Regels
Bestemmingsplan
Meilust Bedrijventerrein


Hoofdstuk 2 Bestemmingen

 

Artikel 3 Bedrijf (B)

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bedrijf behorend tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en voorzover niet is opgenomen onder de lijst met niet toegestane bedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf t/m categorie 3”: een bedrijf behorende tot en met categorie 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en voorzover niet is opgenomen onder de lijst met niet toegestane bedrijven;

  3. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf t/m categorie 4”: een bedrijf behorende tot en met categorie 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en voorzover niet is opgenomen onder de ljist met niet toegestane bedrijven met dien verstande dat - voorzover betrekking hebbend op de onder a t/m c bedoelde categorieen van bedrijven -:

  1. detailhandel

  2. zelfstandige kantoren

  3. geluidszoneringsplichtige inrichtingen

  4. risicovolle inrichtingen, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan.

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: tevens voor een bedrijfswoning;

  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’: tevens een kantoor;

  3. ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”: een benzineservicestation inclusief lpg-verkoop behorend tot categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  4. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening": uitsluitend voor nutsvoorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - detailhandel in auto's en motorfietsen": uitsluitend detailhandel in auto's en motorfietsen;

  6. ter plaatse van de aanduiding "nutsbedrijf": uitsluitend voor het gasontvangststation;

  7. ter plaatse van de aanduiding "zend-ontvangstinstallatie": uitsluitend voor zendmasten;

  8. ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte": tevens voor een praktijkruimte voor dierenkliniek;

  9. de bij de bedrijven behorende gebouwen, andere bouwwerken en overige bij bedrijven behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

 

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1. bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. het bebouwingspercentage per bouwvlak minimaal 50% bedraagt en niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” is aangegeven; indien geen bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;

  3. de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet minder mag bedragen dan 6 meter tenzij anders op de verbeelding is aangegeven en niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding “maximale goothoogte” respectieveljik “maximale bouwhoogte”;

  4. gebouwen op een afstand van ten minste 3 m. uit de zijdelingse perceelsgrens dienen te worden gebouwd;

  5. in de eigen parkeerbehoefte op het perceel dient te worden voorzien;

  6. een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mag worden opgericht met een inhoud van ten hoogste 500 m3; de afstand van de bedrijfswoning tot de bestemming "Verkeer"niet meer mag bedragen dan 10 m;

  7. de bouwhoogte van de nutsvoorziening niet meer mag bedragen dan 3 m.;

  8. de bouwhoogte van de zend-ontvangstinstallatie niet meer mag bedragen dan 40 m.;

  9. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;

  10. de hoogte van opgeslagen goederen en materialen op onbebouwde gronden maximaal 4 metermag bedragen.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, onder g en i ten behoeve van het verhogen van de bouwhoogte van andere bouwwerken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  2. de verhoging van de bouwhoogte dient voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk te zijn.

 

 

3.4 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;;

  2. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. lid 3.1 voor de uitoefening van ondergeschikte detailhandel waarbij per bedrijfsperceel het aantal m² bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel niet meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

met dien verstande dat:

  • geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;

  • benzineservicestations met LPG-verkoop voor zover voorkomend in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan.

 

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ”Bedrijf” te wijzigen in de bestemming “Verkeer”, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. aangetoond dient te zijn dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, groenstructuur en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte;

  2. planwijziging wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming “Bedrijf” gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.

 

Artikel 4 Groen (G)

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (openbaar groen), plantsoen en andere groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. kunstobjecten;

  4. voet- en fietspaden;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal': tevens voor een geluidswal;

  6. ontsluitingspaden ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen met de daarbij behorende andere bouwwerken.

 

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 6 meter mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten ten hoogste 15 meter mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van de geluidswal ten minste 5 meter en ten hoogste 6 meter mag bedragen;

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

Artikel 5 Recreatie (R)

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dag- en/of verblijfrecreatie;

  2. paden;

  3. openbaar groen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. ter plaatse van de aanduiding “tenniscomplex”: tevens voor een sportcomplex met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder horeca uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten, ondersteunend aan de ter plaatse uitgeoefende sportactiviteiten;

  7. ter plaatse van de aanduiding “fitnesscentrum”: tevens voor een fitnesscentrum met daarbij behorende voorzieningen, waaronder horeca uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten ondersteunend aan de ter plaatse uitgeoefende sportactiviteiten;

  8. erven met de daarbij behorende bouwwerken.

 

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak, waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding "Maximale goothoogte" respectievelijk “Maximale bouwhoogte”;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

Artikel 6 Tuin (T)

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met de daarbij behorende bouwwerken;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. erkers.

 

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. een erker aan de oorspronkelijke voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

    1. de diepte gemeten uit de voor- of zijgevel niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;

    2. de afstand tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 meter;

    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  3. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

Artikel 7 Verkeer (V)

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een autosnelweg bestaande uit ten hoogste vier rijbanen;

  2. een gebiedsontsluitingsweg bestaande uit ten hoogste twee rijbanen

  3. wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit ten hoogste twee rijstroken;

  4. groenvoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. kunstobjecten;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. voet- en fietspaden

  9. andere verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen geluidsafschermende voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder begrepen straatmeubilair en geluidsafschermende voorzieningen, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 6 meter bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten mag ten hoogste 15 meter bedragen;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 3 meter bedragen.

 

7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming “Verkeer” te wijzigen in de bestemming “Wonen” of de bestemming “Tuin” met de bedoeling percelen of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. aangetoond dient te zijn dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en / of groenstructuur;

  2. door de toevoeging bij een woonperceel mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan of worden vergroot.

 

Artikel 8 Water (WA)

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterhuishouding;

  2. waterberging;

  3. watergangen;

  4. waterpartijen;

  5. groenvoorzieningen;

een en ander met de daabij behorende bouwwerken.

 

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

a. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

8.3 Afwjiking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van andere bouwwerken die hoger zijn dan 3 meter en voor gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het belang van de waterhuishouding met betrekking tot de waterkwaliteit en waterkwantiteit niet onevenredig wordt aangetast;

  2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder omtrent het onder in lid a gestelde.

 

8.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden

 

8.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als “water”, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  1. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;

  2. het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen;

  3. boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;

  4. het wijzigen van het waterpeil.

 

8.4.2 Uitzonderingen op artikel 8.4.1.

Het in lid 8.4.1. genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. werken enwerkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;

  2. werken en werkzaamheden die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan in uitvoering waren.

 

8.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in lid 8.4. is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad.

 

8.4.4 Adviesprocedure werken en werkzaamheden

Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in artikel 8.4 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

Artikel 9 Wonen (W)

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf”: tevens voor een bedrijf behorend tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.

 

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. vrijstaande woningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding “vrijstaand”;

  3. de goothoogte en / of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding "Maximale goothoogte" respectievelijk "Maximale bouwhoogte";

  4. de hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap, waarbij de dakhelling ten hoogste 60o mag bedragen;

  5. buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht, met dien verstande dat:

    1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 50% van het perceelsgedeelte mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m²;

    2. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwde overkapping ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 25 cm van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m.;

    3. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk of een vrijstaande overkapping niet meer mag bedragen dan 3 m;

    4. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m.;

    5. voor zover de gebouwen worden afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45° mag bedragen.

  6. de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m., de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m., de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.;

  7. de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige werkruimten in woningen niet meer mag bedragen dan 30% van de woningen tot een maximum van 50 m²;

 

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, onder e1, tot een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 75 m², mits het bij de woning behorende erf voor niet meer dan 50% wordt bebouwd.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf” zijn toegestaan bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 en 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in de lijst (qua milieuplanologische hinder), gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 en 2 genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  2. beroepsmatige activiteiten in woningen zijn toegestaan;

  3. beroepsmatige activiteiten in bijbehorende bouwwerken en bedrijfsmatige activiteiten in woningen en/of bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

 

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, onder g ten behoeve van beroepsmatige werkruimten in bijbehorende bouwwerken en/of bedrijfsmatige werkruimten in woningen, bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. uitsluitend afgeweken mag worden voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) voorzover deze activiteiten niet uitgesloten zijn als niet toegestaan bedrijf als bedoeld in de bijlage of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder), gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 en 2 genoemde bedrijfsactiviteiten voor zover deze activiteiten niet uitgesloten zijn als niet toegestaan bedrijf als bedoeld in de bijlage bij dit bestemmingsplan;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsmatige en/of beroepsmatige werkruimten mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50m²;

  3. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;

  4. het gebruik mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;

  5. het gebruik een kleinschalig karakter zal behouden;

  6. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  7. degene die de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten verricht tevens de gebruiker van de woning is;

  8. er dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte op het eigen perceel;

  9. er geen detailhandel wordt uitgeoefend, tenzij dit een normaal en ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering betreft.

 

Artikel 10 Leiding-Gas (L-G)

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding-Gas” aangewezen gronden zijn ter plaatse en binnen een afstand van 4 meter aan weerszijden van de aanduiding, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gasleiding en de belangen van de gasleiding bestaande uit een ongestoorde nuts- en energievoorziening en de veiligheid.

 

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende regels niet toegestaan, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van de aangegeven leiding.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van bouwwerken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van leidingen en de veiligheid daarvan;

  2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder in lid a gestelde.

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

De bestemming “Leiding -Gas” alsmede de regels onder 10.2. en 10.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.

 

10.5 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

 

10.5.1 werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden) de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  6. het vellen of rooien van houtgewas;

  7. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen;

  8. het ontginnen, ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of legaliseren.

 

10.5.2 toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

10.5.3 uitzonderingen op artikel 10.5.1

Het onder 10.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

10.5.4 adviesprocedure werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

Artikel 11 Waarde-Archeologie (WR-A)

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde-Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarde.

 

11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1. bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende regels toegestaan met dien verstande dat:

  1. de grondoppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m² en waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld;

  2. bovengrondese verbouw van bestaande gebouwen en nieuwbouw van gebouwen is toegestaan.

 

11.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden

 

11.3.1 werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden) de volgende andere werken en / of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren dieper dan 0,5 m en over een oppervlakte groter dan 100 m²::

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodem verlagen of afgraven van gronden;

  3. het aanleggen van boomgaarden;

  4. het bebossen van gronden;

  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);

  7. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

 

11.3.2 toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 11.3. is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.

 

11.3.3 uitzonderingen op artikel 11.3.1

Het in lid 11.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit een oogpunt van het te beschermen archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 m en een oppervlakte kleiner dan 100 m2 betreffen.

 

11.3.4 adviesprocedure werken en werkzaamheden

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 11.3. wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na overleg met de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom, de in lid 11.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, het zij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.