedragen dan
4.
er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
5.
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden
en/of in de omgeving aanwezige bedrijven.
i. voor het
uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf
als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
1.
de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het
bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
2.
het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de
VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’;
3.
de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan
4.
er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een
beperkte verkoop in verband met het
uitgeoefende beroep of bedrijf;
5.
eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden
gerealiseerd;
6.
het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
Artikel 20 Algemene procedureregel
Met
betrekking tot de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere
eisen die deel uitmaken van dit plan geldt de volgende procedure:
a.
het voornemen tot het stellen van nadere eisen wordt gepubliceerd in het
plaatselijk huis-aan-huisblad;
b.
het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage en is digitaal te
raadplegen via de internetsite van de
c.
gedurende de periode van twee weken kunnen belanghebbenden schriftelijk
hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 21 Algemene
wijzigingsregels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
a.
de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
c.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt
voorzien.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing
van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden
ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
a.
de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
c.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt
voorzien.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met
toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
a.
de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
c.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt
voorzien.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
a.
de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
c.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt
voorzien.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met
toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
a.
de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
c.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt
voorzien.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
bestemming
‘Horeca’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ en de bouw van maximaal twee
woningen mogelijk wordt, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a.
de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
c.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt
voorzien.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met
toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
a.
de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
c.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt voorzien.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met
toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
a.
de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
c.
de woning wordt georiënteerd op de Heihoekscheweg;
d.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt voorzien.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met
toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
a.
de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
c.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt voorzien.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met
toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
d.
de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
e.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
f.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt voorzien.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met
toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
a.
de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
de woningen worden gerealiseerd in het bestaande gebouw;
c.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
d.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt voorzien.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met
toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
a.
de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
c.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt voorzien.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met
toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied
a.
de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.
er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals
bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie;
c.
op eigen terrein in een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt voorzien.
4. OVERGANGS-
EN SLOTREGELS
Artikel 22 Overgangsregels
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan
worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk
worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd;
2. na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken
van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als
bedoeld in a. met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing
op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet.
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik al
bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat
reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze
regels kunnen worden aangehaald als:
“Regels
van het bestemmingsplan Vierlingsbeek van de
Aldus
vastgesteld in de raadsvergadering van 25 april 2013.
De
voorzitter, De
griffier,
K.W.T.
van Soest A.W.J.M.
Cornelissen