Inhoud
Artikel 4 Waterstaat - Waterbergend rivierbed
Artikel 7 Algemene ontheffingsregels
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
Bijlage: Bedrijvenstaat
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Bergstraat 15a Sambeek’ van de gemeente Boxmeer.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0756.BP09SbkBergstr15a-VG01
met de bijbehorende regels.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aan-/uitbouw:
een in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk opzicht (ligging, maatvoering) ondergeschikt bouwwerk, één geheel vormend met het hoofdgebouw, dat in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw, d.w.z. direct ten dienste daarvan staat.
aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens de beroepen van schoonheidsspecialiste, manicure en pedicure en uitgezonderd prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
aan huis gebonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt mede verstaan een publiekverzorgend ambacht.
bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bebouwingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens vormt van een bouwvlak, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
bouwvlak:
een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende aanduiding als zodanig aangegeven bouwvlak, waarbinnen krachtens deze regels bepaalde bebouwing mag worden gebouwd.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
bouwen :
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, zijnde de eerste bouwlaag en met uitzondering van kelder, souterrain, zolder en vliering.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
bijbouw:
de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, verbonden aan het hoofdgebouw of daarvan vrijstaand in één bouwlaag, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk (ligging, maatvoering) opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt is en in functioneel opzicht géén onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw, d.w.z. niet direct daarvan ten dienste staat.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van ene beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdgebouw:
een op grond van het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, al dan niet bestaande uit samengestelde en/of gelede delen, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie is ondergebracht.
horeca:
hieronder worden begrepen de navolgende categorieën:
1 hotel, pension: een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie;
2 restaurantbedrijf: een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig voor gebruik uitsluitend ter plaatse verstrekken van maaltijden en dranken, zoals een restaurant en een bistro;
3 cafetariabedrijf: een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met niet-alcoholische dranken. Hieronder worden mede begrepen een friteskraam, lunchroom en een ijssalon;
4 cafébedrijf: een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse verstrekken van dranken, waaronder niet worden begrepen: discotheken, nachtclubs e.d.
mantelzorg:
het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een organisatorisch verband aan een ieder die hulpbehoevend is.
nevengeschikte functie:
functie waarbij maximaal 50% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
ondergeschikte activiteit:
activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
overkapping:
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste drie al dan niet tot de overkapping behorende scheidingsconstructies.
peil:
1 voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2 in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
perceelsgrens:
een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.
publiekverzorgend ambacht:
een ambachtelijk bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een schoenmaker, kapper, goudsmid e.d.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
prostitutiebedrijf:
een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt.
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische-massagesalon, als dan niet in combinatie met elkaar.
voorgevel:
de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.
voorgevelrooilijn:
de voorste begrenzing van het bouwvlak.
woning:
een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meet dan één huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de (zijdelingse)
perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel.
de afstand tot de bestemmingsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens.
het bebouwde oppervlak van
een bouwperceel:
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, die op hetzelfde bouwperceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder niet begrepen de oppervlakten van kelderruimten.
de bouwhoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
lengte, breedte en diepte bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
de oppervlakte van een
bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
verticale diepte:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk.
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a woningen;
b bijgebouwen en aan- en uitbouwen;
c bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d aan huis gebonden beroepen;
e tuinen en erven;
f parkeervoorzieningen;
g waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de opgenomen aanduidingen, alsmede de volgende bepalingen:
1 De hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’ worden gebouwd.
2
De hoofdgebouwen moeten met één
gevel in, dan wel tot maximaal
3 Per bouwvlak mag ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ een vrijstaand gebouwde woning worden gebouwd.
4 Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de, ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’, opgenomen maximale hoogten.
5
De afstand van een vrijstaand
hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden ten minste
Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bij woningen, voor zover gelegen buiten de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw’ gelden de volgende bepalingen:
a De bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd.
b
De bijgebouwen en aan- en
uitbouwen dienen minimaal
c
Achter de voorgevelrooilijn moet
een aaneengesloten open ruimte van ten minste
d In afwijking van het bepaalde onder 3.2.2.1 sub a en 3.2.2.1 sub b geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een aanbouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de afstand tot de aan de wegzijde
gelegen perceelsgrens minimaal
2 de goot en/of bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning mag bedragen;
3 de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de voorgevel van de woning;
4
de diepte maximaal
e
Het gezamenlijk oppervlak van de
bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag per bouwperceel ten hoogste
f
Voor zover de oppervlakte van de
strook grond achter de voorgevelrooilijn meer bedraagt dan
g Bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
h
In afwijking van het bepaalde
onder sub g geldt bij vrijstaande woningen binnen een strook van
i
De goot- en bouwhoogte van
bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag respectievelijk niet meer dan
1
de bouwhoogte van bijgebouwen en
aan- en uitbouwen in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan
2
indien bijgebouwen en aan- en
uitbouwen aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten
worden gebouwd, de bouwhoogte niet meer dan
j Naast het bepaalde onder sub e en sub f mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
1
De overkapping dient minimaal
2
De oppervlakte mag niet meer dan
3
De bouwhoogte mag maximaal
a
De bouwhoogte mag maximaal
b In afwijking van het bepaalde onder a geldt, dat:
1
de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn maximaal
2
de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn maximaal
c
de bouwhoogte van vlaggenmasten
maximaal
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van:
a de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
b de kapvorm van gebouwen;
c de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
a het straat- en bebouwingsbeeld;
b de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
c de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
d de milieusituatie;
e de verkeersveiligheid;
f de parkeerruimte op eigen terrein;
g de sociale veiligheid;
h de brandveiligheid.
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend het gebruik:
a van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
b van gebouwen en gronden voor de uitoefening van een detailhandels-, horeca-, ambachtelijk-, industrieel en/of escortbedrijf en/of seksinrichting;
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
b
de omvang van de activiteit niet
meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een
maximum van
c er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep of bedrijf;
d eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
e het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1 voor het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
b
de omvang van de
bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan
c de bedrijven vallen onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Bedrijvenstaat of bedrijven die niet voorkomen in de Bedrijvenstaat, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 of 2;
d er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep of bedrijf;
e eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
f het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
De voor ‘Waterstaat – Waterbergend rivierbed’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor primair een waterbergende functie.
a De andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen dienen deze activiteiten toe te laten.
b Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft; en
c Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is.
d De resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam gecompenseerd te worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de verlening van een bouwvergunning waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De waterhuishoudkundige situatie mag niet verstoord worden.
b Er mag geen onevenredige afbreuk gedaan worden aan archeologische waarden.
een en ander met dien verstande dat:
1 de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;
2 er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan archeologische waarden;
3 er géén zodanige verkeersaantrekkende activiteiten mogen worden uitgeoefend dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen.
a Ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak.
b
De verticale diepte mag niet meer
bedragen dan
c De gebouwen uitsluitend mogen worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik;
een en ander met dien verstande dat:
1 de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;
2 er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan archeologische waarden;
3 er géén zodanige verkeersaantrekkende activiteiten mogen worden uitgeoefend dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen.
a de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d invloed van de omgeving op een bouwwerk;
e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
f de ruimte tussen bouwwerken.
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
a het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, dakhellingen, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
b het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of afvalcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
1
de oppervlakte niet meer bedraagt
dan
2
de goothoogte niet meer bedraagt
dan
3
de bouwwerken naar aard en
afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan
c geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, dan wel de situering van ontsluitingen of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
d het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
e
het oprichten van voorzieningen
ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisiesignalen, alsmede
voor telecommunicatie doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe
horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
f het houden van evenementen, voor zover:
1 de in de bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast;
2 er geen mogelijkheid aanwezig is om het evenement te houden op binnen de gemeente aangewezen evenemententerrein of het terrein niet geschikt is voor dit specifieke evenement.
g het toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een (bedrijfs)woning, niet zijnde een bedrijfsgebouw, tijdelijk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
1 de ontheffing uitsluitend kan worden verleend onder de voorwaarden dat:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw of aangebouwd bijgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven en rekening wordt gehouden met de milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);
- de afhankelijke woonruimte
binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen wordt ingepast met een
maximale oppervlakte van
- de afhankelijke woonruimte
wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat op maximaal
2 burgemeester en wethouders nadere voorwaarden kunnen stellen aan de ontheffing;
3 burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Bergstraat 15a Sambeek’.
Rosmalen, februari 2010 Vastgesteld: 11 februari 2010