Regels
Bestemmingsplan
Bedrijvenpark Moermont 2012


Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. de bouw ten dienste van openbaar nut van:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 m. mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;

  2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een een maximale hoogte van 10 m.;

met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning dient voor het bepaalde onder 1 en 2 in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);

  1. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een aanduiding of een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat dat de grenzen ten hoogste 2 m. mogen worden verschoven;

  2. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning voor het gebruik geldt, dat:

  1. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;

  2. die omgevingsvergunning slechts mag worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.

  1. het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:

  1. met een hoogte van ten hoogste 40 m;

  2. met een hoogte van ten hoogste 10 m meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken indien het bouwwerk op een gebouw wordt geplaatst op voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse. Bij het verlenen van ontheffing kunnen door burgemeester en wethouders voorwaarden en / of (nadere) eisen worden gesteld aan:

  1. de stedenbouwkundige inpassing;

  2. de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten;

  3. het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne installaties, vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, tot een bouwhoogte van ten hoogste 15 m.

  4. het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties, vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, tot een bouwhoogte van ten hoogste 15 m.