Artikel 27      Algemene vrijstellingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen:

a    van de in de voorschriften gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

b    van de voorschriften en toestaan dat de bestemmingsgrenzen of het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

c    van de voorschriften en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:

1    de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m3;

2    de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;

3    de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;

d    van de voorschriften voor de bouw van dierenverblijven binnen de bestemmingen ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’, ‘Woondoeleinden (medebestemming)’ en ‘Bedrijfsdoeleinden’ waarbij de volgende voorwaarden gelden:

1    Per bouwperceel mag slechts één dierenverblijf worden gebouwd c.q. aanwezig zijn.

2    Er mogen uitsluitend vrijstaande dierenverblijven worden gebouwd als schuilgelegenheid of nachtverblijf voor het houden van vee met een hobbymatig c.q. geen bedrijfsmatig karakter.

3    De oppervlakte van het dierenverblijf mag maximaal 20 m² bedragen en de (nok)hoogte maximaal 3 m.

4    Het moet een constructie betreffen die minimaal aan één zijde (half)open is.

5    De afstand tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

6    De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.

e    van de voorschriften van de bestemmingen ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarden en natuurwaarden’, ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarden’ en ‘Agrarisch gebied’ voor het bouwen van hoge ondersteunende voorzieningen met een tijdelijk of met een meer permanent karakter, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

1    De bouw daarvan mag uitsluitend plaatsvinden binnen de hiervoor genoemde bestemmingen voor zover direct aansluitend bij een agrarisch bouwblok.

2    De hoogte van de bebouwing niet meer mag bedragen dan 3 m;

3    Nadere afweging dient plaats te vinden op basis van de Beleidsnota Teelt-Ondersteunende Voorzieningen (TOV) in de Land– en tuinbouw, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten in maart 2003, bijlage 3 bij de voorschriften.

f    van de voorschriften ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane (nok)hoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

1    de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

2    de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 maal de maximaal toegestane (nok)hoogte van het betreffende gebouw, met dien verstande dat de maximale hoogte van schoorstenen 15 meter bedraagt.