Planregels
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan "Noardburgum, Van Cronenburgweg 1 (MFC + woningbouw)" van de gemeente Tytsjerksteradiel;
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een
horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen
vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersrequentie
gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de
lokaliteit voltrekt;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
8 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
a. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
b. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
- het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
- het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
- er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
9 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
a. bij bouwwerken:
bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
b. bij het overige gebruik:
het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met dak;
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
23 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;
de
bouwlaag op de begane grond;
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op
de eerste
bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een
overwegend transparante uitstraling;
26 erotisch getinte vermaaksfunctie
een
vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen
en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een
seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
een vorm van recreatief medegebruik inhoudende een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
de
mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende
bestemming te gebruiken;
de geluidsbelasting vanwege een weg,
een industrieterrein en/of een spoorweg;
31 geluidsbelasting vanwege een militaire luchthaven
de geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijk op een militaire luchthaven landende en opstijgende luchtvaartuigen, uitgedrukt in Kosteneenheden, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
33 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
een eenmalig, niet periodiek
terugkerend evenement;
gebouwen met een tussenruimte van ten hoogste 2 m, of gebouwen op een zodanige wijze aaneengebouwd dat er visueel sprake is van zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en/of gevelbelijning;
een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
voortbrengsel
van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
een
object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een
grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle
inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil
tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of
bouwgrens;
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
het
doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is
gelegen beneden het peil;
Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
- verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
- opstrekkende verkaveling en plaatselijk rationele verkaveling in de veenweidegebieden;
- regelmatige en onregelmatige blokverkaveling in de zeekleigebieden;
- perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
- verspreid voorkomende bosschages (v.m. eendekooien, moerasbosjes), rietvelden;
- relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
- grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen;
elk
bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met
ten hoogste één wand;
1. a. indien op of in het land wordt gebouwd:
- de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
- indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
2. b. indien op of in het water wordt gebouwd:
- het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzagelegging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
een evenement dat in min of meer dezelfde vorm met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld wekelijks, maandelijks of (half)jaarlijks) wordt gehouden;
52 persoonlijke dienstverlening
dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoon-heidsssalon en/of een (para-)medische praktijk;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
geheel of gedeeltelijk afbreken;
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
de
waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door
de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van
wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige
inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
zie voorgevelrooilijn;
de
naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met
meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de
situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden
aangemerkt;
de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;
de
bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan
worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
een
bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van
vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de
daarvoor benodigde stoffen;
alle
voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder
begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende
bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
een
bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang
elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel
om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);
een
gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te
worden gebruikt voor de detailhandel;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
een gebouw, dat
meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen
woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua
uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
71 woonhuis
een gebouw, dat één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
een gebouw, dat één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
1. Bij toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
(Ten
aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart
van een lijn moet worden aangehouden.)
2. 1. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
3. 2. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
4. 3. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
5. 4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
6. 5. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;
7. 6. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
8. 7. het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;
9. 8. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
10. 9. de hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;
11. 10. de hoogte van een
windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
De voor ‘Detailhandel – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
3. a. gebouwen ten behoeve van:
1. 1. detailhandel;
2. 2. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, voorzover het de tweede bouwlaag betreft;
met daaraan ondergeschikt:
4. b. groenvoorzieningen;
5. c. parkeervoorzieningen;
6. d. speelvoorzieningen;
7. e. wegen, straten en paden;
8. f. water;
9. g. openbare nutsvoorzieningen;
10.
met de daarbij behorende:
11. h. tuinen, erven en terreinen;
12. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13. Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
14. a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
15. b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
16. Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
17. a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
18. b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
3. 1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
Tot een gebruik, strijdig met de
bestemming, zoals bedoeld in artikel van
de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
19. a. het gebruik van gebouwen voor bewoning, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij het een ondergeschikte, niet zelfstandige gebruiksvorm betreft, die deel uitmaakt van de daarboven gelegen woonfunctie;
20. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
21. 1. 30% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte van het appartement waar de activiteit wordt uitgeoefend,
22. 2. of 50 m²;
23. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
24. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat het verkoopvloeroppervlak meer dan 250 m² bedraagt, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen”, in welk geval het verkoopvloeroppervlak van voedings- en genotmiddelen per winkel ten hoogste 1.000 m² zal bedragen;
25. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;
26. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1.000 kg, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van detailhandel - consumentenvuurwerk”;
27. g. het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.
28. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
29. a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt
vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van de
oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
30. b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-,
bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of
andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
4.
1.
het bebouwingspercentage van het
bouwperceel ten hoogste 100 zal bedragen;
5.
2.
de goothoogte van een gebouw ten hoogste
6 m zal bedragen;
31. c. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een
grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt
aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
6.
7. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 24.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
8.
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
9.
2.
de milieusituatie;
10. 3. de woonsituatie;
11. 4. de landschappelijke waarden;
12. 5. de cultuurhistorische waarden;
13. 6. de archeologische waarden;
14. 7. de natuurwaarden;
15. 8. de verkeersveiligheid;
16. 9. de ontsluitingssituatie;
17. 10. de
parkeersituatie;
18. 11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
40.
41.
42.
43.
44.
45.
46.
47.
48.
49.
50.
51.
52.
53.
54.
55.
56.
57.
58.
Artikel 4 Maatschappelijk - Onderwijs
De voor ‘Maatschappelijk – Onderwijs’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
32. a. gebouwen ten behoeve van educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang;
33.
met daaraan ondergeschikt:
34. b. restauratieve voorzieningen;
35. c. groenvoorzieningen;
36. d. parkeervoorzieningen;
37. e. speelvoorzieningen;
38. f. wegen, straten en paden;
39. g. water;
40. h. openbare nutsvoorzieningen;
41.
42. met de daarbij behorende:
43. i. tuinen, erven en terreinen;
44. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1. Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
2. a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
3. b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
45. Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
46. a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
47. b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
59. 1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
60. 2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
61.
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
48. a. het gebruik van de in lid 4.1 onder a. genoemde gebouwen voor bewoning
49. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
50. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
51. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
52.
53. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
54. a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Maatschappelijk – Sociaal / cultureel, mits:
62. 1. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
63. 2. er voldoende parkeergelegenheid in het gebied aanwezig is;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
- de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
55. c. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
64. 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 100% zal bedragen;
65. 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
66. 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.4.1
bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Maatschappelijk - Sociaal-/cultureel
De voor ‘Maatschappelijk – Sociaal-/cultureel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
56. a. gebouwen ten behoeve van sociaal-/culturele voorzieningen, een huisarts, een schoonheidsspecialist en kinderopvang;
57.
met daaraan ondergeschikt:
58. b. restauratieve voorzieningen;
59. c. groenvoorzieningen;
60. d. parkeervoorzieningen;
61. e. speelvoorzieningen;
62. f. wegen, straten en paden;
63. g. water;
64. h. openbare nutsvoorzieningen;
65.
66. met de daarbij behorende:
67. i. tuinen, erven en terreinen;
68. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
69. Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
70. a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
71. b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
4. Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
5. a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
6. b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
67. 1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
68. 2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
72. a. het gebruik van de in lid 5.1 onder a. genoemde gebouwen voor bewoning;
73. b. het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
74. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
75. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
76. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
77.
78. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
79. a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Maatschappelijk – Medisch’, ‘Maatschappelijk – Onderwijs’, ‘Maatschappelijk – Openbare dienstverlening’, ‘Maatschappelijk – Opvangcentrum’ en/of ‘Maatschappelijk – Religie’, mits:
69. 1. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
70. 2. er voldoende parkeergelegenheid in het gebied aanwezig is;
80. b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
71. 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;
72. 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
73. 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
81. c. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
82. - de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
74. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 5.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
75. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
76. 2. de milieusituatie;
77. 3. de woonsituatie;
78. 4. de landschappelijke waarden;
79. 5. de cultuurhistorische waarden;
80. 6. de archeologische waarden;
81. 7. de natuurwaarden;
82. 8. de verkeersveiligheid;
83. 9. de ontsluitingssituatie;
84. 10. de parkeersituatie;
85. 11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
86.
87.
88.
89.
90.
91.
92.
93.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
83. a. tuinen;
84. b. erkers en voorportalen;
met daaraan ondergeschikt:
85. c. groenvoorzieningen;
86. d. parkeervoorzieningen;
87. e. speelvoorzieningen;
88. f. wegen, straten en paden;
89. g. water;
90. h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
91. i. erven en verhardingen;
92. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
93. Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
94. a. een erker zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;
95. b. de afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 2 m bedragen, tenzij:
94. 1. er sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke, aaneen gebouwde woonhuizen;
95. 2. er sprake is van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een gebouw, in welk geval de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
96. c. een erker zal ten hoogste over 70% van de voorgevel worden gebouw.
96. Voor het bouwen van voorportalen gelden de volgende regels:
97. a. een voorportaal zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;
98. b. de breedte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen;
99. c. de hoogte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen.
6.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
97. Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
98. a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
99. b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat:
100. 1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
101. 2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
102.
103.
6.2.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 in die zin dat een
tuinhuisje, prieeltje of een daarmee vergelijkbaar gebouw wordt gebouwd, mits:
100. a. een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar gebouw ten minste 3 m vanuit de aangrenzende perceelsgrens wordt gebouwd;
101. b. de oppervlakte van een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar gebouw ten hoogste 15 m2 zal bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter zal bedragen;
102. c. het aantal tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare gebouwen ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;
103. d. de afstand tussen tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare gebouwen onderling en ten opzichte van andere gebouwen, waaronder erkers, ten minste 3 meter zal bedragen;
104. e. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
105. f. rekening wordt gehouden met:
104.
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
105.
2.
de woonsituatie;
106.
3.
de landschappelijke waarden;
107. 4. de cultuurhistorische waarden.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
106. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
107. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
108. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’ en/of ‘Wonen - C3’, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits:
108. 1. de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorsponkelijke voorgevelrooilijn ten behoeve van een veranderende situering van het woonhuis;
109. 2. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;
110. 3. gebouwen en overkappingen die buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, niet voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
111. 4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak per bouwperceel ten hoogste 100 m² of de in een aanduiding aangegeven oppervlakte zal bedragen;
112. 5. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
113. 6. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
114. 7. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
115.
116. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 6.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
117.
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
118.
2.
de milieusituatie;
119.
3.
de woonsituatie;
120.
4.
de landschappelijke waarden;
121.
5.
de cultuurhistorische waarden;
122.
6.
de archeologische waarden;
123.
7.
de natuurwaarden;
124.
8.
de verkeersveiligheid;
125.
9.
de ontsluitingssituatie;
126.
10.
de parkeersituatie;
127.
11.
de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden.
128.
129.
109.
110.
111.
112.
113.
114.
115.
116.
117.
118.
119.
120.
121.
122.
123.
124.
125.
126.
127.
128.
129.
130.
131.
132.
133.
134.
135.
136.
137.
138.
139.
140.
141.
142.
143.
144.
145.
146.
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
147. a. (woon)straten en pleinen;
148. b. paden;
149. c. parkeervoorzieningen;
150.
met daaraan ondergeschikt:
151. d. gebouwen ten behoeve van het verkeer en verblijf, zoals wachtruimten voor openbaar vervoer en/of stallingsruimten voor (brom)fietsen;
152. e. het recreatief medegebruik;
153. f. groenvoorzieningen;
154. g. speelvoorzieningen;
155. h. water;
156. i. tuinen, erven en terreinen;
157. j. terrassen;
158. k. openbare nutsvoorzieningen;
159.
met de daarbij behorende:
160. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
161. Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder d. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
162. 1. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
163. 2. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
164. Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
165. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
130. 1. de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;
131. 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 10 m zal bedragen;
166. b. er zullen geen windturbines worden gebouwd.
167. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
168. a. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
169. - de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;
170. b. de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - garageboxen” wordt aangegeven of verwijderd;
171. c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:
172. - de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;
173. d. de bestemming wordt gewijzigd in de aangrenzende bestemmingen ‘Groen – Groenvoorzieningen’ of ‘Tuin’, mits:
174. - de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
175. e. een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;
176. f. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
132. 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 15 m zal bedragen;
133. 2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 7.3.1
bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan:
134.
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
135.
2.
de milieusituatie;
136.
3.
de woonsituatie;
137.
4.
de landschappelijke waarden;
138.
5.
de cultuurhistorische waarden;
139.
6.
de archeologische waarden;
140.
7.
de natuurwaarden;
141.
8.
de verkeersveiligheid;
142.
9.
de ontsluitingssituatie;
143.
10.
de parkeersituatie;
144.
11.
de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden.
145.
146.
147.
148.
149.
Artikel 8 Wonen - d1 (bouwstroken)
De voor ‘Wonen - D2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
177. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
178. b. groenvoorzieningen;
179. c. parkeervoorzieningen;
180. d. speelvoorzieningen;
181. e. wegen, straten en paden;
182. f. water;
183. g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
184. h. tuinen, erven en verhardingen;
185. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.1 Bouw van gebouwen en overkappingen
186. a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, met een maximum van 250 m²;
187. b. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw bedoeld in lid 8.2.2 onder a., zal per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen.
8.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
188. a. een woonhuis zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
189. b. het maximaal aantal woningen zal ten hoogste het in de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;
190. c. in afwijking van het bepaalde in sub a., zullen overige gebouwen en overkappingen ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
191. d. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
150. 1. de goothoogte van het gebouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn ten hoogste 7 m zal bedragen;
151. 2. de goothoogte van een nietvrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn ten hoogste 3 m zal bedragen;
152. 3. de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;
192. e. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw bedoeld in sub a., zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
193. f. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,5 m bedragen.
194.
195.
196.
197.
198.
8.2.3 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
199. a. de gebouwen en overkappingen zullen ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
200. b. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
153. 1. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
154. 2. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
201. c. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
202. d. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen.
8.2.4 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
203. a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
204. b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
155. 1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten bouwhoogste 10 m zal bedragen;
156. 2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;
tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
205. a. het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde het gebouw bedoeld in lid 8.2.2 onder a., als zelfstandige woning;
206. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
207. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
208. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
209. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
210. - 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
211. - 50 m².
212.
213.
214.
215.
216.
217.
218.
219.
220.
221.
222.
223. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
224. a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’ ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – D1’, ‘Wonen – D3’, ‘Wonen – D4’, ‘Wonen – D5’ en/of ‘Wonen – D6’;
225. b. het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal woningen wordt vergroot, mits:
- de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woning-bouwbeleid;
226. c. het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in lid 8.2.2 onder b., wordt vergroot;
227. d. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
157. 1. de aangegeven voorgevelrooilijn met ten hoogste 3 m zal worden verlegd;
158. 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
159. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 8.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
160. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
161. 2. de milieusituatie;
162. 3. de woonsituatie;
163. 4. de landschappelijke waarden;
164. 5. de cultuurhistorische waarden;
165. 6. de archeologische waarden;
166. 7. de natuurwaarden;
167. 8, de verkeersveiligheid;
168. 9. de ontsluitingssituatie;
169. 10. de parkeersituatie;
170. 11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
171.
172.
173.
174.
175.
176.
177.
178.
179.
180.
181.
182.
183.
184.
185.
186.
187.
188.
189.
190.
191.
192.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
Er zullen geen horizontale windturbines worden gebouwd.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
228. a. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
229. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
230. c. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
231. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
232. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
233. a. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m zal bedragen;
234. b. de dubbelbestemmingen ‘Leiding - Gas 1’ of 'Leiding - Gas 2' wordt aangebracht, indien:
193. 1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
194. 2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
235. c. de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt aangebracht, indien:
- hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
236. d. de dubbelbestemming ‘Leiding - Overig’ wordt aangebracht, indien:
195. 1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
196. 2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
237. e. de dubbelbestemming ‘Leiding - Water' wordt aangebracht, indien:
- hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
238. f. de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, indien:
- door onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
239. g. de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’ wordt aangebracht, indien:
- door onderzoek cultuurhistorische en (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;
240. h. de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ wordt aangebracht, indien:
- dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming, ophoging en verbetering van de gronden met een waterkerende en/of waterregulerende (neven)functie;
241. i. de gebiedsaanduiding “Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied” wordt aangebracht, indien:
- een wijziging van het beloop en/of een verandering in de omvang en de begrenzing van milieubeschermingsgebieden in de Provinciale Milieuverordening daartoe aanleiding geeft.
Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden
en/of uit te werken bestemmingen
Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels van toepassing als bedoeld in de bijlage "Standaardregels (versie 2.1)".
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- SLOTREGELS
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan "Noardburgum, Van
Cronenburgweg 1 (MFC + woningbouw)"
van de gemeente Tytsjerksteradiel.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 april 2012
De voorzitter, De griffier,
………………. ……………
BIJLAGE 2 Lijst met beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis
BEROEPS- EN BEDRIJFSACTIVITEITEN AAN HUIS
1.
Uitoefening van (para-)medische beroepen,
waaronder:
individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, lichaamsverzorging, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, dierenarts, alternatieve geneeswijzen enz.
Stoffeerderijbedrijven, waaronder:
(maat)kledingmakerij, kledingverstelbedrijf, meubelstoffeerderij, woningstoffeerderij,
waarbij detailhandel in stoffen en
stofferingen in ieder geval is uitgesloten.
Kantoorfunctie voor bedrijvigheid die
elders wordt uitgeoefend, zoals:
schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook voor bijvoorbeeld een detail- of groothandelsbedrijf of een aannemersbedrijf.
Reparatiebedrijfjes, waaronder:
schoen-/lederwarenreparatiebedrijf, uurwerkreparatiebedrijf, goud- en zilverwerkreparatiebedrijf, reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen, reparatie van muziekinstrumenten, computerservice- en informatietechnologiebedrijf, enz.
In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.
logiesverstrekking in de vorm van bed en brôchje (bieden logies- en ontbijtgelegenheid).
Advies- en ontwerpbureaus, waaronder:
reclameontwerp, grafisch ontwerp, tuinontwerp- en advies, (binnenhuis)architect, (steden)bouwkundig ontwerp, juridisch advies, financieel advies, milieukundig advies, enz.
(Zakelijke) dienstverlening, waaronder:
notaris, advocaat, accountant, assurantie-/ verzekeringsbemiddeling, administratiekantoor, vertaalbureau, exploitatie en handel in onroerende zaken, enz.
Overige dienstverlening, waaronder:
kappersbedrijf, schoonheidssalon, fotograaf, foto– en filmontwikkelbedrijf, kinderopvang (i.c. gastouder of kindercentrum met een capaciteit van < 10 kinderen), enz.
Onderwijs, waaronder:
autorijschool, onderwijs, niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium.