21.1 Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde
in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen, indien de
wijziging betrekking heeft op:
a. het
oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een
goothoogte van ten hoogste 3 m,
welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks
voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 20.1 onder a, niet kunnen worden gebouwd;
b. een
enigszins andere situering en / of begrenzing van de bestemmingsgrenzen,
bestemmingsvlakken, bouwpercelen, dan wel bebouwingsvlakken, indien bij de
uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met
ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de
oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak niet meer
dan 10% zal worden gewijzigd;
c. het
wijzigen van het plan in dier voege dat bouwwerken welke op grond van nader
onderzoek, cultuurhistorische waarde bezitten waarbij handhaving, versterking
en / of herstel van die waarde gerechtvaardigd wordt geacht, op de
kaart, of anderszins worden voorzien van de aanduiding
"monument"; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op
het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte,
dakhelling en / of hoogte niet mag worden gewijzigd,
behoudens ontheffing;
d. het
afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband
met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de
maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen
onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de
wijzigingsbevoegdheid slechts mag worden toegepast op primaire bouwnormen
(normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing
van deze regel op een eerder verleende ontheffing en / of
wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan;
21.2 Wro-zone Wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de
Wet ruimtelijke ordening, de bestemming ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone Wijzigingsgebied ” te wijzigen in de bestemmingen
Wonen, Groen en Verkeer, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. planwijziging
is gericht op herstructurering en versterking van de ruimtelijk-functionele
kwaliteit van de locatie, door een integrale aanpak met het aanliggende deel
van Tuinwijk;
b. de
nieuwe woningen dienen te passen in het ruimtelijk-functioneel
patroon; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
1. het
woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving
aanwezig zijn, met dien verstande dat gestapelde woningen tevens zijn toegestaan;
2. de
voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dient aan te sluiten op de
voorgevelrooilijn van de bestaande hoofdgebouwen op aangrenzende percelen;
3. het
profiel van de Halsterseweg ter plaatse van het
wijzigingsgebied moet worden verbreed ten behoeve van het verbreden van het
voetpad;
c. de
hoogte van de bebouwing dient aan te sluiten op de hoogte van de bestaande
bebouwing op aangrenzende percelen;
d. de
bebouwingswanden dienen aan de straatzijde gesloten te zijn en te worden
voorzien van een kap;
e. er
mogen maximaal 20 woningen worden gebouwd;
f. vooraf
dient inzicht te zijn verkregen in de milieuaspecten;
g. ten
behoeve van het parkeren of het stallen van auto’s dient in voldoende mate
worden voorzien in relatie tot de bestemming en de ter plaatse aanwezige
parkeercapaciteit;
h. Vooraf
dient advies te
worden ingewonnen bij het Waterschap.
Indien burgemeester en wethouders
toepassing geven aan deze bepaling dient de procedure te worden gevolgd als
omschreven in lid 2 van artikel 22.