De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - riool’;
b groenvoorzieningen;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
a Bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de in 5.1 genoemde leiding tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a Het behoud van een veilige ligging en de continuďteit van de energie-, de water- en afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd.
b Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Riool’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het uitvoeren van graafwerkzaamheden (onder andere het vergraven, diepploegen, diepwoelen van de bodem, het graven, verdiepen, herprofileren van sloten en het aanleggen van drainage);
b het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e het aanleggen en/of verharden van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.
Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhouden/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
a De in lid 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuďteit van de energie-, de water- en afvalvoorziening zijn gewaarborgd.
b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.