De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wegen;
b fiets- en voetpaden;
c water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeerplaatsen, groen en beplantingen, bermen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a De oppervlakte niet meer dan 15 m˛ mag bedragen.
b De bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 10 m bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a De verkeersveiligheid.
b De sociale veiligheid.
c Samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.