Bestemmingsplan
Schutboom, fase 2.
Gemeente Boekel
Imro-code: NL.IMRO.0755.BPHBOEKschutboom2-ON01
Planstatus: Ontwerp
Datum: 14-12-2023
Regels
deel uitmakende van het bestemmingsplan
Inhoudsopgave
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen (G)
Artikel 4 Verkeer (V)
Artikel 5 Wonen (W)
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4 (WR-A4)
Artikel 7 Waarde - Archeologie 5 (WR-A6)
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene bouwregels
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Artikel 13 Overige regels
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1: Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
Het bestemmingsplan ‘Schutboom, fase 2‘ van de gemeente Boekel
bestemmingsplan‘:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0755.BPHBOEKschutboom2-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aaneengebouwd:
Bebouwing waarbij het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen
aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, waaronder begrepen een overkapping.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
boven-benedenwoning
gestapelde wooneenheden welke niet behoren tot een appartementencomplex of flatgebouw.
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde per-ceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
carport:
een vrijstaande dakconstructie zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw, bedoeld voor de overdekte stalling van motorvoertuigen naast hoofdgebouw.
dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.
detailhandel:
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
erf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, 1 meter gelegen achter de denkbeeldige lijn in het verlengde van de lijn van het bouwvlak waar de voorgevel van het hoofdgebouw aan ligt, voor zover deze gronden gelegen zijn buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gestapelde woning:
een woning, deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere woningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht waaronder boven-benedenwoningen.
hoekwoning:
Een woning op een bouwperceel, dat aan twee zijden grenst aan openbaar gebied.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
kamerverhuur:
het opdelen van een woning in twee of meer onzelfstandige wooneenheden óf het opdelen van een woning in één zelfstandige en één of meer onzelfstandige wooneenheden.
peil:
- voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van die weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
ondergronds bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil.
overkapping:
een bouwwerk in de vorm van een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal drie wanden.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa‘s bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aan en/of uitlokken.
twee-aaneen:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelgrens zijn gebouwd en aan de andere zijde niet.
verhard oppervlak:
oppervlak waarop bouwwerken of verhardingen aanwezig zijn.
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die aangeduid is met de aanduiding gevellijn 1 en waarop de bebouwing is georiënteerd.
voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of “uitstraling“ als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
vrijstaand:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelgrens zijn gebouwd.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstanden::
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk::
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen (G)
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen‘ (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- voet- en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- inritten;
met bij deze bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Strijdig met de bestemming is het gebruik voor ‘Groen‘ zonder de realisatie en instandhouding van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard perceeloppervlak (60 mm/m²), die binnen 5 dagen weer volledig beschikbaar is. Deze waterberging zal plaatsvinden in de bestemming ‘Verkeer‘ of ‘Groen‘.
Artikel 4 Verkeer (V)
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer‘ (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, voet en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- verblijfsvoorzieningen
- beeldende kunstwerken;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen.
met bij deze bestemming behorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- De hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 20 m.
- De hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 20 m.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Strijdig met de bestemming is het gebruik voor ‘Verkeer‘ zonder de realisatie en instandhouding van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard perceeloppervlak (60 mm/m²), die binnen 5 dagen weer volledig beschikbaar is. Deze waterberging zal plaatsvinden in de bestemming ‘Verkeer‘ of ‘Groen‘.
Artikel 5 Wonen (W)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen‘ (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- tuinen, erven en verhardingen,
- aan-huis-verbonden beroepen;
- wegen, voet en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- beeldende kunstwerken;
- verblijfsvoorzieningen;
- ter plaatse van de functieaanduiding: ‘bedrijf aan huis‘ (bah) zijn de gronden uitslui-tend bestemd voor de stalling van caravans;
met bij deze bestemming behorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden‘ is aangegeven;
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd,
- woningen mogen uitsluitend in de aangeduide bouwwijze gebouwd worden waarbij geldt dat:
- ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd‘ aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld‘ gestapelde zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen‘ twee-aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand‘ vrijstaande woningen zijn toegestaan;
- de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)‘.
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)
- de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m.
- de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrenzen ter plaatse van de aanduiding:
- ‘gestapeld‘ mag aan beide zijden niet minder dan 1,5 m bedragen.
- ‘aaneengebouwd‘ mag voor wat betreft de eindwoningen aan één zijde niet minder dan 1,5 m bedragen;
- ‘twee-aaneen‘ mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
- ‘vrijstaand‘ mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
- voor de voorgevelrooilijn mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
- de afstand tot de openbare ruimte mag niet minder bedragen dan 3 m;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de breedte mag niet meer bedragen dan de helft van de voorgevel;
- Bij hoekwoningen mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
- met betrekking tot het bebouwingspercentage en bebouwingsoppervlak geldt het volgende:
- van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 60 m²;
- voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder 1. geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot maximaal 90 m²;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen‘ [bg] mag in afwijking van het onder 1 en 2 bepaalde het gezamenlijk oppervlak maximaal 1380 m² bedragen;
- het bebouwingspercentage en de bebouwingsoppervlakten onder 1, 2 en 3 duidt op bijbehorende bouwwerken, waarbij de oppervlakte van het hoofd-gebouw niet wordt meegeteld in deze berekening;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m, met uitzondering van de goothoogte ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-afwijkende goot- en bouwhoogte‘ [sba-agb] die niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
- met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:
- van bijbehorende bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m, behoudens het hierna onder 2, 3 en 4 bepaalde;
- indien het bijbehorende bouwwerk wordt gebouwd in de zijdelingse perceel-grens mag de bouwhoogte in de perceelgrens niet meer bedragen dan 3 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelgrens toenemen tot niet meer dan 5 m, behoudens het hierna onder 3 bepaalde;
- indien een bijbehorend bouwwerk aan weerszijden van de zijdelingse perceelgrens aaneengesloten wordt gebouwd, mag de hoogte niet meer bedragen dan 3 m.
- uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-afwijkende goot- en bouwhoogte‘ [sba-agb] mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 7,5 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
- de carports mogen uitsluitend op een afstand van 1 m achter (het verlengde) van de voorgevel van de woning worden gebouwd;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m;
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat deze gelegen dienen te zijn achter de voorgevelrooilijn.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 onder e indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
5.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen
Binnen de bestemming ‘Wonen‘ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan:
- 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m², behoudens het hierna onder 2 bepaalde;
- 1320 m² ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijf aan huis‘ (bah).
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage A);
de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren op eigen terrein
Het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe bebouwing overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving is alleen toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden met betrekking tot parkeren op eigen terrein:
- per aaneengebouwde woning dient minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden;
- per gestapelde woning dient minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden;
- per twee-aaneenwoning dient minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden;
- per vrijstaande woning dienen minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden;
5.4.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Strijdig met de bestemming is het gebruik voor ‘Wonen‘ zonder de realisatie en instandhouding van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard perceeloppervlak (60 mm/m²), die binnen 5 dagen weer volledig beschikbaar is. Deze waterberging zal plaatsvinden op eigen terrein.
5.4.4 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe bebouwing overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘voorwaardelijke verplichting 1‘ zonder dat door middel van (nader) onderzoek conform de NEN 5740 is vast komen te staan dat de bodemkwaliteit voldoet aan de beoogde functie of zonder het uitvoeren van de noodzakelijke (sanerings)maatregelen om te kunnen voldoen aan de vereiste bodemkwaliteit ten aanzien van de beoogde functie (wonen).
5.4.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
- Met uitzondering van de gronden met de specifieke bouwaanduiding ‘voorwaardelijke verplichting 2‘ mag een op grond van lid 5.1 toelaatbaar gebouw uitsluitend worden gebruikt als woning indien er binnen 3 jaar na verlenen van de omgevingsvergunning voor activiteit bouwen de locatie landschappelijk is ingepast volgens het Landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen als bijlage B van de regels en in stand wordt gehouden.
- Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘voorwaardelijke verplichting 2‘ mag een op grond van lid 5.1 toelaatbaar gebouw uitsluitend worden gebruikt als woning indien er binnen 3 jaar na verlenen van de omgevingsvergunning voor activiteit bouwen de locatie landschappelijk is ingepast volgens het Landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen als bijlage C van de regels en in stand wordt gehouden.
5.5 Afwijking van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor:
- het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 voor het toestaan van het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep dat niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage A), met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie 1.
- het afwijken van het bepaalde in 5.4.3 mits de kans op wateroverlast niet toeneemt.
- het afwijken ven het bepaalde in 5.4.5 onder a indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan in Bijlage B andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het landschappelijk inpassingsplan in Bijlage B opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het landschappelijk inpassingsplan in Bijlage B genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
- het afwijken ven het bepaalde in 5.4.5 onder b indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan in Bijlage C andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het landschappelijk inpassingsplan in Bijlage C opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het landschappelijk inpassingsplan in Bijlage C genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk of werkzaamheid
Voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- Het is op de gronden met de bestemming ‘Wonen‘ verboden zonder omgevingsvergunning voor een werk of werkzaamheid verharding aan te brengen indien het verhard oppervlak meer bedraagt dan:
- 60% van het totale perceeloppervlak, bij een perceeloppervlakte van 100 - 150 m²;
- 55% van het totale perceeloppervlak, bij een perceeloppervlakte van 150-300 m²;
- 50% van het totale perceeloppervlak, bij een perceeloppervlakte van meer dan 300 m².
- het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder a. alleen:
- na goedkeuring van een waterspecialist;
- als de kans op wateroverlast niet toeneemt;
- het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning, zoals genoemd onder a en b, het voorschrift verbinden dat compenserende waterberging wordt aangelegd en in stand wordt gehouden.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4 (WR-A4)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 4‘ (WR-A4) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.:
6.2 Bouwregels
6.2.1 gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde
Op de voor ‘Waarde – Archeologie 4‘ aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:
- het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 250 m² en niet dieper dan 0,40 m onder maaiveld.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het be-paalde onder 6.2.1 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming ge-bouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 250 m² en dieper dan 0,40 m, onder de voorwaarden dat:
- de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4‘ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder 6.2.1. vermelde oppervlaktemaat.
- zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder 6.2.1. vermelde oppervlaktemaat.
6.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 6.1 genoemde doeleinden;
- alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor ‘Waarde – Archeologie 4‘ aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder 6.2.1 vermelde oppervlaktematen en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan de aanduiding ‘Waarde – Archeologie 4‘ wijzigen dan wel toevoegen en/of verwijderen indien:
- uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
- uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 5 (WR-A5)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 5‘ (WR-A5) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor het behoud en de bescherming van ar-cheologische waarden van de gronden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde
Op de voor ‘Waarde – Archeologie 5‘ aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:
- het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 2500 m² en niet dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.2.1 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 2500 m² en dieper dan 0,50 m, onder de voorwaarden dat:
- de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 5‘ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder 7.2.1. vermelde oppervlaktemaat.
- zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder 7.2.1. vermelde oppervlaktemaat.
7.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
7.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 7.1 genoemde doeleinden;
- alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor ‘Waarde – Archeologie 5‘ aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder 7.2.1 vermelde oppervlaktematen en een diepte van meer dan 0,50 m hebben.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan de aanduiding ‘Waarde – Archeologie 5‘ wijzigen dan wel toevoegen en/of verwijderen indien:
- uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
- uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Balkons
Balkons mogen voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
- De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 m.
- De breedte mag niet meer bedragen dan de helft van de voorgevel.
9.2 Dakkapellen
Dakkapellen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:
- de dakkapel is, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, niet hoger dan 1,75 meter;
- de onderkant van de dakkapel ligt meer dan 0,5 meter, maar minder dan 1 meter boven de dakvoet;
- de bovenkant van de dakkapel ligt meer dan 0,5 meter onder de daknok;
- de zijkanten liggen meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak of grenslijn met aanliggende woning;
- de breedte is maximaal 50% van de breedte van de betreffende gevel bij dakkapellen in naar openbaar gebied gerichte aan voor- en zijkant;
- de dakkapel mag niet gebouwd worden op een tijdelijke woning of woongebouw, zoals een woonkeet, of op een woonwagen; de dakkapel mag ook niet op een vakantiehuisje of een andere woning of woongebouw, dat niet permanent mag worden bewoond, worden geplaatst.
9.3 Ondergronds bouwen
9.3.1 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van (half)ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
- Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden.
- De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 1 m.
9.3.2 Afwijken regels ondergronds bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 9.3.1, mits het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de provincie en het Waterschap Aa en Maas.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid, gelden de volgende regels:
- bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of planologisch strijdig gebruik, dient tenminste voldaan te worden aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de publicatie van CROW ‘Toekomstbestendig Parkeren‘ (CROW, publicatie 318, december 2018);
- parkeerruimten ten behoeve van het parkeren van auto‘s moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto‘s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan
- indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,8 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
- indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicaptenparkeerplaats, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst, ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
- indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
- het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. en toestaan, dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden op eigen terrein, indien:
- er aangetoond is dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is, of;
- er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functie of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentages en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm;
- afwijken van de regels, zoals bedoeld onder d., is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- i. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
- ii.de woon- en leefsituatie;
- het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a., in die zin dat meer parkeerplaatsen worden geëist dan het aantal dat als voldoende parkeergelegenheid wordt beschouwd, indien het voorgenomen gebruik van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft;
- indien de uitgave van CROW ‘Toekomstbestendig Parkeren‘ (CROW, publicatie 318, december 2018) als bedoeld onder a. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
- parkeergelegenheid die gerealiseerd is om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid, dient in stand te worden gehouden.
10.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- het gebruik van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor coffeeshops en smartshops;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
- het gebruik van de gronden voor buitenopslag;
- het gebruik van de bouwwerken voor kamerverhuur.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 Overig - in verordening toe te voegen stedelijk gebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overig - in verordening toe te voegen stedelijk gebied‘ maken de desbetreffende gronden deel uit van het stedelijk gebied, zoals bedoeld in de Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant.
11.2 Overig - in verordening te verwijderen gemengd landelijk gebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overig - in verordening te verwijderen gemengd lan-delijk gebied‘ maken de desbetreffende gronden geen deel meer uit van het gemengd lan-delijk gebied, zoals bedoeld in de Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Afwijkingsregels voor alle bestemmingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen aan het afwijken van:
- de bestemmingsregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
- de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
13.2 Voorrangsregels
13.2.1 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Schutboom, fase 2‘.
Versie ten behoeve van publicatie op www.ruimtelijkeplannen.nl
Gemaakt op 13 december 2023 door CADeRonline.nl