Inhoud van de
regels
Hoofdstuk I Inleidende
regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten 8
Hoofdstuk II Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Hoofdstuk III Algemene
regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel 11
Artikel 5 Algemene
bouwregels
Artikel 6 Algemene
ontheffingsregels
Artikel 7 Algemene
wijzigingsregels
Artikel 8 Procedureregels
Artikel 9 Overige
regels
Hoofdstuk IV Overgangs- en
slotregels
Artikel 10 Overgangsregels
Artikel 11 Slotbepaling
Bijlagen:
Hoofdstuk I Inleidende regels |
3 |
1.1. plan: het bestemmingsplan "Ravelstraat 10-12" van de gemeen Bergen op Zoom;
1.2. aanbouw: een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, een afzonderlijke ruimte zijnde, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.3. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden;
1.4. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5. afvalinzamelsysteem: geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken / voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
1.6. ambachtelijk / verzorgend bedrijf:
a. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en / of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar – voor een belangrijk deel in handwerk – goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en / of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b;
b. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
1. het productieproces, wordt grotendeels "met de hand" of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
2. voorzover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid,
1.7. ambachtelijke bedrijvigheid: het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen geheel of overwegend door middel van handwerk, alsook – in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang – het verkopen van en / of leveren van goederen;
1.8. ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.9. ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.10. archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.11. bebouwing: één of meer gebouwen en / of andere bouwwerken;
1.12. bebouwingspercentage: een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.13. bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning: het bedrijfsmatig verlenen van diensten –geen dienstverlenend bedrijf zijnde – en ambachtelijke bedrijvigheid in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip “beroepsmatige activiteiten in of bij een woning”, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en / of de daarbijbehorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
1.14. bedrijfs- of dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor een huishouden waarvan is aangetoond dat huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is;
1.15.
bedrijfsvloeroppervlakte: de vloer van de
ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
1.16.
beeldbepalend pand: pand en/of object dat niet onder
monumentenwet c.q. verordening valt, maar gekoppeld is aan de Nota Welstand en
aan het bestemmingsplan.
1.17. belwinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen faxen en het toegang bieden tot internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip "belwinkel";
1.18. beroeps en bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en / of de daarbijbehorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.19. beroepsmatige werkruimten: werkruimten waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatig diensten worden verricht op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.20. bestaande bebouwing: bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;
1.21. beschermd stadsgezicht: het ingevolge het besluit van de bevoegde Ministers aangewezen beschermd stadsgezicht Bergen op Zoom ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet;
1.22. beschermd monument: onroerende goederen welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
1.23. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
1.24. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.26. bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
1.27. bouwlaag: een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw, zolder of vliering;
1.28. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29. bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;
1.30. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;
1.31. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32. brutovloeroppervlakte (b.v.o.): de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.33. bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat een functionele eenheid vormt met en dienstbaar is aan een woning of een ander hoofdgebouw, en dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte;
1.34. bijzondere woonvormen: met het wonen vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten, gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, alsmede bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen, logeerhuizen en een hospice;
1.35.
coffeeshop: een alcohol vrije inrichting
waar handel in en / of gebruik van softdrugs plaatsvindt.
1.36.
consumentenvuurwerk: vuurwerk voor
particulier gebruik;
1.37.
cultuurhistorische waarde:
a. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
b. de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarden worden hieronder mede begrepen;
1.38. dansschool: een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en / of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek / dansevenement;
1.39. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en / of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een horecabedrijf. Afhaalzaken en broodjeszaken zijn geen detailhandel maar horeca. Zie ook de definitie van horeca.
1.40. detailhandel in dagelijkse goederen: detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;
1.41. detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-food sector): detailhandel in duurzame en / of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen;
1.42. detailhandel in volumineuze goederen: een detailhandelsbedrijf in goederen die vanwege de omvang van die goederen dan wel de aard van die goederen een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigen, zoals een detailhandelsbedrijf in meubelen, badkamers en keukens, auto's caravans en aanverwante artikelen; detailhandelsbedrijven als bedoeld onder detailhandel en detailhandel in dagelijkse goederen worden hier niet onder begrepen;
1.43. dienstruimtes: niet voor het publiek toegankelijke ruimtes, zoals kantine, opslagruimte bij een bedrijf of ondergeschikt kantoor;
1.44. dienstverlening: met detailhandelsvestigingen vergelijkbare vestigingen voor de verrichting van diensten aan het publiek, zoals een apotheek, atelier, bank (met baliefunctie), kapsalon, makelaarskantoor, postkantoor, reisbureau, schoenmakers, schoonheidssalon, sleutelspecialisten, uitzendbureau en verzorgende beroepen;
1.45. dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, bestemd voor het huishouden waarvan is aangetoond dat de huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.46. eengezinswoning: een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.47. erf: een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en wat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst;
1.48. gebouw: een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.49. geluidsgevoelige gebouwen: gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet Geluidhinder, het besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.50. geluidzoneringsplichtige inrichting: een inrichting, als bedoeld in de Wet geluidhinder, waar rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.51. gestapelde woning: een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven en/of naast elkaar gelegen woningen bevat;
1.52. gevoelige objecten: woningen van derden, bedrijven uit de voedings- en genotmiddelen industrie, detailhandel in voedings- en genotmiddelen en hotels, restaurants, en kantoorgebouwen met meer dan 50 werknemenrs;
1.53.
groothandel: het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, verkopen en / of leveren van goederen aan
wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een
andere bedrijfsactiviteit;
1.54.
groothandel in smart- en growproducten: het bedrijfsmatig te koop of te huur
aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het
verkopen, het verhuren en / of leveren van goederen die het
maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan
tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen
respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening
van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met dien verstande dat het niet is
toegestaan om in een groothandel detailhandel te bedrijven;
1.55.
growshop: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de
uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van kweekbenodigdheden (zoals
potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen,
waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop,
maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip
“growshop”;
1.56. handel: a. detailhandel zie begrip “detailhandel”;
b. groothandel zie “groothandel”;
1.57. handel in softdrugs: het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toegestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;
1.58. hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.59. horeca: een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en / of dranken en / of het exploiteren van zaalaccommodatie, broodjeszaak, afhaalzaak. Een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten.
1.60. hospice: verblijfhuis voor terminale patiënten;
1.61. huishouden: de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.
1.62. kampeermiddelen: een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40, lid 2 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist, een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.63. kamerverhuur: bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurders ter plaatse het hoofdverblijf hebben;
1.64. kantoor: een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve, juridische, medische, therapeutische, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, of hiermee gelijk te stellen gebieden;
1.65.
kap: een dakafdekking van een gebouw waarbij
bij een horizontale projectie, ten minste 30% van het gebouw wordt afgedekt met
hellende dakvlakken; hieronder wordt ook begrepen een kap waarvan de
kap/nokrichting evenwijdig loopt met de voorgevel van het gebouw en de kap een
hellend voordakvlak en achterdakvlak heeft; een hellend achterdakvlak van de
kap mag ook worden uitgevoerd met een achterdakgevel mits deze minimaal
1.66. landschappelijke waarde: de aan en gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en de niet-levende natuur;
1.67. maatschappelijkevoorzieningen:bibliotheken,cultuur,gezondheidszorg,jeugd- /kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid, religie, verenigingsleven, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.68. milieudeskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;
1.69. monumentale boom: boom zoals opgenomen in de boomverordening
1.70. natuurlijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.71.
onderbouw: een gedeelte van een gebouw,
dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan
1.72. ondersteunende horeca: gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op horeca-activiteiten, maar ter ondersteuning en ondergeschikt aan de hoofdactiviteit
1.73. opslag: opslaan van goederen al dan niet in een gebouw met daarbij behorende kantoorruimte van ondergeschikte afmeting;
1.74. peil:
a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.75. seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval begrepen:
a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
b. een seksbioscoop of sekstheater;
c. een seksautomatenhal;
d. een seksclub of parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;.
1.76. sekswinkel: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt;
1.77. smartshop: een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en / of leveren van psychotrope stoffen aan personen die deze stoffen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Deze stoffen kunnen wijzigingen voortbrengen in de lichamelijke en geestelijke functies. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip “smartshop”;
1.78. speelvoorzieningen: al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals: huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten, ballenvangers;
1.79. straatmeubilair: al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, alsmede
b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede
c.
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van
(openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste
d. afvalinzamelsystemen;
1.80. uitbouw: een uitbreiding van het hoofdgebouw, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.81. uitwendige architectonische vormgeving: de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en hoogte en, in mindere mate, de gevelindeling;
1.82. vliegende winkels: ondernemingen die gedurende één of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren, dit doen vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, sportkantine / -ruimte, wijkcentra en dergelijke of vanuit een huis en / of zelf niet over een vaste vestigingsplaats elders beschikken;
1.83. welstandsmonumentencommissie: de door de gemeenteraad ingestelde commissie voor advies (ex artikel 92, lid 1, Gemeentewet), met als taak de werkzaamheden die beschreven zijn in de gelijknamige verordening regelende de taak, samenstelling en werkwijze van bedoelde commissie;
1.84. winterterras; een lichte transparante aanbouw, of uitbouw aan de straatzijde op de begane grond van horecabedrijven;
1.85. woning: een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm;
1.86. zendmast: ander bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
2.1.
Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:
a.
lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
b.
oppervlakte van een gebouw:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
c.
bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van het
bouwwerk een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
d.
goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
e.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
f.
afstand tot zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;
g.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / .of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
h. bedrijfsvloeroppervlakte:
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
i.
afstand tussen hoofdgebouwen:
tussen de hoofdgebouwen, waar die afstand het kortst is.
2.2.
Specifieke bepalingen
De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast:
a. bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, dan wordt de snijlijn van het dakvlak van de dakkapel of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;
b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnecollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.
Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. maatschappelijke voorzieningen: cultuur, gezondheidszorg, jeugd- /kinderopvang, onderwijs, openbare orde en veiligheid, verenigingsleven, volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
b. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en water.
3.1. Bouwregels
Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken
geldt de volgende bepaling:
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
a. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
b. het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven; indien geen bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
c. de goothoogte en / of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding "Maximum goothoogte" respectievelijk "Maximum bouwhoogte";
d. buiten het bouwvlak gronden mogen worden gebruikt en bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen mogen worden opgericht tevens ten behoeve van de in het bouwvlak al dan niet specifiek aangeduide functies, waarbij:
1. de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen niet meer dan 50% van het perceelsgedeelte mag bedragen;
2.
de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, of
aangebouwde overkapping mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste
bouwlaag plus
3.
de goothoogte van een bijgebouw of vrijstaande
overkapping mag niet meer bedragen dan
4.
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer
bedragen dan
5. voor zover de gebouwen worden afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45° mag bedragen;
e.
de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen
dan
3.2 Aanlegvergunning
3.2.1 Aanlegverbod zonder
vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende andere werken en / of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren dieper dan 0,5 m:
a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
b. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
c. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);
e. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.
3.2.2. Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het bepaalde in lid 3.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit een oogpunt van het te beschermen archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn.
3.2.3. Voorwaarden voor een aanlegvergunning
Een vergunning als bedoeld in lid 3.2.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.
3.2.4. Adviesprocedure aanlegvergunningen
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 3.2.1. wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.
Hoofdstuk II Algemene regels |
|
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
5.1 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
a.
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die
meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste
toelaatbaar worden aangehouden;
b.
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die
minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste
toelaatbaar worden aangehouden;
c. in geval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
d. met toepassing van het bepaalde onder a en b worden de daar genoemde afwijkingen geacht in overeenstemming te zijn met het bestemmingsplan; op deze afwijkingen is het overgangsrecht bouwwerken als bedoeld in artikel 29.1 niet van toepassing.
5.2 Overschrijding bouwgrenzen
5.2.1 gebouwen
De bouwgrenzen, binnen de bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
d.
antennes, kunstwerken, lichtmasten,
vlaggenmasten tot een bouwhoogte van
5.2.2
onderdelen
De bouwgrenzen buiten de bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende
stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen,
balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer
dan
b. ondergeschikte onderdelen
(bijvoorbeeld gevelreclames), mits de overschrijding niet meer dan
5.3 Percentages
Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van de regels van het plan voor:
a.
de bouw:
1.
ten dienste van het openbaar nut van niet
voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de
inhoud ten hoogste
2.
andere bouwwerken, zoals standbeelden, reclamezuilen,
uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van
Bij de beoordeling
van de toelaatbaarheid van de ontheffing dient in de belangenafweging eveneens
te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid
(voldoende ruimte voor voetgangers en / of bedienend verkeer);
b. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een aanduiding, een bebouwingsgrens of een nadere aanduiding te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze nadere bepaling of aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, waarbij:
1.
de grenzen met niet meer dan
2.
de grenzen met niet meer dan
c.
het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen
voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen
nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden
afgeweken; met betrekking tot deze ontheffing geldt, dat:
1. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;
2. die ontheffing slechts mag worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende ontheffing ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
d. het oprichten
van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:
1. met een hoogte
van ten hoogste
2.
met een hoogte van ten hoogste
3. op voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse. Bij het verlenen van de ontheffing kunnen door burgemeester en wethouders voorwaarden en / of (nadere) eisen word gesteld aan:
a. de stedenbouwkundige inpassing;
b. de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten;
e.
het oprichten van andere bouwwerken van geringe
oppervlakte, zoals antenne-installatie, vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen,
tot een hoogte van ten hoogste
f. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze bepaling dient de procedure te worden gevolgd als omschreven in lid 1 van artikel 8.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
a. het oprichten van transformatorhuisjes,
gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste
b. een enigszins andere situering en /
of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, dan
wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat
verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering
van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel
bouwvlak niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
c. het wijzigen van het plan in dier voege dat
bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarde
bezitten waarbij handhaving, versterking en / of herstel van die waarde
gerechtvaardigd wordt geacht, op de kaart, of anderszins worden voorzien van de
aanduiding "monument"; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan
dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte,
goothoogte, dakhelling en / of hoogte niet mag worden gewijzigd,
behoudens ontheffing;
d.
het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen
voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen
nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden
afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan
de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid slechts mag worden
toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn
toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende
ontheffing en / of wijzigingsbepaling ten aanzien van de
bouwnorm is niet toegestaan.
8.1. Procedure
bij ontheffing
a. Het ontwerpbesluit tot verlening van ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor een ieder ter inzage.
b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en / of nieuwsbladen en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders.
d. Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, met reden(en) omkleed.
8.2. Procedure
bij wijziging of uitwerking
Op de voorbereiding van een uitwerking of wijziging is, conform artikel 3.6, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
9.1. Werking
wettelijke regelingen
De wettelijke
regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op
het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk III Overgangs- en slotregels |
1 |
10.1. Overgangsregels
ten aanzien van het bouwen
Voor bouwwerken luidt het
overgangsrecht als volgt:
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
b. eenmalig kan ontheffing worden verleend vandit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met maximaal 10 %;
c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
10.2. Overgangsregels ten aanzien van het gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d.
dit lid onder a is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
10.3. Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overgangsrecht voor gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam:
"Regels bestemmingsplan Ravelstraat 10-12 van de gemeente Bergen op Zoom"
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bergen op Zoom van ……………….
De griffier, De voorzitter,
1 |