Emphasis Ruimtelijke Ordening en Juridisch Advies
Mr. P.J.A. Engelvaart
Regels Bestemmingsplan
Bezoekerscentrum militaire
erevelden
Datum: 20
maart 2024
In opdracht
van: Stichting militaire
erevelden Brabantse wal
Artikel
1 Begripsbepalingen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bezoekerscentrum militaire erevelden met
identificatienummer
NL.IMRO.0748.BP0273-0301 van de gemeente Bergen op Zoom;
de
geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen;
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de aanduding regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
waarden
en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische,
bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en
processen vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van belang
zijn;
een
aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke
eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding is
ondergebracht;
inrichting
die tot een, krachtens artikel 1.1., derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen
categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het
telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een (grondgebonden) veehouderij,
een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;
een
aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden -
Natuur en landschap;
bedrijf
dat geheel of in overwegende mate is gericht op het leveren van goederen en
diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt. vervoert
of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel,
veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking;
bedrijf
dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan
particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van
het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere
land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
waarden
van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende
oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis
voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
gebied
gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant waar fysieke ingrepen die
een negatief effect hebben op de waterhuishouding invloed kunnen hebben op de
instandhoudingsdoelstellingen van het NNB;
gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
vlakvormige
verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied;
kernrandzone,
bebouwingslint of bebouwingscluster;
min of
meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten
bestaand stedelijk gebied;
een in
de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van
een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat
maximaal mag worden bebouwd;
een
voorziening bestaande uit maximaal vier kamers voor het verstrekken van logies
en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk
één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; daaronder niet verstaan
overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of
seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
handelingen
en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een
bedrijf;
een
gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
het
bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en
ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk in
een omvang die in een woning en/of de daarbij bijbehorende bouwwerken met
behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
het via
een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/
exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik
plaatsvindt;
een
woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden
van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering
noodzakelijk moet worden geacht;
onder
een beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:
gebied
waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;
een
beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te
stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij
behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
a. t.a.v.
bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de
terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens
een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b.
t.a.v.
gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het
tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
een
bouwperceel waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en
bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m²
toestaat;
gebied
dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een
samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies;
het
bestaand aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met
de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:
a.
bestaand
stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan;
b.
bestaande
aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals
aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan;
c.
bestaande
diersoorten: de diersoorten waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals
aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd.
de
grens van een bestemmingsvlak;
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bestuursorgaan
dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om
een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende
omgevingsvergunning;
uitbreiding
van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de
aarde verbonden bouwwerk met een dak;
elk
terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig
handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling
van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de
functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen
waterhuishouding) en recreatie;
een
(voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen
(voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid
(bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar
verbonden zijn) vormen;
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
de
grens van een bouwvlak;
doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd;
een
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende
bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak,
waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten met de direct daaraan grenzende gronden
waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije
bouwwerken zijn toegestaan;
een
grens van een bouwperceel;
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het
planologisch regime bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn
toegelaten;
de
grens van een bouwvlak;
een
bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden;
leiding
bestemd of gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, met de daarbij
behorende voorzieningen;
een
brede strook grond, die primair bestemd is voor het leggen van meerdere
buisleidingen en zo nodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen zoals
kunstwerken.
Voorzieningen
ten behoeve van de verblijfsrecreatieve functie,
zoals een ontvangstkantoor/receptie, kantine, verblijfsruimten, sanitaire
voorzieningen, kampwinkel, sport, spel- en ontspanningsvoorzieningen en
dienstverlening.
een
gebouw, geen stacaravan of recreatiewoning zijnde, al dan niet met vaste
fundering, dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste
woon- of verblijfplaats elders hebben;
waarden
of kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het
bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden,
het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische
waarden;
activiteiten
ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij
overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;
speciaal
aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor
eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening
door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een
publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon,
opticien, autorijschool, uitzendbureau, reisbureau, bank,
telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, fotoatelier, kopieerservicebedrijf,
schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige
bedrijven;
aanwezige
en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied,
waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische
processen, waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate
van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuur en belevingswaarde, al dan
niet zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het
natuurbeheerplan;
een weg
die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer
gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden
fietspaden;
een
georganiseerde één- of meerdaagse gebeurtenis ten behoeve van meerdere
bezoekers met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke
bouwwerken;
die
vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op
natuur- en landschapsbeleving, waarbij het aantal recreanten per hectare
beperkt is, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en
natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;
dag- en
verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij
het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk
gebied zoals kinderboerderijen, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren,
waarbij kampeermiddelen en stacaravans niet zijn toegestaan;
een weg
die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met
gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te
ontsluiten. De wegvlakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de
gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met wegen van
een lagere orde;
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
woningen,
scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger
onderwijs en gezondheidszorggebouwen;
bedrijven
welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer;
agrarische
bedrijven met een grondgebonden bedrijfstak en een intensieve veehouderijtak;
multifunctionele
gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, het Natuur Netwerk
Brabant en de groenblauwe mantel;
de vorm
van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door
menselijk handelen;
gebouw,
bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden
gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent
of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
agrarisch
bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen
plaatsvindt;
cumulatieve
kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als
rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied
van een inrichting of leiding en/of een ongewoon voorval met die inrichting of
leiding.
een
gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;
agrarisch
bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van
het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond behorende bij het bedrijf;
Grondgebonden
bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en
vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen
rechtstreeks in de grond zijn geplant;
veehouderij
waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk
aangewend worden op de gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in
de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;
gebied
waarbinnen het grondwater, afhankelijk van de kwetsbaarheid van het gebied, een
periode van 25 of 100 jaar nodig heeft om de pompputten voor waterwinning te
bereiken;
ontwikkeling
waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek, de som van het te verwachten
aantal bezoekers en overnachtingen meer dan 150.000 bedraagt;
eenheid
waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij
1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe;
een
omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen
vergoeding wordt gevraagd voor gebruik;
een of
meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel
en/of, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op
die bestemming het belangrijkst is;
bedrijfsmatig
verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het
bedrijfsmatig aanbieden van hotel- of groepsaccomodatie
of het bedrijfsmatig bieden van feest-, congres- of vergaderfaciliteiten, één
en ander al dan niet in combinatie met elkaar;
bomen,
struiken, cactussen of doorlevende klimplanten (zoals druiven)
het
voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd
duurzaam beheer van bos;
een
bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en
het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;
een
kabel is een geheel van geleiders welke voorzien is van één ommanteling
en bestemd is voor transport van energie of data;
het
bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder
wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in
de door hen zelf bewoonde woning;
het
gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel
uitmakend van een (voormalig) agrarisch bedrijf ,
een
eenvoudig gebouw met een beperkte inhoud en oppervlakte waarvan de muren niet
uit steen, beton of vergelijkbare materialen bestaan dat is bestemd voor
recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
tent,
tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen
bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;
standplaats
voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;
terrein,
geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, dat is bestemd
om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van
kampeermiddelen;
een
verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld
voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard
zonder baliefunctie;
agrarisch
bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of
een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor
de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden
waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;
onder
een kwetsbaar object wordt verstaan:
het
inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming
plaatsvindt met het landschap door middel van de architectuur van het gebouw
en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting, een en ander passend binnen de
voorwaarden als vastgelegd in het regionale beleidskader dat als bijlage bij de
regels is gevoegd;
gebruikswaarde,
belevingswaarde en toekomstige waarden van het landschap, gericht op
ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
sportactiviteiten
waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd , waaronder in ieder
geval begrepen de rallysport, motorsport, en de (model)vliegsport;
gebouwd
in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht;
een
bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen- diensten
verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur,
hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden;
een
bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor
paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de
navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en
pony's, ondergeschikte horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en of
verenigingsaccomodatie en het houden van wedstrijden
en evenementen;
de
toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard,
samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging,
bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of
indamping van mest;
milieucategorie
zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009);
een
kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of
een burgerwoning;
samenhangend
netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel
de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande
uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met
belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;
de aan
een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische,
bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge
samenhang;
aantal
m² kasoppervlakte;
het
ontplooien van ondergeschikte activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet
rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;
een
beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek
publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij
behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een
ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter
plaatse;
vestiging
op een locatie waar ingevolge het geldende bestemmingsplan geen bebouwing of
bedrijfsfunctie is toegestaan;
het
voeren van overleg over (de voorbereiding van) een plan of project met
omwonenden en/of direct betrokkenen door de initiatiefnemer;
het
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar een
andere agrarische bedrijfsvorm;
een
(gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen ten
minste 1.75 meter beneden peil;
een
horecavoorziening of -activiteit binnen een bestemming waarvan de functie een
andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie
een ruimte specifiek heeft ingericht voor het aanbieden van drank en etenswaren
dan wel drank en etenswaren aanbiedt voor gebruik ter plaatse;
een
bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en
duurzaam met de aarde is verbonden
agrarisch
bedrijf gericht dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij,
vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;
een
dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden
begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als
een gebouw;
een
terrein dat door middel van grondbewerkingen en eventuele hekwerken is
ingericht voor het trainen en/of africhten van paarden;
het
fokken van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en
ponyfokbedrijven;
voor de
paardenhouderij dient onderscheid gemaakt te worden
in productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij:
productiegerichte paardenhouderij(diergerichte paardenhouderij):
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak,
handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op
het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
gebruiksgerichte paardenhouderij(mensgerichte paardenhouderij):
een paardenhouderij waar het rijden met paarden
primair gericht is op de ruiter/amazone (inclusief het in pension houden van
paarden van derden)
de
kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief
zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
·
voor
gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van
die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
·
in
andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;
een
gebruiksgerichte paardenhouderij die zich
voornamelijk richt op het stallen van paarden van derden;
teeltondersteunende voorziening die
voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een kas;
risico
op een plaats nabij een buisleiding of inrichting uitgedrukt als kans per jaar
dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die bepaalde plaats zou
verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met die
buisleiding of inrichting.
een
publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in
hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is,
dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een
woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de
woonfunctie, kan worden toegestaan;
aaneengesloten
terrein ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het
gebied van dag- en verblijfsrecreatie, met de daarbij behorende voorzieningen;
die
vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een
niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de
hoofdfunctie en het hoofdgebruik;
woning
of enig ander een bouwwerk , dat blijkens de inrichting geschikt is voor
tijdelijk recreatief nachtverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders
hebben;
een
terrein voor het plaatsen en geplaatst houden van recreatiewoningen;
gebied
dat noodzakelijk is om wateroverlast uit (regionale) watersystemen tegen te
gaan;
een
begrensd gedeelte van de rijbaan dat voldoende breed is voor het op dat
gedeelte voorkomende verkeer;
een
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid
inrichtingen;
een
gebied dat is ingericht als leefomgeving voor rugstreeppadden, in ieder geval
bestaande uit een geïsoleerde voortplantingsvijver met een minimum grootte van
0,5 hectare met permanent ondiep water en oevers met zeer geleidelijk aflopende
taluds in ieder geval begroeid met een halfopen, schrale vegetatie;
bouwactiviteiten
en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging op grond van het
planologisch regime nodig is;
een
voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een
omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting
wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater,
parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een
erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
geheel
of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk;
recreatiewoning
die geen deel uitmaakt van een verblijfsrecreatief terrein;
een
natuurlijke speeltuin, zonder gebruikelijke speeltoestellen zoals schommels en
klimrekken, geschikt voor bouwen van boomhutten en bruggetjes en daarmee
vergelijkbare natuurlijke spelactiviteiten in een bos;
een
gebouw voor recreatief nachtverblijf, in de vorm van een caravan;
opslag
van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals boten en
caravans en dergelijke;
producten,
gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens
streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke
bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;
teeltondersteunende voorziening,
bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf.
Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;
ondersteunende
voorziening die een onderdeel is van de bedrijfsvoering van een grondgebonden
teeltbedrijf;
teeltondersteunende voorzieningen
die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist,
doch maximaal 6 maanden per kalenderjaar. Deze tijdelijke voorzieningen hebben
een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas,
acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en dergelijke;
het
huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte
gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard
kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk
voor een doelmatige bedrijfsvoering;
een
klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor
verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan
steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërs of autogebruikers,
waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;
bedrijf,
geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel met een al dan niet
geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de aanleg,
inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en
daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden
zoals tuinplanten en bomen, bloemen en planten, dieren, bloembollen en zaden,
gereedschap, decoratiemateriaal buitenhuis en binnenhuis, materiaal ten behoeve
van klein en groot tuinonderhoud, kleinmeubelen, tuinzwembaden
en tuinsauna's, tuin gerelateerd speelgoed, tuinartikelen(tuinmeubilair),
vergroting
van een bestaand bouwperceel of bestaand bestemmingsvlak;
agrarisch
bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van dieren waaronder runderen,
varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
het
ontplooien van (neven)activiteiten op een agrarisch bouwvlak die verbonden zijn
aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;
recreatie
in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals
een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, stacaravan,
(kampeer)chalet, pension, bed & breakfast of
kampeermiddel door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
het
omzetten van koolhydraten door micro-organisme door middel van een anaëroob dissimilatieproces (waarbij biogas wordt
geproduceerd);
voorkomende
bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m² op de vloer van de bedrijfsruimte, ten
behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of
het verlenen van aanverwante diensten;
mogelijk
maken van een ruimtelijke ontwikkeling op (het bouwvlak van) een bestaand
bouwperceel die op grond van het geldende planologische regime niet is
toegelaten;
de
totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt
gebruikt;
grond
waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal
voedings- en/of siergewassen worden geteeld,voornamelijk
ten eigen behoeve;
agrarisch
bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen
met een bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate niet in gebouwen
plaatsvindt;
bedrijf
met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij
passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;
de
denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op
een afstand van de weg die:
a.
gelijk
is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg
op het betreffende bouwperceel;
b.
gelijk
is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het
betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels
voorgeschreven afstand;
wijziging
van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een
vergroting van de totale oppervlakte van het bouwvlak;
inrichting
en constructies ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer,
waterinfiltratie en waterberging; zoals watergangen, waterstaatkundige
kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een
watergang e.d., bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;
een
voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;
gebied
waar de winning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening
door onttrekking van grondwater;
een
bouwwerk bestaande uit een mast met bijbehorende fundering en rotor bedoeld
voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie;
een
complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte
van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer
personen;
het
opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;
een
(voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen
(voormalige) agrarische bedrijfsruimte(n), die samen een geïntegreerde eenheid
(bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar
verbonden zijn) vormen;
een te
verplaatsen/ verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en
ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer
personen, niet zijnde een stacaravan;
gebied
waarbinnen het natuurnetwerk wordt gerealiseerd;
gebied
naast een waterloop waar maatregelen op het gebied morfologie en inrichting
nodig zijn om de doelstellingen uit het provinciaal waterbeleid op het gebied
van ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen;
een
veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op
landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking
en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is
ingepast in zijn omgeving.
georganiseerde
vrijetijdsactiviteiten voor jeugdgroepen, daaronder begrepen jeugdkampen voor
leden
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2
bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 de
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de
goothoogte van een bouwwerk:
a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
b. vanaf Bovenkant Spoorstaaf (BS) tot aan de bovenkant van de goot; c.q. de druiplijn, het boeiboord, of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de
bouwhoogte van een bouwwerk:
a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
b. vanaf Bovenkant Spoorstaaf (BS) tot het hoogste punt van het bouwwerk
2.7 de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 de hoogte
van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
2.9 peil:
a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
b. voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
2.10
ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
2.11
ondergrondse diepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
a.
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke)
breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of
dakopbouw is gelegen, wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het
gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;
b.
bij toepassing van een afgeknot schilddak, een afgeknot zadeldak of een
zadeldak met een wolfseind zoals bedoeld in bijlage 2 behorende bij de ze
regels, wordt de goot ter plaatse van de afknotting of de goot van het
wolfseind bij het bepalen van de goothoogte niet meegerekend;
c.de
goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen worden overschreden door antennes,
schoorstenen, hekwerken, zonnecollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te
stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen,
zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en
liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het
grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen
zich bevinden.
d.
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw op het voordakvlak of het
zijdakvlak gericht op openbaar toegankelijk gebied met een (al dan niet
gezamenlijke) breedte van maximaal 50% van de breedte van het dakvlak met een
maximum van 3.00 m. waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, gemeten tussen
hart woningscheidende bouwmuren of buitenzijde gevel
aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de
onderzijde/dakvoet van de dakkapel). wordt de snijlijn van het dakvlak of
dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als
goothoogte aangemerkt;
e
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw als niet genoemd onder a met een
(al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het
dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, gemeten tussen hart woningscheidende bouwmuren of buitenzijde gevel aan de
bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van
de dakkapel)wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak
van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bezoekerscentrum begraafplaats', uitsluitend voor een bezoekerscentrum ten behoeve van ter plaatse aanwezige begraafplaatsen;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2
Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
b. de oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 550 m2 ;
c. de bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedragen dan 5 m';
d. voor 10 % van het bouwvlak mag de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 7 m’ bedragen;
e. gebouwen dienen te zijn voorzien van maatregelen die de vogelveiligheid bevorderen;
f. voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:
1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3,5 meter.
3.3
Voorwaardelijke verplichting
Het is verboden gebouwen en bouwwerken te realiseren en het perceel te gebruiken als bedoeld in artikel 3.1 van deze regels indien niet binnen 3 jaar nadat het bestemmingsplan is vastgesteld, het compensatieplan als bedoeld in bijlage van dit bestemmingsplan is gerealiseerd en het gebied waarop het compensatieplan betrekking heeft duurzaam wordt beheerd en onderhouden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als
bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en
opstallen:
De voor
'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij deze bestemming behorende
voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
Op de in de bestemming 'Natuur' bedoelde
gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de in
de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien
verstande dat enkel kleinschalige bebouwing en bouwwerken ten dienste van de
natuurfunctie of het recreatieve medegebruik daarvan zijn toegestaan, voor
zover dit geen aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken van het
Natuur Netwerk Brabant;
Onder
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als
bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden
en opstallen:
a.
voor
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens
voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van
de grond;
b.
voor
lawaaisporten;
c.
voor
verblijfsrecreatie behoudens ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
d.
voor
het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
e.
het
gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning;
f.
het
bedrijfsmatig houden van dieren.
Het
is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor
werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.4.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit
te (doen) voeren.
Het
onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a.
waarvoor
ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning
voor werken en werkzaamheden is verleend;
b.
welke
ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering
waren;
c.
welke
betreffen het normale onderhoud van de gronden en de buisleidingenstraat.
d.
werkzaamheden
welke worden uitgevoerd in het kader van natuurherstel/inrichting een en ander
conform een daartoe door burgemeester en wethouders goedgekeurd
inrichtingsplan.
De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt
slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten
behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.4.4 de toetsingscriteria
weergegeven.
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening
van de omgevingsvergunning |
aanbrengen van
(infrastructurele) ondergrondse leidingen; |
·
er mag geen
blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; |
het dempen van poelen,
sloten en greppels; |
·
er mag geen
blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; ·
de werken en
werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse; |
het afgraven, vergraven,
ophogen en egaliseren van de bodem; |
·
er mag geen
blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; ·
de werken en
werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse; |
het vellen of rooien van
houtgewas |
·
er mag geen
blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; ·
de werken en
werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse; ·
ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - rugstreeppadgebied' indien geen
aantasting plaatsvindt van het gebied als rugstreeppadgebied |
het verzetten van grond
van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden het
maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de
Ontgrondingenwet. |
·
het betrokken
waterschapsbestuur wordt gehoord ·
er mg geen
blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden |
het verlagen van de
grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het
toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen |
·
het betrokken
waterschapsbestuur wordt gehoord ·
er mag geen
blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden |
De
voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aan deze
gronden eigen zijnde archeologische waarden.
Op
of in de in lid 5.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige
voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de
voor deze bestemmingen geldende regels.
Het
is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken,
geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 5.1 bedoelde gronden de
volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 meter
en over een oppervlakte groter dan 100 m²:
a.
het
ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
b.
het
bodemverlagen of afgraven van gronden;
c.
het
aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden
en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
d.
het
aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
e.
het
graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;
f.
het
rooien van bomen waarbij de stobben tot dieper van 0,5 meter en over een
oppervlakte groter dan 50 m2 worden verwijderd.
Het
in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden
welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarden van
ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of
werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 meter en een
oppervlakte kleiner dan 100 m² betreffen.
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 is slechts toelaatbaar indien door
de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in
onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die
waarde niet onevenredig wordt verkleind.
Alvorens
te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 wordt
door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog
van de gemeente Bergen op Zoom.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 5.1 bedoelde bestemming te laten vervallen
indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige
waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn
die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.
Alvorens
te beslissen omtrent een wijziging als bedoeld in lid 5.4.1 wordt door
burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de
stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.
De
voor 'Waarde - Attentiezone waterhuishouding' aangewezen gronden zijn, behalve
voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming
van de waterhuishouding en het voorkomen van een negatief effect op de
hydrologische instandhoudingsdoelen van het Natuur Netwerk Brabant.
Op
de in lid 6.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor
deze gronden geldende regels toegestaan. Een en ander volgens de voor deze
bestemming geldende regels.
Het
is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en
werkzaamheden de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, en / of
werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
a.
het
verzetten van grond van meer dan 100 m3 of
op een diepte van meer dan 60 cm beneden maaiveld, voor zover geen vergunning
is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
b.
de
aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van
bestaande drainage;
c.
het
verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van
sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van
grondwateronttrekkingen;
d.
het
buiten het agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of
verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk;
e.
het
ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
f.
het
bodem verlagen of afgraven van gronden;
g.
het
wijzigen van de grondwaterstand;
h.
het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of
bomen;
i.
het
graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.
j.
het
aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
k.
het
aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
l.
het
vellen of rooien van houtopstanden.
a. Het onder lid 6.3.1vervatte
verbod is niet van toepassing op:
1.
het
uitvoeren van de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer
betreffen;
2.
werken
of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht
worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat
tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
b. Voordat een
beslissing wordt genomen op de aanvraag om omgevingsvergunning wordt het
betrokken waterschapsbestuur gehoord.
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 is slechts toelaatbaar indien de
werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de hydrologische
instandhoudingsdoelen van het Natuur Netwerk Brabant en mede strekken tot het
behoud hiervan en geen negatief effect hebben op de waterhuishouding van het
Natuur Netwerk Brabant.
De
voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander
daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de
cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in de bij deze regels als bijlage
gevoegde Overzicht cultuurhistorische waarden in het plangebied.
Bouwen
op de in lid 7.1 bedoelde gronden is niet toegestaan, indien dat leidt tot de
aantasting of de vernietiging van de onderkende cultuurhistorische waarden en
kenmerken.
Alvorens
op een aanvraag omgevingsvergunning te beslissen wordt door het bevoegd gezag
advies gevraagd aan de welstandsmomunmentencommissie
van de gemeente Bergen op Zoom
Het
is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
(omgevingsvergunning voor werken, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden) op de
in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit
te voeren:
a.
het
ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
b.
het
bodemverlagen of afgraven van gronden;
c.
het
aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
d.
het
aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
e.
het
graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;
f.
het
vellen of rooien van houtopstanden.
Het
onder lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
a. het uitvoeren
van de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b. werken of
werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden
van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip
aangevraagde of verleende vergunning.
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 is slechts toelaatbaar indien de
werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de
cultuurhistorische waarde en mede strekken tot het behoud hiervan.
Alvorens
te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 wordt
door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van
de gemeente Bergen op Zoom.
Het
is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het
slopen op de in lid 7.1 bedoelde gronden bouwwerken te slopen.
Het
onder lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden
die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan
of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of
verleende vergunning.
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 is slechts toelaatbaar indien de
sloopwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde.Alvorens te beslissen omtrent een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wordt door het bevoegd gezag
advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op
Zoom.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1
Bescherming van het plan
Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.
9.2 Bestaande
afstanden en andere maten
9.2.1
Maximale en minimale maten
Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
9.2.2
(Her)oprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 9.2.1. uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
9.3
Overschrijding van de bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;
b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;
c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;
d. antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten tot een bouwhoogte van 10 m.
9.4
Percentages
Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Parkeren
a. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet volgens de Nota Parkeernormering Bergen op Zoom, zoals deze is opgenomen in de bijlage van de regels, ten behoeve van parkeren of stallen van personenauto's voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwde blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat:
1. het bepaalde in lid a van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging, waarbij moet worden voldaan aan de landelijke normen zoals vermeld in de CROW;
2. het bepaalde in lid a van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging, waarbij moet worden voldaan aan de landelijke normen zoals vermeld in de CROW.
10.2 Laad- en
losmogelijkheden
Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet voor het laden en lossen van goederen voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwd blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat dit van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging.
10.3 Afwijken
parkeren
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 indien:
a. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
b. op een andere wijze in de benodigde parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;
c. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.
10.4 Afwijken
laad- en losmogelijkheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 indien:
a. het voldoen aan voldoende ruimte voor laad- en losmogelijkheden door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
b. op een andere wijze in de laad- en losmogelijkheden wordt voorzien.
c. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.
10.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen door de bijlagen waarna verwezen wordt in artikel 10.1 aan te passen c.q. te vervangen, indien nadere besluitvorming ten aan zien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
Ter
plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS' (met nummer) geldt ten behoeve
van het obstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor
bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:
a.
150
meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 20';
b.
155
meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 21';
c.
160
meter boven NAP ter plaatse van aanduiding ‘overige zone – IHCS – 22’;
in
verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel
van vliegtuigen van en naar de vliegbasis Woensdrecht.
Ter
plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' (met nummer) geldt teneinde
de verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken
met een hogere bouwhoogte dan:
a.
75
meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 6';
Het
bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1
mits:
a.
de
grote hoogte in overeenstemming is binnen de overige bouwregels die gelden voor
de betreffende bestemming;
b.
de
werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
c.
voorafgaand
aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen
bij de beheerder van het radarverstoringsgebied.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim
omgevingsverordening toe te voegen NNB' worden deze gronden toegevoegd aan de
aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant' van de Interim omgevingsverordening
Noord-Brabant.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim
omgevingsverordening te verwijderen NNB' worden deze gronden verwijderd uit de
aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant' van de Interim omgevingsverordening
Noord-Brabant;
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de hoofdstuk 2 ten behoeve van
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
a. de bouw ten dienste van openbaar nut van:
1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 m. mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 10 m.;
met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning dient voor het bepaalde onder 1 en 2 in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
b. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een aanduiding of een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen ten hoogste 2 meter mogen worden verschoven;
c. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met
ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning voor het gebruik geldt, dat:
1. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;
2. die omgevingsvergunning slechts mag worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
d. het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:
1. met een hoogte van 40 m;
2. met een hoogte van ten hoogste 10 m. meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken;
met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder 1 en 2 geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse. Bij het verlenen van omgevingsvergunning kunnen door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten.
e. het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties,
vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, tot een bouwhoogte van ten hoogste 15 m.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 m. welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van artikel 19 sub a onder 1 niet kunnen worden gebouwd;
b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, danwel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
c. het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarde bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarde gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins worden voorzien van een monumentale aanduiding ; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens omgevingsvergunning;
d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast op primaire eerder verleende omgevingsvergunning voor het gebruik en/of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.
14.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Bezoekerscentrum militaire erevelden’.