Regels
Bestemmingsplan
Heerlesebaan 26


Hoofdstuk 2 Bestemmingen

 

 

 

 

Artikel 3 Wonen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. ter plaatse van de aanduidingen “specifieke bouwaanduiding – ruimte voor ruimte” ” uitsluitend voor de realisering van een ruimte voor ruimtewoning;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bijgebouwen, tuinen, erven, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding "landschapswaarden" uitsluitend ten behoud en herstel van de landschapswaarden.

 

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. per bouwvlak mag één woning worden gerealiseerd;

  3. de overwegende goothoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) is aangegeven, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals wolfseinden, uitbouwen, opbouwen of daarmee gelijk te stellen;

  4. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – ruimte voor ruimte” de maximum inhoud van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 1.300 m3;

f. buiten het bouwvlak bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen mogen worden opgericht,

waarbij:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 100 m²;

  2. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwde overkapping mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 25 cm met een maximum van 4,5 meter;

  3. de goothoogte van een bijgebouw of een vrijstaande overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.;

  5. de afstand van een bijgebouw of een vrijstaande overkapping tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2m;

  6. de bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden opgericht.

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m.;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6 m.;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige werkruimten in woningen niet meer mag bedragen dan 30% van de woning tot een maximum van 50 m2, beroepsmatige werkruimten in bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en / of in bijgebouwen, aan- en uitbouwen zijn niet toegestaan.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken met een omgevingsvergunning van het bepaalde in lid 3.2, onder g 1, tot een gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen tot ten hoogste 100 m², mits het bij de woning behorende erf minimaal 0,5 ha is.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.4.1 Beroepsmatige werkruimten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, onder k ten behoeve van beroepsmatige werkruimten in bijgebouwen, aan- en uitbouwen en/of bedrijfsmatige werkruimten in woningen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. uitsluitend ontheffing mag worden verleend voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze voorschriften behorende staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder), gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 en 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsmatige en / of beroepsmatige werkruimten mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 75 m2;

  3. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;

  4. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;

  5. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  6. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  7. degene die de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten verricht tevens de gebruiker van de woning is;

  8. er dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte op het eigen perceel;

  9. er geen detailhandel wordt uitgeoefend, tenzij dit een normaal en ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering betreft.

 

3.4.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan.

  1. er mag geen afbreuk gedaan worden aan de stedenbouwkundige karakteristiek ter plaatse;

  2. de mantelzorg dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. De mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijgebouwen maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m2;

  4. binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van de mantelzorg;

  5. het gebruik dient noodzakelijk te zijn uit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;

  6. de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;

  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  8. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  9. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.