Deel
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan "Fort Pinsenweg e.o. “van de gemeente Bergen op Zoom;
1.2 verbeelding:
a. analoge verbeelding: bij het plan behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, bestaande uit één kaartblad (code BP0075-0401), met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
b. digitale verbeelding: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0748,BP0075-0401 met de bijbehorende regels
Overige begrippen in alfabetische volgorde:
1.3. aanbouw: een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, een afzonderlijke ruimte zijnde, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.2. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden;
1.3 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4. afvalinzamelsysteem: geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken / voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
1.5 ambachtelijk / verzorgend bedrijf:
een bedrijf voor de uitoefening van producerende en / of verzorgende ambachten, met uitzondering van
a. detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar – voor een belangrijk deel in handwerk – goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en / of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b;
b. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
-
het productieproces, wordt grotendeels "met de hand" of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
-
voorzover van laatstbedoelde we
ktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid, bedrijven welke zich richten op persoonlijke of zakelijke dienstverlening;
1.6. ambachtelijke bedrijvigheid: het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen geheel of overwegend door middel van handwerk, alsook – in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang – het verkopen van en / of leveren van goederen;
1.7. ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.8. ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.9. archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.10. bebouwing: één of meer gebouwen en / of andere bouwwerken;
1.11. bebouwingspercentage: een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.12 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning: het bedrijfsmatig verlenen van diensten –geen dienstverlenend bedrijf zijnde – en ambachtelijke bedrijvigheid in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip “beroepsmatige activiteiten in of bij een woning”, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en / of de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
1.13 bedrijfs- of dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor een huishouden waarvan is aangetoond dat huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is;
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte: de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
1.15. beeldbepalend pand: pand en/of object dat niet onder monumentenwet c.q. verordening valt, maar gekoppeld is aan de Nota Welstand en aan het bestemmingsplan.
1.16 belwinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen faxen en het toegang bieden tot internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip "belwinkel";
1.17. beroepsmatige activiteiten in of bij een woning: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en / of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.18. beroepsmatige werkruimten: werkruimten waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatig diensten worden verricht op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.19. bestaande bebouwing: bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;
1.20. beschermd monument: onroerende goederen welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
1.21 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23. bevi-inrichting: een inrichting als bedoeld in Besluit externe veiligheid inrichting (2004);
1.24. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25. bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
1.26. bouwlaag: een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw, zolder of vliering;
1.27. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28. bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;
1.29. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;
1.30. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.31 brutovloeroppervlakte (b.v.o.): de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.32. bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat een functionele eenheid vormt met en dienstbaar is aan een woning of een ander hoofdgebouw, en dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte;
1.33. bijzondere woonvormen: met het wonen vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten, gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, alsmede bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen, logeerhuizen en een hospice;
1.34. coffeeshop: een alcohol vrije inrichting waar handel in en / of gebruik van softdrugs plaatsvindt.
1.35. consumentenvuurwerk: vuurwerk voor particulier gebruik;
1.36. cultuurhistorische waarde:
het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarden worden hieronder mede begrepen;
1.37. dansschool: een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en / of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek / dansevenement;
1.38. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en / of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een horecabedrijf. Afhaalzaken en broodjeszaken worden hier niet onder begrepen;
1.39. detailhandel in dagelijkse goederen: detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;
1.40. detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-food sector): detailhandel in duurzame en / of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen;
1.41. detailhandel in volumineuze goederen: een detailhandelsbedrijf in goederen die vanwege de omvang van die goederen dan wel de aard van die goederen een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigen, zoals een detailhandelsbedrijf in meubelen, badkamers en keukens, auto's caravans en aanverwante artikelen; detailhandelsbedrijven als bedoeld onder detailhandel en detailhandel in dagelijkse goederen worden hier niet onder begrepen;
1.42. dienstruimtes: niet voor het publiek toegankelijke ruimtes, zoals kantine, opslagruimte bij een bedrijf of ondergeschikt kantoor;
1.43. dienstverlening: met detailhandelsvestigingen vergelijkbare vestigingen voor de verrichting van diensten aan het publiek, zoals een apotheek, atelier, bank (met baliefunctie), kapsalon, makelaarskantoor, postkantoor, reisbureau, schoenmakers, schoonheidssalon, sleutelspecialisten, uitzendbureau en verzorgende beroepen;
1.44 dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, bestemd voor het huishouden waarvan is aangetoond dat de huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.45. eengezinswoning: een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.46. erf: een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en wat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens;
1.47. eerste bouwlaag: de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw, met dien verstande, dat boven 100% van het vloeroppervlak van de bouwlagen een plafondhoogte van ten minste 2.10 m aanwezig c.q. mogelijk is, een onderhuis is hierin niet begrepen;
1.48. gebouw: een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.49 geluidsgevoelige gebouwen: gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, het besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.50. geluidzoneringsplichtige inrichting: een inrichting, als bedoeld in de Wet geluidhinder, waar rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.51. gestapelde woning: een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven en naast elkaar gelegen woningen bevat;
1.52. gevoelige objecten: woningen van derden, bedrijven uit de voedings- en genotmiddelen industrie, detailhandel in voedings- en genotmiddelen en hotels, restaurants, en kantoorgebouwen met meer dan 50 werknemeners;
1.53. groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en / of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.54. groothandel in smart- en growproducten: het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en / of leveren van goederen die het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met dien verstande dat het niet is toegestaan om in een groothandel detailhandel te bedrijven;
1.55. growshop: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip “growshop”;
1.56. handel: a. detailhandel zie begrip “detailhandel”;
b. groothandel zie “groothandel”;
1.57. handel in softdrugs: het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toegestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;
1.58. hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.59. horeca: een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en / of dranken en / of het exploiteren van zaalaccommodatie, broodjeszaak, afhaalzaak. Een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten.
1.60. hospice: verblijfhuis voor terminale patiënten;
1.61. hoveniersbedrijf: een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing en het onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen met uitzondering van detailhandel;
1.62. huishouden: de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.
1.63. kampeermiddelen: een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40, lid 2 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.64. kamerverhuur: bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurders ter plaatse het hoofdverblijf hebben;
1.65. kantoor: een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve, juridische, medische, therapeutische, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, of hiermee gelijk te stellen gebieden;
1.66. kap: een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie, ten minste 30% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken; hieronder wordt ook begrepen een kap waarvan de kap/nokrichting evenwijdig loopt met de voorgevel van het gebouw en de kap een hellend voordakvlak en achterdakvlak heeft; een hellend achterdakvlak van de kap mag ook worden uitgevoerd met een achterdakgevel mits deze minimaal 1,5 meter is teruggeplaatst ten opzichte van het daaronder gelegen buitenwerkse achtergevelvlak;
1.67 landschappelijke waarde: de aan en gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en de niet-levende natuur;
1.68. maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken,cultuur,gezondheidszorg,jeugd/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid, religie, verenigingsleven, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.69. milieudeskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;
1.70. monumentale boom: boom zoals opgenomen in de boomverordening
1.71. natuurlijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.72. onderbouw: een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.50 m boven peil is gelegen;
1.73. ondersteunende horeca: gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op horeca-activiteiten, maar ter ondersteuning en ondergeschikt aan de hoofdactiviteit
1.74. opslag: opslaan van goederen al dan niet in een gebouw met daarbij behorende kantoorruimte van ondergeschikte afmeting;
1.75. peil:
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.76. seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval begrepen:
- een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- een seksbioscoop of sekstheater;
- een seksautomatenhal;
- een seksclub of parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;.
1.77 sekswinkel: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt;
1.78. smartshop: een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en / of leveren van psychotrope stoffen aan personen die deze stoffen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Deze stoffen kunnen wijzigingen voortbrengen in de lichamelijke en geestelijke functies. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip “smartshop”;
1.79. speelvoorzieningen: al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals: huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten, ballenvangers;
1.80. standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.81. straatmeubilair: al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, alsmede
telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een hoogte van ten hoogste 2.7 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen alsmede afvalinzamelsystemen;
1.82. uitbouw: een uitbreiding van het hoofdgebouw, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.83. uitwendige architectonische vormgeving: de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en hoogte en, in mindere mate, de gevelindeling;
1.84. vliegende winkels: ondernemingen die gedurende één of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren, dit doen vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, sportkantine / -ruimte, wijkcentra en dergelijke of vanuit een huis en / of zelf niet over een vaste vestigingsplaats elders beschikken;
1.85 vuurwerkbesluit: Vuurwerkbesluit zoals gepubliceerd in Stb. 2002, 33;
1.86. welstandsmonumentencommissie: de door de gemeenteraad ingestelde commissie voor advies (ex artikel 92, lid 1, Gemeentewet), met als taak de werkzaamheden die beschreven zijn in de gelijknamige verordening regelende de taak, samenstelling en werkwijze van bedoelde commissie;
1.87. winterterras; een lichte transparante aanbouw aan de straatzijde op de begane grond van horecabedrijven;
1.88. woning: een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een zelfstandig persoon of een samenwonende groep, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm;
1.89. woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.90. zendmast: ander bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.91. zorginstelling: een organisatie die onder de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ) valt.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1. Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1. lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
2.1.2. de oppervlakte van een gebouw:
tussen ( de buitenstede verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren);
2.1.3. bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.4. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.5. inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.6. afstand tot zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend
(hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.1.7. oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.8. bedrijfsvloeroppervlakte:
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
2.1.9. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.10. hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine
2.2. Specifieke regels
De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast:
-
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, dan wordt de snijlijn van het dakvlak van de dakkapel of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnecollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden, niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch met waarden (AW)
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor
-
grondgebonden agrarische bedrijven;
-
per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan,
-
kleinschalig kamperen met een maximum van 15 kampeermiddelen per agrarisch bedrijf, mits de gronden gelegen zijn binnen het agrarisch bouwvlak;
-
behoud en herstel van de landschappelijke waarden;
-
waterhuishoudkundige doeleinden;
-
doeleinden van openbaar nut;
-
recreatief medegebruik;
-
ter plaatse van de specifieke aanduiding "openheid" het behoud van het open karkater van het gebied.
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde
bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
-
agrarische bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvvlak";
-
per bouwvlak maximaal één agrarisch bedrijf is toegestaan;
-
de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;
-
de goothoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan op de plankaart aangegeven;
-
de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan op de plankaart aangegeven;
-
per bouwvlak slechts 1 agrarische bedrijfswoning is toegestaan met een inhoud van maximaal 750 m³;
-
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 15 m mag bedragen;
-
bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap worden afgedekt, waarvan de dakhelling minimaal 12° en maximaal 45° bedraagt;
-
de hoogte van agrarische erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de afstand van enig gebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens tenminste 3 m. respectievelijk 5 meter moet bedragen.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2. onder d. en e. ten behoeve van de hoogte van de bedrijfsgebouwen in het kader van een doelmatige gebruik een grotere hoogte toestaan, waarbij de goothoogte maximaal 7 m. en de hoogte maximaal 11,5 m. mag bedragen.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2. onder d. en e. ten behoeve van de hoogte van de bedrijfsgebouwen in het kader van een doelmatige gebruik een grotere hoogte toestaan, waarbij de goothoogte maximaal 7 m. en de hoogte maximaal 11,5 m. mag bedragen.
3.4 Aanlegvergunning
3.4.1 Aanlegverbod zonder vergunning
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen of erharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m²";
-
het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het graven en dempen van sloten en greppels;
-
het verwijderen van houtwallen;
-
het diepwoelen en diepploegen;
-
het aanbrengen van lage en hoge (voor zover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden.
3.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het onder 3.4.1.bepaalde geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
-
welke plaatshebben op een agrarisch bouwvlak;
-
waarvoor vóór het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
-
die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
-
die het normale onderhoud en de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:
-
door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;
-
de werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het recreatief medegebruik.
Artikel 4 Bedrijf (B)
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijf” aangegeven gronden zijn aangewezen voor :
-
bedrijven met de daarbij behorende bouwwerken en open terreinen, met dien verstande dat zijn toegestaan:
-
ter plaatse van de aanduiding “tuincentrum”: uitsluitend voor het kweken van bloemen en planten en detailhandel in bloemen, planten en overige tuinartikelen en –benodigdheden, zoals genoemd in de bij deze regels behorende ‘Assortimentslijst’ (bijlage 2), met dien verstande dat
-
op maximaal 500 m² van het bruto winkelvloeroppervlak een niet direct tuincentrum gerelateerd detailhandelsassortiment mag worden gevoerd, mits geen stand-alone shops worden gerealiseerd;
-
op ten hoogste 5% van het winkelvloeroppervlak ondersteunende horeca, maximaal categorie 1a zoals genoemd in de bij deze voorschriften behorende ‘Staat van horeca-activiteiten’(bijlage 1) ten behoeve van het tuincentrum is toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – bouwmarkt”, uitsluitend een bouwmarkt;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf" uitsluitend een loonwerkbedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - haarinstituut”, uitsluitend een haarinstituut;
-
ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”, uitsluitend een nutsvoorziening;
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, tevens een bedrijfswoning;
-
overige bij bedrijven behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1. bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
-
per bestemmingsvlak maximaal één bedrijf aanwezig mag zijn;
-
de gebouwen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak gebouwd mogen worden;
-
het gezamenlijk oppervlak van de bebouwing binnen elk bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan op de kaart als maximum bebouwingspercentage is aangegeven, met dien verstande dat:
-
ter plaatse van de aanduiding “loonwerkbedrijf” maximaal 1100 m² aan bebouwing is toegestaan en
-
ter plaatse van de aanduiding “haarinstituut” maximaal 200 m² aan bebouwing is toegestaan
-
ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” maximaal 50 m² aan bebouwing is toegestaan;
-
de goot- en de bouwhoogte niet meer mag bedragen zoals aangegeven op de plankaart;
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd waarbij de inhoud niet meer dan 750 m3 mag bedragen;
-
de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 12 meter;
-
de hoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
-
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens 2 meter moet bedragen en tot de achterste perceelsgrens 5 meter moet bedragen;
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 onverminderd het bepaalde in lid 4.1 is het verboden zelfstandige horeca te voeren;
4.3.2 Tenzij in de ‘Assortimentslijst’ anders is bepaald is het op de gronden en/of bouwwerken genoemd onder 4.1 verboden om detailhandel in de volgende branches (in brede zin) te voeren:
-
supermarkt en drogisterijartikelen;
-
parfums en cosmetica;
-
bruids-, baby-, kinder-, en sportkleding;
-
modeartikelen en bijouterieën;
-
kantoor- en schoolbenodigdheden;
-
lederwaren en reisartikelen;
-
naai- en breimachines;
-
fotografische en optische artikelen;
-
telecommunicatieapparatuur en computers;
-
juweliersartikelen en uurwerken;
-
motorvoertuigen, boten en caravans;
-
hengelsportartikelen;
-
kinderwagens;
-
tweedehands goederen;
-
muziekinstrumenten;
-
vloerbedekking, oosterse tapijten;
-
kampeer- en watersportartikelen;
-
vuurwerk
-
sportprijzen;
-
niet tuincentrum gerelateerde kleding en schoeisel, kant en klare meubelen bestemd voor woninginrichting,
-
speelgoed, boeken, tijdschriften, kranten, geluidsdragers, wit- en bruingoed, kunstvoorwerpen en
-
voedingsmiddelen.
-
De gronden buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak te gebruiken voor de stalling/opslag van:
-
(recreatieve) onderkomens, zoals caravans, tentwagens, campers en voertuigen en/of vaartuigen en goederen.
Artikel 5 Bos (BO)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bosbouw en houtproductie;
-
behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bos - aardkundig" tevens behoud en herstel van de aardkundige waarden;
-
behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
-
recreatief medegebruik;
-
waterhuishoudkundige doeleinden;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1. bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande,
-
bouwwerken tot een maximale bebouwingshoogte van 2 m zijn toegestaan
-
bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen zijn toegestaan tot een hoogte van 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1. Opslag
Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming.
5.3.2. Be- en/of verwerken van goederen en producten
Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten.
5.3.3. Lawaaisporten
Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor de uitoefening van lawaaisporten.
5.3.4.Verblijfsrecreatie
Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor verblijfsrecreatie.
5.4 Aanlegvergunning
5.4.1 Aanlegverbod zonder vergunning
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2;
-
het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het graven en dempen van sloten en greppels;
-
het verwijderen van houtopstanden.
5.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het onder 5.4.1 bepaalde geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
-
waarvoor vóór het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
-
die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
-
die het normale onderhoud en beheer betreffen.
5.4.3 Toelaatbaarheid
De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:
-
door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig wordenaangetast;
-
de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met bos- en natuurbeheer en ontwikkeling, dan wel in verband met het recreatief medegebruik.
Artikel 6 Maatschappelijk (M)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen: gezondheidszorg, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren met de daarbij behorende bouwwerken en open terreinen, met dien verstande dat zijn toegestaan:
-
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk-hospice”(sm-ho) tevens voor de realisering van een hospice;
-
Ter plaatse van de aanduiding “zorginstelling: (zoi): uitsluitend voor de realisering van een zorginstelling;
-
Een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels
Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande, dat::
-
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak, waarbij het maximum aantal woonzorgeenheden niet meer dan 40 eenheden mag bedragen;
-
het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de plankaart;
-
de goothoogte en / of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding "Maximum goothoogte" respectievelijk "Maximum bouwhoogte";
-
de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelings perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.;
-
buiten het bouwvlak bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen mogen worden opgericht, waarbij:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 75 m² per bestemmingsvlak;
-
de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwde overkapping mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 25 cm, met een maximum van 4 meter. ;
-
de goothoogte van een bijgebouw of een vrijstaande overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.;
-
de afstand van een bijgebouw of een vrijstaande overkapping tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter en de bouwhoogten van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2m.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.2. onder 2 , tot maximaal 9 meter ten behoeve van een betere architectonische vormgeving.
6.3 On theffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.2. onder 2 , tot maximaal 9 meter ten behoeve van een betere architectonische vormgeving.
6.4 Wjizigingsbevoegdheid
6.4.1. Wijzigingsbevoegdheid voor beëindiging functie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in een bestemming vergelijkbaar met aangrenzende gronden, en in ieder geval in de bestemming “Wonen” met de aanduiding “bijzondere woonvorm”, indien de functie ter plaatse is beëindigd dan wel het gebruik tenminste 1 jaar is gestaakt, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
de nieuwe bijzondere woonvorm dient te passen in het bestaande ruimtelijk-functioneel patroon en mag de aanwezige samenhang niet verstoren; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
-
het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;
-
de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dient aan te sluiten op de voorgevelrooilijn van de bestaande hoofdgebouwen op aangrenzende percelen;
-
in afwijking van het bepaalde onder 2 zijn woningen rond een binnenplaats aanvaardbaar indien dit past in de fijnmazige structuur van de omgeving, geen woonsituatie ontstaat die te zeer als een te besloten en “achterafsituatie” zijn aan te merken en een volwaardige ontsluiting mogelijk is;
-
de hoogte van de bebouwing dient aan te sluiten op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen; een extra bouwlaag is toelaatbaar indien dit door een passende architectuur niet beeldbepalend wordt; in ieder geval zijn ten minste twee bouwlagen toegestaan;
-
vooraf dient inzicht te zijn verkregen in de milieuaspecten;
-
ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte wordt voorzien in relatie tot de planwijziging;
-
bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het gebruik dient naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming te zijn.
Artikel 7 Natuur (N)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn aangewezen voor:
-
behoud, herstel of versterking van de aan deze gronden eigen zijnde natuurwaarden, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
-
ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden en landschappelijke waarden;
-
recreatief medegebruik, waaronder fiets-, wandel en ruiterpaden, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2 op voorwaarde dat daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschappelijke waarden;
-
recreatief medegebruik met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2;
-
met de daarbij behorende bouwwerken een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2.
7.2 Bouwregels
-
op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.;
-
in afwijking van het bepaalde in lid 7.2 mogen op de in lid 7.1 bedoelde gronden uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van en noodzakelijk voor de bedoelde bestemming, waaronder straatmeubilair, worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de bouwwerken maximaal 4,5 m mag bedragen.
7.3 Gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens;
-
het gebruik als opslag-, stort- of bergplaats van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
-
het gebruik ten behoeve van het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het gebruik ten behoeve van het aanbrengen of aanleggen van kaden of aanlegplaatsen;
-
het gebruik ten behoeve van het bebossen van gronden;
-
het gebruik van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen;
-
het scheuren van grasland;
-
het beproeven van (model)vlieg-, vaar- en voertuigen;
-
het gebruik als volkstuinen;
-
het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen voor de winning van delfstoffen en ander bodemmateriaal;
-
het gebruik als sport-, wedstrijd- of speelterrein.
7.4 Aanlegvergunningen
7.4.1 Aanlegverbod zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) binnen de in lid 7.1 bedoelde gronden de navolgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
-
het afgraven, bodem, verlagen, ophogen, vergraven of egaliseren van gronden;
-
het aanleggenvan ontsluitingswegen, fiets-, voet- en ruiterpaden;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur voor zover geen bouwwerken zijnde;
-
het verrichten van proefboringen en andere boringen voor het winnen van water, delfstoffen en andere bodemschatten;
-
het graven van sloten, poelen;
-
het vellen of rooien van bomen en andere houtopstanden.
7.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het bepaalde in lid 7.4.1 is niet van toepassing op:
-
normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied:
-
werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van de uitvoering van een door burgemeester en wethouders vastgesteld inrichtingsplan;
werkzaamheden welke worden uitgevoerd ter uitvoering van een door burgemeester en wethouders vastgesteld onderhoudsplan.
7.4.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de natuur- en/of landschapswaarde van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een aanlegvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.
Artikel 8 Tuin (T)
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met de daarbij behorende bouwwerken;
-
parkeervoorzieningen;
-
erkers.
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
een erker aan de oorspronkelijke voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd, waarbij:
-
de diepte gemeten uit de voor- of zijgevel niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
-
de afstand tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 0.25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een gebiedsontsluitingsweg bestaande uit ten hoogste twee rijbanen
-
wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit ten hoogste twee rijstroken;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
parkeervoorzieningen;
-
voet- en fietspaden;
-
andere verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen geluidsafschermende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder begrepen straatmeubilair en geluidsafschermende voorzieningen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 6 meter mag bedragen;
b. de bouwhoogte van kunstobjecten ten hoogste 15 meter mag bedragen.
9.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming “Verkeer” te wijzigen in de bestemming “Wonen” of de bestemming “Tuin” met de bedoeling percelen of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
aangetoond dient te zijn dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en / of groenstructuur;
-
door de toevoeging bij een woonperceel mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan of worden vergroot.
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen”aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – ruimte voor ruimte” uitsluitend voor de realisering van ruimte voor ruimtewoningen;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bijgebouwen, tuinen, erven, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
-
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;
-
per bouwvlak mag 1woning worden gerealiseerd, tenzij op de plankaart anders vermeld;
-
de goothoogte van de hoofdgebouwenniet meer mag bedragen dan op de plankaart aangegeven;
-
de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan op de plankaart aangegeven;
-
ter plaatse van van de bouwvlakken zonder nadere aanduiding woningen met een inhoud van ten hoogste 600 m³
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – ruimte voor ruimte” de maximum bebouwingsoppervlakte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 225 m²
-
de afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelings perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m;
-
buiten het bouwvlak bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen mogen worden opgericht, waarbij:
-
de gezamenlijke oppervalkte aan bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen nietmeer mag bedragen dan 75 m²;
-
de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwde overkapping mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 25 cm met een maximum van 4 meter;
-
de goothoogte van een bijgebouw of een vrijstaande overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.;
-
de afstand van een bijgebouw of een vrijstaande overkapping tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2m.
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m.;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6 m.;
-
de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige werkruimten in woningen niet meer mag bedragen dan 30% van de woning tot een maximum van 50 m2, beroepsmatige werkruimten in bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en / of in bijgebouwen, aan- en uitbouwen zijn niet toegestaan;
10.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.2, onder h1, tot een gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen tot ten hoogste 100 m², mits een bij de woning aaneengesloten perceel van minimaal 0,5 ha gelegen is, dat onmiddellijk grenst aan het erf van de betreffende woning.
10.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.2, onder l ten behoeve van beroepsmatige werkruimten in bijgebouwen, aan- en uitbouwen en/of bedrijfsmatige werkruimten in woningen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
uitsluitend ontheffing mag worden verleend voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze voorschriften behorende staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder), gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 en 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsmatige en / of beroepsmatige werkruimten mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 75 m2;
-
de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
-
het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
-
het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
-
het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
-
degene die de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten verricht tevens de gebruiker van de woning is;
-
er dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte op het eigen perceel;
-
er geen detailhandel wordt uitgeoefend, tenzij dit een normaal en ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering betreft.
Burgemeester en wethouders kunnen voorts ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan.
-
er mag geen afbreuk gedaan worden aan de stedenbouwkundige karakteristiek ter plaatse;
-
de mantelzorg dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. De mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijgebouwen maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
-
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m2;
-
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van de mantelzorg;
-
het gebruik dient noodzakelijk te zijn uit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
-
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
-
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
-
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 11 Waarde-Archeologie (WR-A)
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde-Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarde.
11.2 Bouwregels
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht, met dien verstande dat:
-
de grondoppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
bovengrondse verbouw van bestaande gebouwen of nieuwbouw van gebouwen ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) zijn toegestaan.
11.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 11.2 lid 2 ten behoeve van gebouwen en andere bouwwerken:
-
voor de ondergrondse verbouw van bestaande gebouwen en/of ondergeschikte aanpassingen;
-
voor ondergrondse vervangende nieuwbouw;
-
voor de ondergrondse bouw van bouwwerken ten behoeve van de hoofdbestemmingen, waarbij alsdan het bepaalde in de Bouwregels van de onderscheiden bestemmingen van overeenkomstige toepassing is op voorwaarde dat daarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van de gronden;
Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regel dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.
11.4 Aanlegvergunning
11.4.1. Aanlegverbod zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende andere werken en / of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren dieper dan 0,5 m:
-
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
-
het bodem verlagen of afgraven van gronden;
-
het aanleggen van boomgaarden;
-
het bebossen van gronden;
-
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
-
het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.
11.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het in lid 11.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit een oogpunt van het te beschermen archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 m en een oppervlakte kleiner dan 100 m2 betreffen.
11.4.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in lid 11.4.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.
11.4.4 Adviesprocedure aanlegvergunningen
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 11.4. wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na overleg met de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom, de in lid 11.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, het zij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene bouwregels
13.1 Bescherming van het plan
Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien hierdoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.
13.2 Bestaande afstanden en andere maten
13.1 Afstanden
Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
13.2 Hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten
In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
13.3 (Her)oprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 13.2.1 en 13.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
13.3. Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
-
tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
-
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
-
antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten tot een bouwhoogte van 10 m.
13.4. Percentages
Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.
Artikel 14 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van het plan voor:
-
de bouw ten dienste van het openbaar nut van:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m3 en de goothoogte ten hoogste 2.25 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
-
andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 10 m.
-
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de ontheffing dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en / of bedienend verkeer);
-
het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, waarbij:
-
de grenzen met niet meer dan 2 m mogen worden verschoven;
-
indien burgemeester en wethouders toepassing wensen te geven aan deze bepaling dient die procedure te worden gevolgd als omschreven in lid 1 van artikel 16.
-
het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze ontheffing geldt
-
geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;
-
die ontheffing slechts mag worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende ontheffing ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
-
het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:
-
met een hoogte van ten hoogste 40 m;
-
met een hoogte van ten hoogste 10 m meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken indien het bouwwerk
-
op een gebouw wordt geplaatst;
-
op voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse. Blij het verlenen van ontheffing kunnen door burgemeester en wethouders voorwaarden en/of (nadere) eisen worden gesteld aan:
-
de stedenbouwkundige inpassing;
-
de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten;
-
het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties, vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen, tot een bouwhoogte van 15 m.
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
-
het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 m, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van artikel 14 onder a1, niet kunnen worden gebouwd;
-
en enigszins andere situering en / of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
-
het wijzigen van het plan in dier voege dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarde bezitten waarbij handhaving, versterking en/of herstel van die waarde gerechtvaardigd wordt geacht, op de kaart, of anderszins worden voorzien van de aanduiding “monument”; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens ontheffing;
-
het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid slechts mag worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze regel op een eerder verleende ontheffing en / of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
Artikel 16 Algemene procedureregels
16. 1 Procedure bij ontheffing
-
Het ontwerpbesluit tot verlening van ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor een ieder ter inzage.
-
Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en / of nieuwsbladen en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
-
De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders.
-
Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, met reden(en) omkleed.
16.2 Procedure bij wijziging of uitwerking
Op de voorbereiding van een uitwerking of wijziging van dit bestemmingsplan is, conform artikel 3.6, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning,en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Fort Pinsenweg e.o. van de gemeente Bergen op Zoom"
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bergen op Zoom van ……………….
De griffier, De voorzitter,
Bijlage # Assortimentslijst
Assortimentslijst Intratuin Halsteren
A-lijst
|
B-lijst
|
1. Kamerplanten
|
1. Schoonmaakartikelen tot maximaal 100 m² van het winkelvloeroppervlak.
|
2. Snijbloemen
|
2. Tuin- en doe-het-zelf gerelateerde (werk)kleding (overalls, bodywarmers, waxkleding, handschoenen, etc.) tot maximaal 250 m² van het winkelvloeroppervlak
|
3. Droog- en zijdebloemen
|
3. Tuin-, interieur- en kookboeken tot maximaal 100 m² van het winkelvloeroppervlak
|
4. Potterie, plantenbakken, beelden en ornamenten
|
|
5. Gewasbescherming, verdelgingsmiddelen
|
|
6. Meststoffen
|
C-lijst
|
7. Grondproducten
|
1. Kerstartikelen, in de vorm van een tijdelijke show voor een periode van maximaal 14 aaneengesloten weken
|
8. Bollen/knollen/zaden
|
2. Paas- en pinksterartikelen in de vorm van een tijdelijke show voor een periode van maximaal 8 aaneengesloten weken
|
9. (Tuin)gereedschappen
|
3. Andere niet tot het reguliere assortiment behorende seizoens- of actieartikelen in de vorm van een tijdelijke show voor een periode van maximaal 8 aaneengesloten weken
|
10. Barbecues en accessoires
|
|
11. Verlichting en schakel- en installatiematerialen
|
|
12. Tuinmeubelen en –kussens
|
|
13. Bestratingmaterialen
|
|
14. Tuinhout/houtwaren, plaatmaterialen, hang- en sluitwerk
|
|
15. Blokhutten/kassen/serres/sauna’s
|
|
16. Vijvers en/of aquaria, zwembaden, hottubs en bijbehorende benodigdheden
|
|
17. Tuinspeelapparaten (schommels, glijbanen e.d.) en tuinspeelgoed
|
|
18. Bomen/heesters/coniferen
|
|
19. Vaste, een- en tweejarige planten en ander seizoensgroen, bloembollen, zaden
|
|
20. Klompen, laarzen, werkschoenen
|
|
21. Tuin- en interieurgerelateerde cadeauartikelen/sfeer/interieur/decoratieartikelen (waaronder tafelservies, bestek en porselein)
|
|
22. Stenen/sierstenen en terras(open)haarden
|
|
23. Klimmaterialen
|
|
24. Dienstverlening, advies en verhuur met betrekking tot voornoemde assortimentsgroepen
|
|
25. Levende dieren, dierenvoeding en benodigdheden
|
|
bijlage - staat van Horeca-activiteiten
categorie I "lichte horeca"
-
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en ’s avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
-
automatiek;
-
broodjeszaak
-
cafetaria;
-
croissanterie;
-
koffiebar;
-
lunchroom;
-
ijssalon;
-
snackbar;
-
tearoom;
-
traiteur.
1b. Overige lichte horeca
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
-
bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
-
restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees McDrives).
Categorie 2 ‘middelzware horeca’
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: