Artikel 29      Algemene gebruiksbepaling

 

29.1   Gebruiksverbod

 

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

29.2   Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in lid 29.1, wordt in ieder geval verstaan:

a    gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

b    het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;

c    het houden van een kampeerterrein voor kampeermiddelen als bedoeld in artikel 8, lid 2, sub a, van de Wet op de openluchtrecreatie behoudens binnen de detailbestemming ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’ tot een maximum van 15 (niet permanente) kampeermiddelen;

d    het houden van een kampeerterrein door een organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard, als bedoeld in artikel 8, lid 2, sub b van de Wet op de openluchtrecreatie;

e    het houden van een natuurkampeerterrein, als bedoeld in artikel 8, lid 2, sub c van de Wet op de openluchtrecreatie;

f     gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden;

 

29.3   Vrijstelling gebruiksverbod

 

a    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 29.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

b    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 29.2 sub b en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

-      een dergelijke bewoning noodzakelijk is van uit een oogpunt van mantelzorg;

-      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven);

-      de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake toegestane oppervlakte aan bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

-      er sprake is van een ruimtelijke eenheid van hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte via een aangebouwd bijgebouw of bijgebouw op minder dan 10 meter van de hoofdwoning;

-      vooraf van Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben.

Burgemeester en wethouders trekken de vrijstelling in indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het gebruik van de voormalige afhankelijke woonruimte dient dan weer in overeenstemming met de vigerende bestemming te zijn.

c    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 29.2 sub b en toestaan dat er een Bed & Breakfast in of bij een woning wordt gebruikt als recreatieve woonruimte, mits:

-      de totale oppervlakte niet meer dan 300 m² bedraagt;

-      het totale aantal kamers niet meer dan 6 bedraagt (12 bedden);

-      de in het gebied aanwezige ruimtelijke waarden niet onevenredig worden aangetast

-      er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de omliggende percelen;

-      de kamers binnen de vigerende regeling inzake toegestane oppervlakte aan hoofd- en bijgebouwen wordt ingepast;

-      het parkeren op eigen erf plaats vindt;

-      er geen permanente bewoning van kamers plaats vindt.

d    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 29.2 sub c en kleinschalig kamperen toestaan direct aansluitend bij de bestemming ‘agrarische bedrijfsdoeleinden’ of de medebestemming ‘woondoeleinden’, mits:

-      het totaal aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 bedraagt, met dien verstande dat binnen de medebestemming ‘woondoeleinden’ het totaal aantal kampeermiddelen niet meer dan 10 bedraagt;

-      slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans, e.d.);

-      de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 125 meter gerekend vanaf de grens van het bouwblok of de gevel van de (bedrijfs)woning;

-      het kleinschalig kamperen binnen het bestemmingsvlak ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’, in relatie tot een doelmatige bedrijfsvoering redelijkerwijs niet (meer) mogelijk is;

-      er geen bebouwing plaatsvindt buiten het bestemmingsvlak;

-      de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;

-      er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het terrein gelet op de in het gebied voorkomende waarden op basis van een erfbeplantingsplan.

-      als gevolg van het kleinschalig kamperen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks en bebouwingsmogelijkheden van de omliggende percelen.

-      het parkeren op eigen erf plaats vindt;

-      er geen permanente bewoning van kampeermiddelen plaats vindt.