Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan 'Oploseweg 9a, Overloon' van de gemeente Boxmeer.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0756.BP11OvlOploseweg9a-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanbouw:

een (toevoeging van een) ruimte aan een woning die door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk opzicht (zoals constructie, ligging, maatvoering, dakvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en een geheel vormt met de (hoofd)bouwmassa van de woning en daarmee in directe verbinding staat.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aan huis gebonden of aan huis verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend (zoals schoonheidsspecialist, manicure en pedicure), kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, maar uitgezonderd zelfstandige detailhandel en prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning of bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie daarvan, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

aan huis gebonden of aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, het uitoefenen van een publiek verzorgend ambacht of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, uitgezonderd zelfstandige detailhandel en prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning of bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie daarvan, kunnen worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

 
aardkundige waarden:

waarden die samenhangen met verschijnselen en processen van de niet-levende natuur (geologie, reliëf, bodem, water) –al dan niet teweeggebracht door menselijk handelen– die een bijzondere betekenis hebben voor de mens omdat zij inzicht geven in de natuurlijke en cultuurhistorische ontstaansgeschiedenis van een gebied en/of (mede)bepalend zijn voor de identiteit en belevingswaarde van het landschap;

 

abiotische waarden:

geheel van waarden van het abiotische milieu (= niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige en/of hydrologische kenmerken en eventueel op basis daarvan aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden;

 

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging en in functioneel opzicht een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, ten minste ouder dan 50 jaar.

 

archeologisch onderzoek:

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

 

bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bestaande bebouwing:

bebouwing zoals die aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan of zoals die mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen op basis van een nog voor dat tijdstip ingediende ontvankelijke aanvraag.

 

bestaand gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

 
bijgebouw:

een afzonderlijke ruimte aangebouwd aan (de eigenlijke woonruimten van) een woning of een bij een woning (op hetzelfde bouwperceel) behorend afzonderlijk gebouw waarvan de verschijningsvorm in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk opzicht (zoals constructie, ligging, maatvoering, dakvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan de (hoofd)bouwmassa c.q. het hoofdgebouw van de woning.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

cultuurhistorische waarde:

waarden of verwachtingswaarden die samenhangen met de nalatenschap die de mens, door zijn aanwezigheid en activiteiten in het verleden, heeft achtergelaten in het huidige landschap;

Hieronder worden in ieder geval verstaan: archeologisch, historisch-landschappelijk, historisch-geografisch en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen of verwachtingswaarde dienaangaande, bodemprofiel en reliëf (m.n. van oude akkers, beek- en rivierdalen), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing;

 

dagrecreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie die een kortstondig karakter hebben, in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is, en routegebonden zijn, zoals wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.

 

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

 

eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

 

erfbeplanting:

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

 

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; in het geval van een woonbestemming is dat altijd het gebouw c.q. de bouwmassa waarin zich de woning(en) bevindt (of bevinden).

 

horeca(bedrijf):

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, logies en/of etenswaren en dranken voor consumptie ter plaatse, uitgezonderd een discotheek, bar, nachtclub, dancing en partycentrum.

 

landschapswaarden of landschappelijke waarden:

het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit abiotische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

 

landschapselementen:

de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurelementen.

 

mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

 
natuurelement:

een begroeiingselement en/of abiotisch element gelegen in het buitengebied maar die geen productiefunctie heeft, in agrarisch, bosbouwkundig of agrarisch-houtteeltkundig opzicht, en die niet overwegend bestaat uit (opgaande) landschappelijke beplanting.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: moerasjes; poelen; overhoeken; steilranden.

 

natuur- of natuurlijke waarden:

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.

 

ondergeschikte functie:

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

 

ondergronds:

beneden het peil.

 

perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

ruimtelijke kwaliteit:

het behoud en de versterking van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten alsmede verbetering van de gebruiks-, ruimtelijke en milieukwaliteiten van de bebouwde omgeving;

 

seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische-massagesalon, als dan niet in combinatie met elkaar.

 

teeltondersteunende voorziening:

een ondersteunende voorziening, geen kas zijnde, die onderdeel is van de totale agrarische bedrijfsvoering van een grondgebonden tuinbouwbedrijf of –bedrijfstak en die gebruikt wordt om de bedrijfsvoering te optimaliseren, m.n. wat betreft verbetering van productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging- of verlating, terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.

 

 
tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

een teeltondersteunende voorziening die op dezelfde locatie gebruikt wordt zolang de teelt dat vereist, met een maximum van 6 maanden, en die een directe relatie met het grondgebruik c.q. het telen in de volle grond heeft;

Hieronder worden in ieder geval verstaan:

  1. plastic of ander kunststof folies, acryldoek, gaasdoek, (anti vraat- of hagel)netten e.d. die, direct over de teeltbodem of teeltgewassen worden aangebracht, of

  2. ondersteund worden door lagere (< 1,5 m) en lichte constructies (die veelal niet als een bouwwerk zijn aan te merken), zoals lage folietunnels, of

  3. ondersteund worden door hogere (> 1,5 m) en zwaardere constructies of stellages (die veelal als een bouwwerk zijn aan te merken), zoals menstoegankelijke folietunnels of wandelkappen en schaduwhallen.

 

uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in c.q. aan een woning.

 

voorgevelrooilijn:

de (denkbeeldige) lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van het hoofdgebouw, op het betreffende bouwperceel, tot de as van de weg of de naar de weg gekeerde begrenzing van bestemming/perceelsgrens;

 

woning:

een complex van ruimten c.q. (een gedeelte van) een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.