Artikel 23      Leidingen (dubbelbestemming)

 

23.1      Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Leidingen (dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:

a    de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de op de plankaart aangeduide leidingen:

1    ondergrondse watertransportleiding;

2    ondergrondse aardgastransportleiding;

3    ondergrondse rioolwatertransportleiding;

4    ondergrondse militaire brandstofleiding;

5    bovengrondse hoogspanningsleidingen;

b    groenvoorzieningen;

c    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

waarbij de volgende bestemmingsbreedten en toetsings- en/of veiligheidszones gelden gemeten aan weerszijden uit het hart van de leiding:

 

Leiding

Bestemmings-

breedte

Toetsings-/

veiligheidszone

Watertransportleiding

3 m

15 m 

Aardgastransportleiding 66,2 bar

5 m

35 m 60 m

Aardgastransportleiding 40 bar

4 m

35 m

Rioolwatertransportleiding

3 m

15 m

Militaire brandstofleiding

5 m

22 m

Hoogspanningsleiding 150 KV

25 m

25 m

Hoogspanningsleiding 380 KV

36 m

36 m

 

 

23.2      Bouwvoorschriften

 

In afwijking van hetgeen elders in deze voorschriften is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:

a    bouwwerken tot een maximale (nok)hoogte van 3 m voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse transportleidingen;

b    hoogspanningsmasten tot een maximale (nok)hoogte van 35 m ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsleidingen.

 

23.3   Aanlegvoorschriften

23.3.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    het uitvoeren van graafwerkzaamheden (onder andere het vergraven, diepploegen, diepwoelen van de bodem, het graven, verdiepen, herprofileren van sloten en het aanleggen van drainage);

b    het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.


c    het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

d    het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

e    het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting (alleen bij bovengrondse hoogspanningsleidingen);

f     het aanleggen en/of verharden van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

23.3.2   Uitzonderingen

Het in lid 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;

b    reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

23.3.3   Toelaatbaarheid

De in lid 23.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuīteit van de energie-, de water- en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.

 

23.4      Vrijstellingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

a    Het behoud van een veilige ligging en de continuīteit van de energie-, de water- en afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd.

b    Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

c    Uitsluitend voor het geval, dat burgemeester en wethouders voornemens zijn vrijstelling te verlenen in afwijking van het onder c bedoelde advies, dient van Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar te zijn ontvangen.