Wijzigingsplan
i.c. bestemmingsplan “Hurdegaryp, Rijksstraatweg 157 (wijzigen bestemming
bedrijfsdoeleinden in woondoeleinden)”
Hoofdstuk 1. INLEIDENDE REGELS
Artikel 1. Begrippen
Artikel 2. Wijze van meten
Hoofdstuk 2. BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3. Tuin
Artikel 4: Wonen – A1 (vrijstaande woningen)
Artikel 5: Anti-dubbelteregel
Artikel 6: Algemene bouwregels
Artikel 7: Algemene gebruiksregels
Artikel 8: Algemene wijzigingsregels
Artikel 9: Overige regels
Artikel 10: Overgangsrecht
Artikel 11: Slotregel
Bijlage
1: BEROEPS- EN
BEDRIJFSACTIVITEITEN AAN HUIS
In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan:
het wijzigingspln i.c. bestemmingsplan “Hurdegaryp,
Rijksstraatweg 157 (wijzigen bestemming bedrijfsdoeleinden in woondoeleinden)”;
2.
bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0737.13BPIIWP01-ow01 met de bijbehorende regels (en
eventuele bijlagen*);
* afhankelijk van plan
3.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van
het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5.
aan- en afmeersteiger:
constructie aan een oever of kade, in of op het water,
die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;
6.
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van
producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen)
en/of het houden van dieren;
7.
archeologisch waardevol gebied:
een gebied waar zich in de bodem met het oog op de
bewoningsgeschiedenis beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere
samenlevingen bevinden;
8.
archeologische waarden:
de waarden die verband houden met het zich in de bodem
bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die
wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun
cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;
9. bar:
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening
hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met
een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de
bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
10.
bebouwing:
één of meer gebouwen
en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
11.
bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte
van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met
inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;*
12.
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient
voor de uitoefening van een bedrijf;
13.
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein,
kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens
huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of
het terrein;
14.
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe
Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand
is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
15.
beroeps- of bedrijfsactiviteit aan
huis:
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in
bijlage 2, dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te
stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een
zodanige wijze dat:
a.
het
woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
b.
de
ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in
overeenstemming is, waarbij:
-
het uiterlijk van de betreffende
woning niet wordt aangetast;
-
het beroep/bedrijf wordt
uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
-
het niet gaat om vormen van
detailhandel en/of horeca;
-
er geen onevenredige parkeerdruk
voor de omgeving optreedt;
16.
beroeps- c.q.
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die
wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een
(dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief
opslag- en administratieruimten en dergelijke;
17.
bestaand:
a.
ten
aanzien van bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
-
bestaand
ten tijde van de eerste ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
b.
ten
aanzien van het overige gebruik:
-
bestaand
ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
18.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
19.
bestemmingsvlak:
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
20.
bijzondere recreatieve voorziening:
een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een
specifieke vorm van (sportieve) recreatie;
21.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
22.
bouwgrens:
de grens van een
bouwvlak;
23.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op
gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is
begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
onderbouw en zolder;
24.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
25.
bouwperceelgrens:
de grens van een
bouwperceel;
26.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten;
27.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
28.
café:
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening
hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met
een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge
bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich
voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
29.
cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten
behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;
30.
cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende
bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis
en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
31.
cultuurlandschappelijke waarden:
een gebied met een toegekende waarde ontstaan door het
gebruik van dat gebied in de loop van de geschiedenis door de mens en dat
behouden dient te worden;
32.
dak:
iedere
bovenbeëindiging van een gebouw;
33.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen
de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan
personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan
in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld
structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer
permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte
goederen);
34.
dienstverlenend bedrijf en/of
dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden
bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend,
financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch,
(lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/sociaal-)medisch, therapeutisch
of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of
detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende
goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering
van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende
goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en
herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;
35.
dykswâl:
een door de mens opgeworpen, langgerekte aarden wal met
een aaneengesloten opgaande beplanting;
36.
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de
begane grond;
37.
erf:
het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen
gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak
gelegen gedeelte van het bouwperceel;
38.
erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een
woonhuis, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend
transparante uitstraling;
39.
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen
plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard,
waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
40.
evenement:
een vorm van recreatief medegebruik inhoudende een
publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere
gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke
onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak,
waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of
sportieve of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten,
braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten,
festivals e.d.;
41.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
42.
gebruiksmogelijkheden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig
de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
43.
geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een
industrieterrein en/of een spoorweg;
44.
geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die
maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
45.
geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere
geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder
en/of het Besluit Geluidhinder;
46.
geluidszoneringsplichtige
inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder
rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet
worden vastgesteld;
47.
hoekerker:
een erker die aan
twee gevels van een woonhuis is gebouwd;
48.
hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale
waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan
de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op
grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
49.
horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren
voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies
wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie,
met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
50.
horecabedrijf categorie 1:
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het
hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken
en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies
als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak,
cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant,
snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op
de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
51.
horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf met een in het
algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is
gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals
een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de
aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan
niet in combinatie met logiesvertrekking
of een zalencentrum;
52.
horecabedrijf categorie 3:
een horecabedrijf, dat voornamelijk
is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische)
dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar
vermaak, zoals een bardancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en
invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
53.
horecabedrijf categorie 4:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak
is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel,
motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk
te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een
café-restaurant;
54.
horecavloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf,
die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies,
waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en
administratieruimten, e.d.);
55.
hotel:
een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies
ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;
56.
houtteelt:
een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de
functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden
gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en
herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
57.
incidenteel evenement:
een eenmalig, niet
periodiek terugkerend evenement;
58.
kampeermiddel:
a.
een
tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b.
enig
ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte
daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen
of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan
wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
59.
kantine:
een restauratieve voorziening ten
dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van
etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van
dat bedrijf of die instelling;
60.
kantoor:
een gebouw zonder of met een ondergeschikte
publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve
werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van
(semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;
61.
kap:
iedere
bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
62.
kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of
grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot
het kweken van vruchten, bloemen of planten;
63.
kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
64.
kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van
civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam,
een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee
gelijk te stellen voorziening;
65.
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe
Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand
tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden;
66.
landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een
gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat
gebied.
De landschappelijke waarden van het woudengebied
(coulisselandschap) bestaan in het bijzonder uit de relatief kleinschalige
verkaveling (regelmatig verkavelingspatroon) en de aanwezigheid van beplanting
op of langs perceelsscheidingen in de vorm van hout- of boomsingels (meestal
elzen bij sloten) en/of dykswâlen, veelal in combinatie met een fijnmazig
netwerk van wegen en paden (deels onverhard), streekeigen bebouwing
(boerderijen en wâldhúskes). Daarnaast kan de aanwezigheid van bospartijen,
landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben bepalend zijn voor de
landschappelijke waarden.
In het open landschap is naast de openheid en de
beperkte aanwezigheid van bebouwing met name de verkavelingsrichting en het
kavelpatroon belangrijk. Tevens worden de landschappelijke waarden bepaald door
de eventuele aanwezigheid van open waterpartijen, sloten, vaarten, rietvelden,
moerasbosjes en terpen;
67.
logiesverstrekking:
een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak
is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de
logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of
kampeerboerderij;
68.
manege:
een voorziening met een publieksgericht karakter, waar
gelegenheid wordt geboden tot het berijden en verzorgen van paarden en/of
pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven,
de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden
en/of andere hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan
gerelateerde en ondergeschikte detailhandel;
69.
meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig
verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings-
of bouwgrens;
70.
mensa:
een eetgelegenheid
voor leerlingen of studenten;
71.
milieuafstand:
de grootste voor een bepaald bedrijfstype in acht te
nemen (richtlijn)afstand ten opzichte van een milieugevoelige functie in
verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geur, stof, geluid,
gevaar, licht en/of trilling;
72.
milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die
wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en
milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan
wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
73.
natuurlijke waarden:
de abiotische en
biotische waarden van een gebied;
74.
natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische,
bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
75.
niet-grondgebonden agrarische
bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in
gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond
als productiemiddel;
76.
onderbouw:
het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op
gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat
geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;
77.
opvangcentrum:
plaats waar van elders komende personen (met name
vluchtelingen en/of thuis- en daklozen) opgevangen en voorlopig gehuisvest en
verzorgd worden;
78.
overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte
ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
79.
peil:
a. indien
op of in het land wordt gebouwd:
-
de hoogte van het afgewerkte
omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk met dien verstande dat, indien
het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten
hoogste
indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan
alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend:
-
vanaf het laagste punt van het
omliggende afgewerkte terrein;
incidenteel aangebrachte en
ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
b.indien
op of in het water wordt gebouwd:
-
het ter plaatse door het waterschap
ten tijde van de eerste ter inzagelegging van het bestemmingsplan vastgestelde
waterpeil;
80.
pension:
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het
verstrekken van logies voor langere of kortere tijd met als nevenactiviteiten
het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, een en
ander zonder vermaaksfunctie;
81.
periodiek evenement:
een evenement dat in min of meer dezelfde vorm met een
zekere regelmaat (bijvoorbeeld wekelijks, maandelijks of (half)jaarlijks)
wordt gehouden;
82.
persoonlijke dienstverlening:
dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden,
de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf,
schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;
83.
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden
vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de
detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
84.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
85.
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is
aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is
toegestaan;
86.
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend-
en/of verblijfsrecreatie;
87.
recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is
voor recreatieve bewoning;
88.
recreatiewoonschip:
een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor
recreatieve bewoning;
89.
restauratieve voorziening:
voorziening ten dienste van een
bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en
dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals
een kantine of mensa;
90.
risicovolle functie:
een risicovolle inrichting, een transportroute
gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van
gevaarlijke stoffen;
91.
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe
Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een
risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten
van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
92.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard
plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in
combinatie met elkaar;
93.
slijterij:
een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik
elders dan ter plaatse;
94.
stacaravan:
een caravan, die als
een gebouw valt aan te merken;
95.
straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die
wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het
bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een
goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de
samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar
georiënteerd is;
96.
tuincentrum:
een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig bomen, heesters en
andere siergewassen worden gekweekt en/of waarbinnen detailhandel in
tuininrichtingsartikelen plaatsvindt;
97.
tuininrichtingsartikelen:
specifieke artikelen voor de inrichting en het onderhoud
van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen,
zoals genoemd in bijlage 3;
98.
verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied
voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van
overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en
uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige
inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
99.
verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke
(besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
100. verticale
diepte van een gebouw:
de diepte van een
gebouw, gemeten vanaf het peil;
101. volkstuin:
gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groenten
en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;
102. volumineuze
detailhandel:
detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de
gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals
de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen,
bouwmaterialen, keukens en sanitair;
103. voorbouwgrens:
de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande
dat, indien een bouwvlak gericht is op
meerdere wegen, de bouwgrens die door de ligging en/of de situatie ter
plaatse als voorbouwgrens moet worden aangemerkt;
104. voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien
het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de
gevel die door de ligging, de situatie
ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden
aangemerkt;
105. voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale
waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze
rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit
geluidhinder;
106. vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de
vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de
opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
107. weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande
wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de
wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende
parkeergelegenheden;
108. windturbine:
een bouwwerk, dat is bedoeld om met een draailichaam
(rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de
rotor om een horizontale, dan wel om een verticale as draait (horizontale
respectievelijk verticale windturbine);
109. winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn
indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
110. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de
huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen
samenhangende groep van personen;
111. wooncentrum:
een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor de
huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke,
sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven,
zoals bejaarden of gehandicapten;
112. woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of
gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke
toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan
worden;
113. woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer
naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat
en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
114. woonschip:
een zich in het
water bevindend object, dat dient als woning;
115. woonsituatie:
de waarde van een gebied
voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie
liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de
daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of
beperken van hinder;
116. woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een
standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
2. 1.
Bij toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten
1.
de dakhelling:
langs het dakvlak
ten opzichte van het horizontale vlak;
2.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
3.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
4.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of
van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
5.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van
de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het
bouwwerk gemeten op meer dan
6.
de lengte, breedte en diepte van
een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de
gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
7.
het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel
staande gebouwen en overkappingen;
8.
de afstand tot de zijdelingse
bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse
bouwperceelgrens;
9.
de hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan
wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;
10.
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2. 2.
Bij de toepassing van het
bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of
bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten
beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van
hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer
beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Hoofdstuk 2. BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3: Tuin
3.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
tuinen;
b.
erkers;
met daaraan ondergeschikt:
c.
groenvoorzieningen;
d.
parkeervoorzieningen;
e.
speelvoorzieningen;
f.
wegen,
straten en paden;
g.
water;
h.
openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij
behorende:
i.
erven
en verhardingen;
j.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
3.2. Bouwregels
3.2.1. Voor het
bouwen van erkers gelden de volgende regels:
a.
een
erker zal ten hoogste
b.
de
afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste
1. sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke, aaneen gebouwde woonhuizen;
2.
sprake is van een hoekerker of een erker aan de
zijgevel van een gebouw, in welk geval de afstand tot de zijdelingse
bouwperceelgrens ten minste
c.
een erker zal ten hoogste over 50%
van de voorgevel worden gebouwd;
d.
de oppervlakte van een erker zal
ten hoogste
3.2.2. Voor het bouwen van de in lid 3.1. onder j. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1.
de bouwhoogte van masten, niet zijnde
antennemasten, en palen ten hoogste
2.
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
3.3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder
geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
b.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c.
het gebruik van gronden en
bouwwerken als horecabedrijf.
3.4.
Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de
bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’,
‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A
1. de
wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken
uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorspronkelijke
voorbouwgrens ten behoeve van een veranderende situering van het woonhuis;
2. de
oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste de oppervlakte
van het oorspronkelijke bouwvlak;
3. gebouwen
en overkappingen die buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, niet voor de
voorbouwgrens worden gebouwd;
4. de
gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak per
bouwperceel ten hoogste
5.
de afstand ten opzichte van de
zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
6.
de geluidsbelasting van de
geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of
een vastgestelde hogere grenswaarde;
7.
rekening wordt gehouden met de
structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of
landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de
gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
3.4.2.
Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 3.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de parkeersituatie
en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4: Wonen – A1 (vrijstaande woningen)
4.1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - A
a.
gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1.
het
wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding
“karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in
stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b.
groenvoorzieningen;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
speelvoorzieningen;
e.
wegen,
straten en paden;
f.
water;
g.
openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij
behorende:
h.
tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
4.2. Bouwregels
4.2.1.
Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a.
het
aantal woonhuizen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;
b.
de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens
worden gebouwd;
c.
de
goot- en bouwhoogte zal ten
- de goothoogte
binnen een afstand van
4.2.2.
Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en
overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
a.
de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande
gebouwen zal ten hoogste
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2.
de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de goot-
en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de bouwhoogte van overkappingen zal ten
hoogste
d.
de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e.
de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
tenzij de gronden
ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m2)”, in welk geval de gezamenlijke
oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie
ten hoogste de in een aanduiding aangegeven oppervlakte zal bedragen.
4.2.3.
Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 4.1. onder i.
genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1.
de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2.
de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
4.3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze
bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening,
wordt in ieder geval gerekend:
a.
het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b.
het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c.
het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d.
het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e.
het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
4.4.
Wijzigingsbevoegdheid
4.4.1.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan
wijzigen in die zin dat:
a.
de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’,
‘Wonen – A4,’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Wonen – A6’;
b.
de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’,
‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’, mits:
1.
de
oppervlakte van het bouwvlak ten minste
2.
de
te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
3.
de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4.
het
parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;
5.
de
woningen op een adequate wijze worden ontsloten;
c.
de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1.
de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
2.
het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3.
de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4.
de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5.
geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende
bouwpercelen;
6.
de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d.
de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1.
de
oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste
2.
de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3.
de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e.
de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden,
dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw
(weer) karakteristiek wordt;
f.
de
aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1.
de
karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende
wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2.
de
karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in
relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
4.4.2. Burgemeester en
wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel
5. Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is
genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
Artikel
6. Algemene bouwregels
6.1.
Welstandscriteria
De door het plan
geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken
kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde
welstandscriteria.
6.2.
Horizontale windturbines
Er zullen geen horizontale windturbines
worden gebouwd, tenzij de gronden zijn bestemd als ‘Bedrijf -
6.3.
Sloopvergunning
Ter plaatse van de aanduiding
"karakteristiek" is het verboden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning), gebouwen
geheel of gedeeltelijk te slopen.
6.3.1.
Het bepaalde in
lid 6.3. is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:
a.
het
normale onderhoud betreffen;
b.
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
6.3.2.
De in lid 6.3. genoemde vergunning kan slechts worden
verleend mits:
a.
de
karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende
wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
b.
de
karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;
c.
het
delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan
te merken, en door sloop waarvan geen onevenredige aantasting van de
karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Tot
een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10
van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden voor het
storten van puin en afvalstoffen;
b. het gebruik van gronden voor de opslag
van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de
uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en
werkzaamheden;
c. het gebruik van gronden voor de
stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar-
of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de
bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;;
d. het gebruik van gronden als standplaats
voor kampeermiddelen;
e. het gebruik van gronden en bouwwerken
ten behoeve van een seksinrichting.
8.1.
Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan
wijzigen in die zin dat:
8.1.1.
in een aanduiding
“maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van
antennemasten wordt aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van antennemasten ten
hoogste
8.1.2.
de
dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ wordt aangebracht, indien:
a.
wordt
voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
b.
hierdoor
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de
cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de
verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
8.1.3.
de
dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt aangebracht, indien:
- hierdoor
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische
waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid,
de ontsluitingsituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden;
8.1.4.
de
dubbelbestemming ‘Leiding – Overig <type leiding>’ wordt aangebracht,
indien:
a.
wordt
voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
b.
hierdoor
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische
waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid,
de ontsluitingsituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden;
8.1.5.
de dubbelbestemming ‘Leiding - Water’ wordt
aangebracht, indien:
- hierdoor
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de
cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de
verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de parkeersituatie en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
8.1.6.
de
dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, indien:
- door
onderzoek archeologische waarden van gronden naar voren komen;
8.1.7.
de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’
wordt aangebracht, indien:
- door
onderzoek cultuurhistorische en (cultuur)landschappelijke waarden van gronden
naar voren komen;
8.1.8.
de dubbelbestemming ‘Waarde - Landschap’ wordt
aangebracht, indien:
- door
aanvullend historisch onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van gronden
naar voren komen.
9.1.
Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te
werken bestemmingen
Voorzover in de bestemmingsregels en/of
de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen die daarin niet rechtstreeks
zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels van toepassing als bedoeld in de
bijlage "Standaardregels (versie 2.0)”.
10.1.
Overgangsrecht bouwwerken
a.
Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
1.
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2.
na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met
maximaal 10 %.
c.
Sublid
a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
10.2.
Overgangsrecht gebruik
a.
Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b.
Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a,
te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind.
c.
Indien
het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.
Sublid
a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze regels worden
aangehaald als:
Regels
van het
wijzigingsplan
i.c. bestemmingsplan “Hurdegaryp, Rijksstraatweg 157 (wijzigen bestemming
bedrijfsdoeleinden in woondoeleinden)”
Aldus
vastgesteld ……………………….
Namens
het college van Burgemeester En wethouders van Tytsjerksteradiel
Manager
van de afdeling Ruimte
J.
Melessen
Bijlage 1
BEROEPS-
EN BEDRIJFSACTIVITEITEN AAN HUIS
Uitoefening
van (para-)medische beroepen, waaronder:
individuele praktijk
voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer,
voedingsleer, lichaamsverzorging, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie,
dierenarts, alternatieve geneeswijzen enz.
Stoffeerderijbedrijven,
waaronder:
(maat)kledingmakerij,
kledingverstelbedrijf, meubelstoffeerderij, woningstoffeerderij
Waarbij detailhandel
in stoffen en stofferingen in ieder geval is uitgesloten.
Kantoorfunctie voor
bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:
schoonmaakbedrijf,
schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook voor bijvoorbeeld een detail-
of groothandelsbedrijf of een aannemersbedrijf
Reparatiebedrijfjes,
waaronder:
schoen-/lederwarenreparatiebedrijf,
uurwerkreparatiebedrijf, goud- en zilverwerkreparatiebedrijf, reparatie van
kleine (elektrische) gebruiksgoederen, reparatie van muziekinstrumenten,
computerservice- en informatietechnologiebedrijf enz.
In ieder geval zijn
autoreparatiebedrijven uitgezonderd.
Horeca:
logiesverstrekking
in de vorm van bed en brôchje (bieden logies- en ontbijtgelegenheid).
Advies-
en ontwerpbureaus, waaronder:
reclameontwerp,
grafisch ontwerp, tuinontwerp- en advies, (binnenhuis) architect,
(steden)bouwkundig ontwerp, juridisch advies, financieel advies, milieukundig
advies enz.
(Zakelijke)
dienstverlening, waaronder:
notaris, advocaat,
accountant, assurantie-/verzekeringsbemiddeling, administratiekantoor, vertaalbureau, exploitatie en handel in
onroerende zaken enz.
Overige
dienstverlening, waaronder:
kappersbedrijf,
schoonheidssalon, fotograaf, foto– en filmontwikkelbedrijf, kinderopvang (i.c.
gastouder of kindercentrum met een capaciteit van < 10 kinderen), enz.
Onderwijs,
waaronder:
autorijschool,
onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium