In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘gezamenlijke woongebieden’ de volgende bepalingen:
a Het totaal aantal woningen mag niet minder bedragen dan 600 en niet meer bedragen dan 790.
b Het aandeel van de woningen in de sociale sector (huur en koop) mag niet minder bedragen dan 32% van het maximum aantal woningen.