Emphasis Ruimtelijke Ordening en Juridisch Advies

Mr. P.J.A. Engelvaart

 

 

 

 

 

 

 

Regels Bestemmingsplan

Bezoekerscentrum militaire erevelden

 

 

 

 

 

Datum:                                20 maart 2024

In opdracht van:             Stichting militaire erevelden Brabantse wal


 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bezoekerscentrum militaire erevelden met identificatienummer

NL.IMRO.0748.BP0273-0301  van de gemeente Bergen op Zoom;

1.2 bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de aanduding regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aardkundige waarden en kenmerken     

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van belang zijn;

1.6 Afhankelijke woonruimte:     

een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding is ondergebracht;

1.7 Agrarisch bedrijf:     

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1., derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een (grondgebonden) veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;

1.8 Agrarisch bouwvlak:     

een aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - Natuur en landschap;

1.9 Agrarisch technisch hulpbedrijf:     

bedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt. vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking;

1.10 Agrarisch verwant bedrijf:     

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.11 Archeologische waarden:     

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.12 Attentiezone waterhuishouding     

gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant waar fysieke ingrepen die een negatief effect hebben op de waterhuishouding invloed kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het NNB;

1.13 Bebouwing:     

gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 Bebouwingscluster     

vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied;

1.15 Bebouwingsconcentratie:     

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;

1.16 Bebouwingslint     

min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied;

1.17 Bebouwingspercentage:     

een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.18 Bed & breakfast:     

een voorziening bestaande uit maximaal vier kamers voor het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; daaronder niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.19 Bedrijfsactiviteiten:     

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.20 Bedrijfsgebouw:     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.21 Bedrijf aan huis     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk in een omvang die in een woning en/of de daarbij bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.22 Bedrijfsmatige exploitatie:     

het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/ exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.23 Bedrijfswoning     

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;

1.24 Beperkt kwetsbaar objecten:     

onder een beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per ha, en; 
  2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in 1.90 vallen; 
  4. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in 1.90 vallen; 
  5. winkels, voor zover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in 1.90 vallen; 
  6. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen; kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in 1.90 vallen; 
  7. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in 1.9) vallen; 
  8. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en; objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.25 Beperkingen veehouderij     

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;

1.26 Beroep aan huis     

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.27 Bestaand:     

a.       t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b.       t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.28 Bestaand bouwperceel     

een bouwperceel waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat;

1.29 Bestaand stedelijk gebied     

gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies;

1.30 Bestaande ammoniakemissie     

het bestaand aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:

a.       bestaand stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan;

b.       bestaande aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan;

c.        bestaande diersoorten: de diersoorten waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd.

1.31 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.32 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.33 Bevoegd gezag:     

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.34 Bijbehorend bouwwerk     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.35 Bos:     

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.36 Boerderij(gebouw):     

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.37 Bouwen:     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.38 Bouwgrens:     

de grens van een bouwvlak;

1.39 Bouwlaag:     

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.40 Bouwperceel:     

een aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;

1.41 Bouwperceelgrens:     

een grens van een bouwperceel;

1.42 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het planologisch regime bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.43 Bouwvlakgrens     

de grens van een bouwvlak;

1.44 Bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.45 Buisleiding     

leiding bestemd of gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.46 Buisleidingenstraat     

een brede strook grond, die primair bestemd is voor het leggen van meerdere buisleidingen en zo nodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen zoals kunstwerken.

1.47 Centrale (recreatieve) voorzieningen     

Voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatieve functie, zoals een ontvangstkantoor/receptie, kantine, verblijfsruimten, sanitaire voorzieningen, kampwinkel, sport, spel- en ontspanningsvoorzieningen en dienstverlening.

1.48 Chalet     

een gebouw, geen stacaravan of recreatiewoning zijnde, al dan niet met vaste fundering, dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.49 Cultuurhistorische waarden en kenmerken     

waarden of kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.50 Dagrecreatie:     

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

1.51 Dagrecreatieve voorziening     

speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;

1.52 Detailhandel:     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.53 Dienstverlening:     

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, uitzendbureau, reisbureau, bank, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, fotoatelier, kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.54 Ecologische waarden en kenmerken     

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuur en belevingswaarde, al dan niet zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan;

1.55 Erftoegangsweg:     

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;

1.56 Evenement:     

een georganiseerde één- of meerdaagse gebeurtenis ten behoeve van meerdere bezoekers met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken;

1.57 Extensief recreatief medegebruik:     

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, waarbij het aantal recreanten per hectare beperkt is, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

1.58 Extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:     

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied zoals kinderboerderijen, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, waarbij kampeermiddelen en stacaravans niet zijn toegestaan;

1.59 Gebiedsontsluitingsweg:     

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvlakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met wegen van een lagere orde;

1.60 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.61 Geluidgevoelige objecten     

woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;

1.62 Geluidzoneringsplichtige inrichting:     

bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.63 Gemengde bedrijven:     

agrarische bedrijven met een grondgebonden bedrijfstak en een intensieve veehouderijtak;

1.64 Gemengd landelijk gebied     

multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, het Natuur Netwerk Brabant en de groenblauwe mantel;

1.65 Geomorfologisch:     

de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;

1.66 Geurgevoelige objecten:     

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.67 Glastuinbouwbedrijf:     

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;

1.68 Groepsrisico     

cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of leiding en/of een ongewoon voorval met die inrichting of leiding.

1.69 Groepsaccommodatie/logeergebouw:     

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;

1.70 Grondgebonden agrarisch bedrijf     

agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond behorende bij het bedrijf;

Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant;

1.71 Grondgebonden veehouderij     

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op de gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;

1.72 Grondwaterbeschermingsgebied     

gebied waarbinnen het grondwater, afhankelijk van de kwetsbaarheid van het gebied, een periode van 25 of 100 jaar nodig heeft om de pompputten voor waterwinning te bereiken;

1.73 Grootschalige ontwikkeling     

ontwikkeling waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek, de som van het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen meer dan 150.000 bedraagt;

1.74 GVE (groot vee-eenheid)     

eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe;

1.75 Hobbymatig:     

een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor gebruik;

1.76 Hoofdgebouw:     

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en/of, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.77 Horeca     

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig aanbieden van hotel- of groepsaccomodatie of het bedrijfsmatig bieden van feest-, congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar;

1.78 Houtgewas     

bomen, struiken, cactussen of doorlevende klimplanten (zoals druiven)

1.79 Houtproductie:     

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.80 Hoveniersbedrijf:     

een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;

1.81 Kabel     

een kabel is een geheel van geleiders welke voorzien is van één ommanteling en bestemd is voor transport van energie of data;

1.82 Kamerverhuur:     

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

1.83 Kampeerboerderij:     

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een (voormalig) agrarisch bedrijf ,

1.84 Kampeerchalet     

een eenvoudig gebouw met een beperkte inhoud en oppervlakte waarvan de muren niet uit steen, beton of vergelijkbare materialen bestaan dat is bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.85 Kampeermiddel:     

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;

1.86 Kampeerplaats:     

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.87 Kampeerterrein:     

terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, dat is bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.88 Kantoor:     

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.89 Kas:     

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;

1.90 Kwetsbare object     

onder een kwetsbaar object wordt verstaan:

  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in 1.24;
  2. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
      1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2 , of;
      2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
      3. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.91 Landschappelijke inpassing:     

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt met het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting, een en ander passend binnen de voorwaarden als vastgelegd in het regionale beleidskader dat als bijlage bij de regels is gevoegd;

1.92 Landschappelijke waarden en kenmerken     

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstige waarden van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.93 Lawaaisport:     

sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd , waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, en de (model)vliegsport;

1.94 Legaal:     

gebouwd in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.95 Loon(werk)bedrijf:     

een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen- diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden;

1.96 Manege     

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, ondergeschikte horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en of verenigingsaccomodatie en het houden van wedstrijden en evenementen;

1.97 Mestbewerking:     

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;

1.98 Milieucategorie     

milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009);

1.99 Minicamping:     

een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;

1.100 Natuur Netwerk Brabant     

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.101 Natuurwaarde:     

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.102 Netto glas     

aantal m² kasoppervlakte;

1.103 Nevenactiviteiten:     

het ontplooien van ondergeschikte activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

1.104 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:     

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.105 Nieuwvestiging     

vestiging op een locatie waar ingevolge het geldende bestemmingsplan geen bebouwing of bedrijfsfunctie is toegestaan;

1.106 Omgevingsdialoog     

het voeren van overleg over (de voorbereiding van) een plan of project met omwonenden en/of direct betrokkenen door de initiatiefnemer;

1.107 Omschakeling     

het geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar een andere agrarische bedrijfsvorm;

1.108 Ondergronds bouwwerk     

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen ten minste 1.75 meter beneden peil;

1.109 Ondersteunende horeca:     

een horecavoorziening of -activiteit binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor het aanbieden van drank en etenswaren dan wel drank en etenswaren aanbiedt voor gebruik ter plaatse;

1.110 Overig bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.111 Overig agrarisch bedrijf     

agrarisch bedrijf gericht dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;

1.112 Overkapping     

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.113 Paardenbak:     

een terrein dat door middel van grondbewerkingen en eventuele hekwerken is ingericht voor het trainen en/of africhten van paarden;

1.114 Paardenfokkerij     

het fokken van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en ponyfokbedrijven;

1.115 Paardenhouderij:     

voor de paardenhouderij dient onderscheid gemaakt te worden in productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij:

productiegerichte paardenhouderij(diergerichte paardenhouderij): een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak, handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

gebruiksgerichte paardenhouderij(mensgerichte paardenhouderij): een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone (inclusief het in pension houden van paarden van derden)

1.116 Pand     

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.117 Peil     

·         voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

·         in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;

1.118 Pensionstalling:     

een gebruiksgerichte paardenhouderij die zich voornamelijk richt op het stallen van paarden van derden;

1.119 Permanente teeltondersteunende voorziening     

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een kas;

1.120 Plaatsgebonden risico:     

risico op een plaats nabij een buisleiding of inrichting uitgedrukt als kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die bepaalde plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met die buisleiding of inrichting.

1.121 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:     

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.122 Recreatiebedrijf     

aaneengesloten terrein ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van dag- en verblijfsrecreatie, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.123 Recreatief medegebruik:     

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

1.124 Recreatiewoning:     

woning of enig ander een bouwwerk , dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.125 Recreatiewoningencomplex:     

een terrein voor het plaatsen en geplaatst houden van recreatiewoningen;

1.126 (regionale) waterberging     

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit (regionale) watersystemen tegen te gaan;

1.127 Rijstrook:     

een begrensd gedeelte van de rijbaan dat voldoende breed is voor het op dat gedeelte voorkomende verkeer;

1.128 Risicovolle inrichting:     

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.129 Rugstreeppadgebied     

een gebied dat is ingericht als leefomgeving voor rugstreeppadden, in ieder geval bestaande uit een geïsoleerde voortplantingsvijver met een minimum grootte van 0,5 hectare met permanent ondiep water en oevers met zeer geleidelijk aflopende taluds in ieder geval begroeid met een halfopen, schrale vegetatie;

1.130 Ruimtelijke ontwikkeling:     

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging op grond van het planologisch regime nodig is;

1.131 Seksinrichting     

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.132 Slopen:     

geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk;

1.133 Solitaire recreatiewoning     

recreatiewoning die geen deel uitmaakt van een verblijfsrecreatief terrein;

1.134 Speelbos     

een natuurlijke speeltuin, zonder gebruikelijke speeltoestellen zoals schommels en klimrekken, geschikt voor bouwen van boomhutten en bruggetjes en daarmee vergelijkbare natuurlijke spelactiviteiten in een bos;

1.135 Stacaravan:     

een gebouw voor recreatief nachtverblijf, in de vorm van een caravan;

1.136 Statische opslag:     

opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals boten en caravans en dergelijke;

1.137 Streekgebonden producten:     

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;

1.138 Teeltondersteunende kassen:     

teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;

1.139 Teeltondersteunende voorziening:     

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de bedrijfsvoering van een grondgebonden teeltbedrijf;

1.140 Teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk     

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, doch maximaal 6 maanden per kalenderjaar. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en dergelijke;

1.141 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:     

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.142 Trekkershut:     

een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërs of autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;

1.143 Tuincentrum:     

bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de aanleg, inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden zoals tuinplanten en bomen, bloemen en planten, dieren, bloembollen en zaden, gereedschap, decoratiemateriaal buitenhuis en binnenhuis, materiaal ten behoeve van klein en groot tuinonderhoud, kleinmeubelen, tuinzwembaden en tuinsauna's, tuin gerelateerd speelgoed, tuinartikelen(tuinmeubilair),

1.144 Uitbreiding     

vergroting van een bestaand bouwperceel of bestaand bestemmingsvlak;

1.145 Veehouderij     

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van dieren waaronder runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

1.146 Verbrede landbouw:     

het ontplooien van (neven)activiteiten op een agrarisch bouwvlak die verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.147 Verblijfsrecreatie:     

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, stacaravan, (kampeer)chalet, pension, bed & breakfast of kampeermiddel door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.148 Vergisting     

het omzetten van koolhydraten door micro-organisme door middel van een anaëroob dissimilatieproces (waarbij biogas wordt geproduceerd);

1.149 Verkoopvloeroppervlak:     

voorkomende bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m² op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten;

1.150 Vestiging     

mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling op (het bouwvlak van) een bestaand bouwperceel die op grond van het geldende planologische regime niet is toegelaten;

1.151 Vloeroppervlak(te):     

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.152 Volkstuinen:     

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld,voornamelijk ten eigen behoeve;

1.153 (vollegronds) teeltbedrijf     

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.154 Volwaardig agrarisch bedrijf:     

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.155 Voorgevelrooilijn:     

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

a.       gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;

b.       gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;

1.156 Vormverandering van een bouwvlak     

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte van het bouwvlak;

1.157 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

inrichting en constructies ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;

1.158 Watergang:     

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;

1.159 Waterwingebied     

gebied waar de winning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door onttrekking van grondwater;

1.160 Windturbine     

een bouwwerk bestaande uit een mast met bijbehorende fundering en rotor bedoeld voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie;

1.161 Woning/ wooneenheid:     

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;

1.162 Woningsplitsing:     

het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;

1.163 (woon)boerderij:     

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimte(n), die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.164 Woonunit:     

een te verplaatsen/ verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een stacaravan;

1.165 Zoekgebied ecologische verbindingszone     

gebied waarbinnen het natuurnetwerk wordt gerealiseerd;

1.166 Zoekgebied watersystemen     

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het provinciaal waterbeleid op het gebied van ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen;

1.167 Zorgvuldige veehouderij     

een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

1.168 Scouting     

georganiseerde vrijetijdsactiviteiten voor jeugdgroepen, daaronder begrepen jeugdkampen voor leden

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

 

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

 

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

a.        vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

b.        vanaf Bovenkant Spoorstaaf (BS) tot aan de bovenkant van de goot; c.q. de druiplijn, het boeiboord, of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

a.        vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

b.        vanaf Bovenkant Spoorstaaf (BS) tot het hoogste punt van het bouwwerk

 

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

 

2.9 peil:

a.        voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;

b.        voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;

c.        in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

2.10 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

 

2.11 ondergrondse diepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

 

2.12 dakkapellen en dakopbouw     

a. bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;

b. bij toepassing van een afgeknot schilddak, een afgeknot zadeldak of een zadeldak met een wolfseind zoals bedoeld in bijlage 2 behorende bij de ze regels, wordt de goot ter plaatse van de afknotting of de goot van het wolfseind bij het bepalen van de goothoogte niet meegerekend;

c.de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnecollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen, zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.

d. bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw op het voordakvlak of het zijdakvlak gericht op openbaar toegankelijk gebied met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van maximaal 50% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3.00 m. waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, gemeten tussen hart woningscheidende bouwmuren of buitenzijde gevel aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel). wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;

e bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw als niet genoemd onder a met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, gemeten tussen hart woningscheidende bouwmuren of buitenzijde gevel aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel)wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;

 

 

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Maatschappelijk

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.        ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bezoekerscentrum begraafplaats', uitsluitend voor een bezoekerscentrum ten behoeve van ter plaatse aanwezige begraafplaatsen;

b.        bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

a.        de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;

b.        de oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 550 m2 ;

c.        de bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedragen dan 5 m';

d.        voor 10 % van het bouwvlak mag de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 7 m’ bedragen;

e.        gebouwen dienen te zijn voorzien van maatregelen die de vogelveiligheid bevorderen;

f.         voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:

1.                    de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;

2.                    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3,5 meter.

 

3.3 Voorwaardelijke verplichting

Het is verboden gebouwen en bouwwerken te realiseren en het perceel te gebruiken als bedoeld in artikel 3.1 van deze regels indien niet binnen 3 jaar nadat het bestemmingsplan is vastgesteld, het compensatieplan als bedoeld in bijlage van dit bestemmingsplan is gerealiseerd en het gebied waarop het compensatieplan betrekking heeft duurzaam wordt beheerd en onderhouden.

3.4 Specifieke gebruiksregels     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  1. voor woondoeleinden;
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  3. een al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis ;
  4. een risicovolle inrichting;
  5. het opslaan/ storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, behoudens horeca als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de bestemming;
  7. voor permanente bewoning van kampeermiddelen;
  8. voor detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de bestemming.

 

Artikel 4 Natuur     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische kenmerken en waarden vanwege de ligging binnen het Natuur Netwerk Brabant;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
  3. behoud, beheer en onderhoud van watergangen;
  4. water en waterhuishoudkundige doeleinden voor het eigen perceel;
  5. extensief recreatief medegebruik;

en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.

 

4.2 Bouwregels    

 

4.2.1           Algemeen     

Op de in de bestemming 'Natuur' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat enkel kleinschalige bebouwing en bouwwerken ten dienste van de natuurfunctie of het recreatieve medegebruik daarvan zijn toegestaan, voor zover dit geen aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant;

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

    

4.3.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:

a.       voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.       voor lawaaisporten;

c.        voor verblijfsrecreatie behoudens ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';

d.       voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;

e.       het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning;

f.         het bedrijfsmatig houden van dieren.


4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden   

  

4.4.1 Omgevingsvergunningsplicht     

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.4.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

 

4.4.2 Uitzondering     

Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

a.       waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

b.       welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

c.        welke betreffen het normale onderhoud van de gronden en de buisleidingenstraat.

d.       werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van natuurherstel/inrichting een en ander conform een daartoe door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan.

 

4.4.3 Toelaatbaarheid     

De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

 
 
4.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden     
 

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden

Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning

aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;

·         er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

het dempen van poelen, sloten en greppels;

·         er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

·         de werken en werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse;

het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;

·         er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

·         de werken en werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse;

het vellen of rooien van houtgewas

·         er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

·         de werken en werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse;

·         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - rugstreeppadgebied' indien geen aantasting plaatsvindt van het gebied als rugstreeppadgebied

het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden het maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet.

·         het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord

·         er mg geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden

het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen

·         het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord

·         er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden

 

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2  

   

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarden.

 

5.2 Bouwregels     

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden   

  

5.3.1 Verbod     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 meter en over een oppervlakte groter dan 100 m²:

a.       het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

b.       het bodemverlagen of afgraven van gronden;

c.        het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

d.       het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);

e.       het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;

f.         het rooien van bomen waarbij de stobben tot dieper van 0,5 meter en over een oppervlakte groter dan 50 m2 worden verwijderd.

5.3.2 Uitzonderingen     

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarden van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 meter en een oppervlakte kleiner dan 100 m² betreffen.

 

5.3.3 Toelaatbaarheid     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.

 

5.3.4 Advies     

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

    

5.4.1 Algemeen     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 5.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.

 

5.4.2 Advies     

Alvorens te beslissen omtrent een wijziging als bedoeld in lid 5.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

 

 

Artikel 6 Waarde - Attentiezone waterhuishouding    

 

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Attentiezone waterhuishouding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de waterhuishouding en het voorkomen van een negatief effect op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het Natuur Netwerk Brabant.

 

6.2 Bouwregels     

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende regels toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemming geldende regels.

 

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

 

6.3.1 Algemeen     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, en / of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

a.       het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;

b.       de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

c.        het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

d.       het buiten het agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk;

e.       het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

f.         het bodem verlagen of afgraven van gronden;

g.       het wijzigen van de grondwaterstand;

h.       het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

i.         het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

j.         het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);

k.        het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

l.         het vellen of rooien van houtopstanden.

 

6.3.2 Uitzondering     

a.       Het onder lid 6.3.1vervatte verbod is niet van toepassing op:

1.       het uitvoeren van de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

2.       werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

b.       Voordat een beslissing wordt genomen op de aanvraag om omgevingsvergunning wordt het betrokken waterschapsbestuur gehoord.

 

6.3.3 Toelaatbaarheid     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 is slechts toelaatbaar indien de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de hydrologische instandhoudingsdoelen van het Natuur Netwerk Brabant en mede strekken tot het behoud hiervan en geen negatief effect hebben op de waterhuishouding van het Natuur Netwerk Brabant.

 

Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in de bij deze regels als bijlage gevoegde Overzicht cultuurhistorische waarden in het plangebied.

 

7.2 Bouwregels   

  

7.2.1 Algemeen     

Bouwen op de in lid 7.1 bedoelde gronden is niet toegestaan, indien dat leidt tot de aantasting of de vernietiging van de onderkende cultuurhistorische waarden en kenmerken.

Alvorens op een aanvraag omgevingsvergunning te beslissen wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmomunmentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom

 

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

 

7.3.1 Werken en werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

b.       het bodemverlagen of afgraven van gronden;

c.        het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

d.       het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);

e.       het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;

f.         het vellen of rooien van houtopstanden.

 

7.3.2 Uitzondering     

Het onder lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

a.       het uitvoeren van de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

b.       werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

7.3.3 Toelaatbaarheid     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 is slechts toelaatbaar indien de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde en mede strekken tot het behoud hiervan.

 

7.3.4 Advies     

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.

 

7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

    

7.4.1 Werken en werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen op de in lid 7.1 bedoelde gronden bouwwerken te slopen.

 

7.4.2 Uitzondering     

Het onder lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

7.4.3 Toelaatbaarheid     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 is slechts toelaatbaar indien de sloopwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde.Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 9 Algemene bouwregels

 

9.1 Bescherming van het plan

Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.

 

9.2 Bestaande afstanden en andere maten

 

9.2.1 Maximale en minimale maten

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

9.2.2 (Her)oprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 9.2.1. uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

9.3 Overschrijding van de bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

a.        tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

b.        tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

c.        andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

d.        antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten tot een bouwhoogte van 10 m.

 

9.4 Percentages

Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.

 

 

 

 

 

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

 

10.1 Parkeren

a.        Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet volgens de Nota Parkeernormering Bergen op Zoom, zoals deze is opgenomen in de bijlage van de regels, ten behoeve van parkeren of stallen van personenauto's voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwde blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat:

1.                    het bepaalde in lid a van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging, waarbij moet worden voldaan aan de landelijke normen zoals vermeld in de CROW;

2.                    het bepaalde in lid a van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging, waarbij moet worden voldaan aan de landelijke normen zoals vermeld in de CROW.

 

10.2 Laad- en losmogelijkheden

Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet voor het laden en lossen van goederen voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwd blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat dit van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging.

 

10.3 Afwijken parkeren

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 indien:

a.        het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

b.        op een andere wijze in de benodigde parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;

c.        nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.

 

10.4 Afwijken laad- en losmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 indien:

a.        het voldoen aan voldoende ruimte voor laad- en losmogelijkheden door bijzondere omstandigheden op overwegende  bezwaren stuit;

b.        op een andere wijze in de laad- en losmogelijkheden wordt voorzien.

c.        nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.

 

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen door de bijlagen waarna verwezen wordt in artikel 10.1 aan te passen c.q. te vervangen, indien nadere besluitvorming ten aan zien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.

 

 

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

 

11.1 Overig zone - IHCS     

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS' (met nummer) geldt ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:

a.       150 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 20';

b.       155 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 21';

c.        160 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding ‘overige zone – IHCS – 22’;

in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen van en naar de vliegbasis Woensdrecht.

 

11.2 Vrijwaringszone - radar

    

11.2.1 Verbod     

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' (met nummer) geldt teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:

a.       75 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 6';

11.2.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 mits:

a.       de grote hoogte in overeenstemming is binnen de overige bouwregels die gelden voor de betreffende bestemming;

b.       de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;

c.        voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van het radarverstoringsgebied.

11.3 In Interim omgevingsverordening toe te voegen werkingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim omgevingsverordening toe te voegen NNB' worden deze gronden toegevoegd aan de aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant' van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

11.4 In Interim omgevingsverordening te verwijderen werkingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim omgevingsverordening te verwijderen NNB' worden deze gronden verwijderd uit de aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant' van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

 

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de hoofdstuk 2 ten behoeve van

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

a.                   de bouw ten dienste van openbaar nut van:

1.                    niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 m. mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;

2.                    andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 10 m.;

met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning dient voor het bepaalde onder 1 en 2 in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);

b.       het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een aanduiding of een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen ten hoogste 2 meter mogen worden verschoven;

c.        het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met

ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning voor het gebruik geldt, dat:

1.                    geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;

2.                    die omgevingsvergunning slechts mag worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.

d.        het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:

1.                    met een hoogte van 40 m;

2.                    met een hoogte van ten hoogste 10 m. meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken;

met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder 1 en 2 geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse. Bij het verlenen van omgevingsvergunning kunnen door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten.

e.        het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties,

vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, tot een bouwhoogte van ten hoogste 15 m.

 

 

 

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

a.        het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 m. welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van artikel 19 sub a onder 1 niet kunnen worden gebouwd;

b.        een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, danwel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;

c.        het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarde bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarde gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins worden voorzien van een monumentale aanduiding ; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens omgevingsvergunning;

d.        het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast op primaire eerder verleende omgevingsvergunning voor het gebruik en/of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 14 Overgangsrecht

 

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

a.        Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.                    gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;

2.                    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.        Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

c.        Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.

 

14.2 Overgangsrecht gebruik

a.        Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.        Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.        Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.        Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

 

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Bezoekerscentrum militaire erevelden’.