BIJLAGE 1

Bedrijvenlijst


 

Sbi-code

 

Omschrijving

Afstanden in meters

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-

nummer

 

GEUR

Stof

Geluid

 

 

Gevaar

 

Grootste afstand

 

Categorie

01

-

LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0111, 0113

 

Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen)

10

10

30

C

 

10

 

30

 

2

0112

0

Tuinbouw:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0112

1

- bedrijfsgebouwen

10

10

30

C

 

10

 

30

 

2

0112

2

- kassen zonder verwarming

10

10

30

C

 

10

 

30

 

2

0112

3

- kassen met gasverwarming

10

10

30

C

 

10

 

30

 

2

0112

4

- champignonkwekerijen (algemeen)

30

10

30

C

 

10

 

30

 

2

0112

5

- champignonkwekerijen met mestfermentatie

100

10

30

C

 

10

 

100

 

3.2

0112

6

- bloembollendroog- en prepareerbedrijven

30

10

30

C

 

10

 

30

 

2

0112

7

- witlofkwekerijen (algemeen)

30

10

30

C

 

10

 

30

 

2

0121

 

Fokken en houden van rundvee

100

30

30

C

 

0

 

100

 

3.2

0122

0

Fokken en houden van overige graasdieren:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0122

1

- paardenfokkerijen

50

30

30

C

 

0

 

50

 

3.1

0122

2

- overige graasdieren

50

30

30

C

 

0

 

50

 

3.1

0123

 

Fokken en houden van varkens

200

30

50

C

 

0

 

200

D

4.1

0124

0

Fokken en houden van pluimvee:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0124

1

- legkippen

200

30

50

C

 

0

 

200

D

4.1

0124

2

- opfokkippen en mestkuikens

200

30

50

C

 

0

 

200

 

4.1

0124

3

- eenden en ganzen

200

50

50

C

 

0

 

200

 

4.1

0124

4

- overig pluimvee

100

30

50

C

 

0

 

100

D

3.2

0125

0

Fokken en houden van overige dieren:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0125

1

- nertsen en vossen

200

30

30

C

 

0

 

200

 

4.1

0125

2

- konijnen

100

30

30

C

 

0

 

100

 

3.2

0125

3

- huisdieren

30

0

50

C

 

10

 

50

 

3.1

0125

4

- maden, wormen e.d.

100

0

30

C

 

10

 

100

 

3.2

0125

5

- bijen

10

0

30

C

 

10

 

30

 

2

0125

6

- overige dieren

30

10

30

C

 

0

 

30

D

2

014

0

Dienstverlening t.b.v. De landbouw:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

014

1

- algemeen (o.a. Loonbedrijven): b.o. > 500 m²

30

10

50

 

 

10

 

50

D

3.1

014

2

- algemeen (o.a. Loonbedrijven): b.o.<= 500 m²

30

10

30

 

 

10

 

30

 

2

014

3

- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²

30

10

50

 

 

10

 

50

 

3.1

014

4

- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²

30

10

30

 

 

10

 

30

 

2

0142

 

KI-stations

30

10

30

C

 

0

 

30

 

2

02

-

BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

020

 

Bosbouwbedrijven

10

10

50

 

 

0

 

50

 

3.1

05

-

VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0501.1

 

Zeevisserijbedrijven

100

0

100

C

 

50

R

100

 

3.2

0501.2

 

Binnenvisserijbedrijven

50

0

50

C

 

10

 

50

 

3.1

0502

0

Vis- en schaaldierkwekerijen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0502

1

- oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven

100

30

50

C

 

0

 

100

 

3.2

0502

2

- visteeltbedrijven

50

0

50

C

 

0

 

50

 

3.1

10

-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

-

TURFWINNING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

103

 

Turfwinningbedrijven

50

50

100

C

 

10

 

100

 

3.2

11

-

AARDOLIE- EN AARDGASWINNING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

111

0

Aardolie- en aardgaswinning:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

111

1

- aardoliewinputten

100

0

200

C

 

200

R

200

 

4.1

111

2

- aardgaswinning incl. Gasbeh.inst.: < 10.000.000 N m3/d

30

0

500

C

 

200

R

500

 

5.1

111

3

- aardgaswinning incl. Gasbeh.inst.: >= 10.000.000 N m3/d

50

0

700

C

Z

200

R

700

 

5.2

14

-

WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1421

0

Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht):

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1421

1

- algemeen

10

100

200

 

 

10

 

200

D

4.1

1421

2

- steenbrekerijen

10

200

700

 

Z

10

 

700

 

5.2

144

 

Zoutwinningbedrijven

50

10

100

C

 

30

 

100

 

3.2

145

 

Mergel- en overige delfstoffenwinningbedrijven

10

200

500

C

 

50

 

500

 

5.1

15

-

VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

151

0

Slachterijen en overige vleesverwerking:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

151

1

- slachterijen en pluimveeslachterijen

100

0

100

C

 

50

R

100

D

3.2

151

2

- vetsmelterijen

700

0

100

C

 

30

 

700

 

5.2

151

3

- bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval

300

0

100

C

 

50

R

300

 

4.2

151

4

- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m²

100

0

100

C

 

50

R

100

 

3.2

151

5

- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m²

50

0

50

C

 

30

 

50

 

3.1

151

6

- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²

30

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

151

7

- loonslachterijen

50

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

151

8

- vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m²

50

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

152

0

Visverwerkingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

152

1

- drogen

700

100

200

C

 

30

 

700

 

5.2

152

2

- conserveren

200

0

100

C

 

30

 

200

 

4.1

152

3

- roken

300

0

50

C

 

0

 

300

 

4.2

152

4

- verwerken anderszins: p.o.> 1000 m²

300

10

50

C

 

30

 

300

D

4.2

152

5

- verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m²

100

10

50

 

 

30

 

100

 

3.2

152

6

- verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²

50

10

30

 

 

10

 

50

 

3.1

1531

0

Aardappelprodukten fabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1531

1

- vervaardiging van aardappelproducten

300

30

200

C

 

50

R

300

 

4.2

1531

2

- vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²

50

10

50

 

 

50

R

50

 

3.1

1532, 1533

0

Groente- en fruitconservenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1532, 1533

1

- jam

50

10

100

C

 

10

 

100

 

3.2

1532, 1533

2

- groente algemeen

50

10

100

C

 

10

 

100

 

3.2

1532, 1533

3

- met koolsoorten

100

10

100

C

 

10

 

100

 

3.2

1532, 1533

4

- met drogerijen

300

10

200

C

 

30

 

300

 

4.2

1532, 1533

5

- met uienconservering (zoutinleggerij)

300

10

100

C

 

10

 

300

 

4.2

1541

0

Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1541

1

- p.c. < 250.000 t/j

200

30

100

C

 

30

R

200

 

4.1

1541

2

- p.c. >= 250.000 t/j

300

50

300

C

Z

50

R

300

 

4.2

1542

0

Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1542

1

- p.c. < 250.000 t/j

200

10

100

C

 

100

R

200

 

4.1

1542

2

- p.c. >= 250.000 t/j

300

10

300

C

Z

200

R

300

 

4.2

1543

0

Margarinefabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1543

1

- p.c. < 250.000 t/j

100

10

200

C

 

30

R

200

 

4.1

1543

2

- p.c. >= 250.000 t/j

200

10

300

C

Z

50

R

300

 

4.2

1551

0

Zuivelprodukten fabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1551

1

- gedroogde produkten, p.c. >= 1,5 t/u

200

100

500

C

Z

50

R

500

 

5.1

1551

2

- geconcentreerde produkten, verdamp. Cap. >=20 t/u

200

30

500

C

Z

50

R

500

 

5.1

1551

3

- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j

50

0

100

C

 

50

R

100

 

3.2

1551

4

- melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j

100

0

300

C

Z

50

R

300

 

4.2

1551

5

- overige zuivelprodukten fabrieken

50

50

300

C

 

50

R

300

 

4.2

1552

1

Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²

50

0

100

C

 

50

R

100

 

3.2

1552

2

- consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²

10

0

30

 

 

0

 

30

 

2

1561

0

Meelfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1561

1

- p.c. >= 500 t/u

200

100

300

C

Z

100

R

300

 

4.2

1561

2

- p.c. < 500 t/u

100

50

200

C

 

50

R

200

 

4.1

1561

 

Grutterswarenfabrieken

50

100

200

C

 

50

 

200

D

4.1

1562

0

Zetmeelfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1562

1

- p.c. < 10 t/u

200

50

200

C

 

30

R

200

 

4.1

1562

2

- p.c. >= 10 t/u

300

100

300

C

Z

50

R

300

 

4.2

1571

0

Veevoerfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1571

1

- destructiebedrijven

700

30

200

C

 

50

 

700

D

5.2

1571

2

- beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek

700

100

100

C

 

30

R

700

D

5.2

1571

3

- drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water

300

100

200

C

 

30

 

300

 

4.2

1571

4

- drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water

700

200

300

C

Z

50

 

700

 

5.2

1571

5

- mengvoeder, p.c. < 100 t/u

200

50

200

C

 

30

 

200

 

4.1

1571

6

- mengvoeder, p.c. >= 100 t/u

300

100

300

C

Z

50

R

300

 

4.2

1572

 

Vervaardiging van voer voor huisdieren

200

100

200

C

 

30

 

200

 

4.1

1581

0

Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1581

1

- v.c. < 2500 kg meel/week

30

10

30

C

 

10

 

30

 

2

1581

2

- v.c. >= 2500 kg meel/week

100

30

100

C

 

30

 

100

 

3.2

1582

 

Banket, biscuit- en koekfabrieken

100

10

100

C

 

30

 

100

 

3.2

1583

0

Suikerfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1583

1

- v.c. < 2.500 t/j

500

100

300

C

 

100

R

500

 

5.1

1583

2

- v.c. >= 2.500 t/j

1000

200

700

C

Z

200

R

1000

 

5.3

1584

0

Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1584

1

- Cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m²

500

50

100

 

 

50

R

500

 

5.1

1584

2

- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m²

100

30

50

 

 

30

 

100

 

3.2

1584

3

- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²

30

10

30

 

 

10

 

30

 

2

1584

4

- Suikerwerkfabrieken met suiker branden

300

30

50

 

 

30

R

300

 

4.2

1584

5

- Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m²

100

30

50

 

 

30

R

100

 

3.2

1584

6

- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m²

30

10

30

 

 

10

 

30

 

2

1585

 

Deegwarenfabrieken

50

30

10

 

 

10

 

50

 

3.1

1586

0

Koffiebranderijen en theepakkerijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1586

1

- koffiebranderijen

500

30

200

C

 

10

 

500

D

5.1

1586

2

- theepakkerijen

100

10

30

 

 

10

 

100

 

3.2

1587

 

Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden

200

30

50

 

 

10

 

200

 

4.1

1589

 

Vervaardiging van overige voedingsmiddelen

200

30

50

 

 

30

 

200

D

4.1

1589.1

 

Bakkerijgrondstoffenfabrieken

200

50

50

 

 

50

R

200

 

4.1

1589.2

0

Soep- en soeparomafabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1589.2

1

- zonder poederdrogen

100

10

50

 

 

10

 

100

 

3.2

1589.2

2

- met poederdrogen

300

50

50

 

 

50

R

300

 

4.2

1589.2

 

Bakmeel- en puddingpoederfabrieken

200

50

50

 

 

30

 

200

 

4.1

1591

 

Destilleerderijen en likeurstokerijen

300

30

200

C

 

30

 

300

 

4.2

1592

0

Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1592

1

- p.c. < 5.000 t/j

200

30

200

C

 

30

R

200

 

4.1

1592

2

- p.c. >= 5.000 t/j

300

50

300

C

 

50

R

300

 

4.2

1593 t/m 1595

 

Vervaardiging van wijn, cider e.d.

10

0

30

C

 

0

 

30

 

2

1596

 

Bierbrouwerijen

300

30

100

C

 

50

R

300

 

4.2

1597

 

Mouterijen

300

50

100

C

 

30

 

300

 

4.2

1598

 

Mineraalwater- en frisdrankfabrieken

10

0

100

 

 

50

R

100

 

3.2

16

-

VERWERKING VAN TABAK

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

160

 

Tabakverwerkende industrie

200

30

50

C

 

30

 

200

 

4.1

17

-

VERVAARDIGING VAN TEXTIEL

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

171

 

Bewerken en spinnen van textielvezels

10

50

100

 

 

30

 

100

 

3.2

172

0

Weven van textiel:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

172

1

- aantal weefgetouwen < 50

10

10

100

 

 

0

 

100

 

3.2

172

2

- aantal weefgetouwen >= 50

10

30

300

 

Z

50

 

300

 

4.2

173

 

Textielveredelingsbedrijven

50

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

174, 175

 

Vervaardiging van textielwaren

10

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

1751

 

Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken

100

30

200

 

 

10

 

200

 

4.1

176, 177

 

Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen

0

10

50

 

 

10

 

50

 

3.1

18

-

VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

181

 

Vervaardiging kleding van leer

30

0

50

 

 

0

 

50

 

3.1

182

 

Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. Van leer)

10

10

30

 

 

10

 

30

 

2

183

 

Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont

50

10

10

 

 

10

 

50

 

3.1

19

-

VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

191

 

Lederfabrieken

300

30

100

 

 

10

 

300

 

4.2

192

 

Lederwarenfabrieken (excl. Kleding en schoeisel)

50

10

30

 

 

10

 

50

D

3.1

193

 

Schoenenfabrieken

50

10

50

 

 

10

 

50

 

3.1

20

-

HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2010.1

 

Houtzagerijen

0

50

100

 

 

50

R

100

 

3.2

2010.2

0

Houtconserveringsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2010.2

1

- met creosootolie

200

30

50

 

 

10

 

200

 

4.1

2010.2

2

- met zoutoplossingen

10

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

202

 

Fineer- en plaatmaterialenfabrieken

100

30

100

 

 

10

 

100

 

3.2

203, 204, 205

0

Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout

0

30

100

 

 

0

 

100

 

3.2

203, 204, 205

1

Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2

0

30

50

 

 

0

 

50

 

3.1

205

 

Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken

10

10

30

 

 

0

 

30

 

2

21

-

VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2111

 

Vervaardiging van pulp

200

100

200

C

 

50

R

200

 

4.1

2112

0

Papier- en kartonfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2112

1

- p.c. < 3 t/u

50

30

50

C

 

30

R

50

 

3.1

2112

2

- p.c. 3 - 15 t/u

100

50

200

C

Z

50

R

200

 

4.1

2112

3

- p.c. >= 15 t/u

200

100

300

C

Z

100

R

300

 

4.2

212

 

Papier- en kartonwarenfabrieken

30

30

100

C

 

30

R

100

 

3.2

2121.2

0

Golfkartonfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2121.2

1

- p.c. < 3 t/u

30

30

100

C

 

30

R

100

 

3.2

2121.2

2

- p.c. >= 3 t/u

50

30

200

C

Z

30

R

200

 

4.1

22

-

UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

221

 

Uitgeverijen (kantoren)

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

2221

 

Drukkerijen van dagbladen

30

0

100

C

 

10

 

100

 

3.2

2222

 

Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)

30

0

100

 

 

10

 

100

 

3.2

2222.6

 

Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen

10

0

30

 

 

0

 

30

 

2

2223

A

Grafische afwerking

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

2223

B

Binderijen

30

0

30

 

 

0

 

30

 

2

2224

 

Grafische reproduktie en zetten

30

0

10

 

 

10

 

30

 

2

2225

 

Overige grafische aktiviteiten

30

0

30

 

 

10

 

30

D

2

223

 

Reproduktiebedrijven opgenomen media

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

23

-

AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

231

 

Cokesfabrieken

1000

700

1000

C

Z

100

R

1000

 

5.3

2320.1

 

Aardolieraffinaderijen

1500

100

1500

C

Z

1500

R

1500

 

6

2320.2

A

Smeeroliën- en vettenfabrieken

50

0

100

 

 

30

R

100

 

3.2

2320.2

B

Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie

300

0

100

 

 

50

R

300

 

4.2

2320.2

C

Aardolieproduktenfabrieken n.e.g.

300

0

200

 

 

50

R

300

D

4.2

233

 

Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven

10

10

100

 

 

1500

 

1500

D

6

24

-

VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2411

0

Vervaardiging van industriële gassen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2411

1

- luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht

10

0

700

C

Z

100

R

700

 

5.2

2411

2

- overige gassenfabrieken, niet explosief

100

0

500

C

 

100

R

500

 

5.1

2411

3

- overige gassenfabrieken, explosief

100

0

500

C

 

300

R

500

 

5.1

2412

 

Kleur- en verfstoffenfabrieken

200

0

200

C

 

200

R

200

D

4.1

2413

0

Anorg. Chemische grondstoffenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2413

1

- niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn"

100

30

300

C

 

300

R

300

D

4.2

2413

2

- vallend onder "post-Seveso-richtlijn"

300

50

500

C

 

700

R

700

D

5.2

2414.1

A0

Organ. Chemische grondstoffenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2414.1

A1

- niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn"

300

10

200

C

 

300

R

300

D

4.2

2414.1

A2

- vallend onder "post-Seveso-richtlijn"

1000

30

500

C

 

700

R

1000

D

5.3

2414.1

B0

Methanolfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2414.1

B1

- p.c. < 100.000 t/j

100

0

200

C

 

100

R

200

 

4.1

2414.1

B2

- p.c. >= 100.000 t/j

200

0

300

C

Z

200

R

300

 

4.2

2414.2

0

Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2414.2

1

- p.c. < 50.000 t/j

300

0

200

C

 

100

R

300

 

4.2

2414.2

2

- p.c. >= 50.000 t/j

500

0

300

C

Z

200

R

500

 

5.1

2415

 

Kunstmeststoffenfabrieken

500

300

500

C

 

500

R

500

 

5.1

2416

 

Kunstharsenfabrieken e.d.

700

30

300

C

 

500

R

700

 

5.2

242

0

Landbouwchemicaliënfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

242

1

- fabricage

300

50

100

C

 

1000

R

1000

 

5.3

242

2

- formulering en afvullen

100

10

30

C

 

500

R

500

D

5.1

243

 

Verf, lak en vernisfabrieken

300

30

200

C

 

300

R

300

D

4.2

2441

0

Farmaceutische grondstoffenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2441

1

- p.c. < 1.000 t/j

200

10

200

C

 

300

R

300

 

4.2

2441

2

- p.c. >= 1.000 t/j

300

10

300

C

 

500

R

500

 

5.1

2442

0

Farmaceutische produktenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2442

1

- formulering en afvullen geneesmiddelen

50

10

50

 

 

50

R

50

 

3.1

2442

2

- verbandmiddelenfabrieken

10

10

30

 

 

10

 

30

 

2

2451

 

Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken

300

100

200

C

 

100

R

300

 

4.2

2452

 

Parfumerie- en cosmeticafabrieken

300

30

50

C

 

50

R

300

 

4.2

2461

 

Kruit-, vuurwerk-, en springstoffenfabrieken

30

10

50

 

 

1000

V

1000

 

5.3

2462

0

Lijm- en plakmiddelenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2462

1

- zonder dierlijke grondstoffen

100

10

100

 

 

50

 

100

 

3.2

2462

2

- met dierlijke grondstoffen

500

30

100

 

 

50

 

500

 

5.1

2464

 

Fotochemische produktenfabrieken

50

10

100

 

 

50

R

100

 

3.2

2466

A

Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken

50

10

50

 

 

50

R

50

 

3.1

2466

B

Overige chemische produktenfabrieken n.e.g.

200

30

100

C

 

200

R

200

D

4.1

247

 

Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken

300

30

300

C

 

200

R

300

 

4.2

25

-

VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2511

 

Rubberbandenfabrieken

300

50

300

C

 

100

R

300

 

4.2

2512

0

Loopvlakvernieuwingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2512

1

- vloeropp. < 100 m2

50

10

30

 

 

30

 

50

 

3.1

2512

2

- vloeropp. >= 100 m2

200

50

100

 

 

50

R

200

 

4.1

2513

 

Rubber-artikelenfabrieken

100

10

50

 

 

50

R

100

D

3.2

252

0

Kunststofverwerkende bedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

252

1

- zonder fenolharsen

200

50

100

 

 

100

R

200

 

4.1

252

2

- met fenolharsen

300

50

100

 

 

200

R

300

 

4.2

252

3

- productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen

50

30

50

 

 

30

 

50

 

3.1

26

-

VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

261

0

Glasfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

261

1

- glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j

30

30

100

 

 

30

 

100

 

3.2

261

2

- glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j

30

100

300

C

Z

50

R

300

 

4.2

261

3

- glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j

300

100

100

 

 

30

 

300

 

4.2

261

4

- glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j

500

200

300

C

Z

50

R

500

 

5.1

2615

 

Glasbewerkingsbedrijven

10

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

262, 263

0

Aardewerkfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

262, 263

1

- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kw

10

10

30

 

 

10

 

30

 

2

262, 263

2

- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kw

30

50

100

 

 

30

 

100

 

3.2

264

A

Baksteen en baksteenelementenfabrieken

30

200

200

 

 

30

 

200

 

4.1

264

B

Dakpannenfabrieken

50

200

200

 

 

100

R

200

 

4.1

2651

0

Cementfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2651

1

- p.c. < 100.000 t/j

10

300

500

C

 

30

R

500

 

5.1

2651

2

- p.c. >= 100.000 t/j

30

500

1000

C

Z

50

R

1000

 

5.3

2652

0

Kalkfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2652

1

- p.c. < 100.000 t/j

30

200

200

 

 

30

R

200

 

4.1

2652

2

- p.c. >= 100.000 t/j

50

500

300

 

Z

50

R

500

 

5.1

2653

0

Gipsfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2653

1

- p.c. < 100.000 t/j

30

200

200

 

 

30

R

200

 

4.1

2653

2

- p.c. >= 100.000 t/j

50

500

300

 

Z

50

R

500

 

5.1

2661.1

0

Betonwarenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2661.1

1

- zonder persen, triltafels en bekistingtrille

10

100

200

 

 

30

 

200

 

4.1

2661.1

2

- met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d

10

100

300

 

 

30

 

300

 

4.2

2661.1

3

- met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d

30

200

700

 

Z

30

 

700

 

5.2

2661.2

0

Kalkzandsteenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2661.2

1

- p.c. < 100.000 t/j

10

50

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2661.2

2

- p.c. >= 100.000 t/j

30

200

300

 

Z

30

 

300

 

4.2

2662

 

Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken

50

50

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2663, 2664

0

Betonmortelcentrales:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2663, 2664

1

- p.c. < 100 t/u

10

50

100

 

 

100

R

100

 

3.2

2663, 2664

2

- p.c. >= 100 t/u

30

200

300

 

Z

50

R

300

 

4.2

2665, 2666

0

Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2665, 2666

1

- p.c. < 100 t/d

10

50

100

 

 

50

R

100

 

3.2

2665, 2666

2

- p.c. >= 100 t/d

30

200

300

 

Z

200

R

300

 

4.2

267

0

Natuursteenbewerkingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

267

1

- zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²

10

30

100

 

 

0

 

100

D

3.2

267

2

- zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²

10

30

50

 

 

0

 

50

 

3.1

267

3

- met breken, zeven of drogen,   v.c. < 100.000 t/j

10

100

300

 

 

10

 

300

 

4.2

267

4

- met breken, zeven of drogen,   v.c. >= 100.000 t/j

30

200

700

 

Z

10

 

700

 

5.2

2681

 

Slijp- en polijstmiddelen fabrieken

10

30

50

 

 

10

 

50

D

3.1

2682

A0

Bitumineuze materialenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2682

A1

- p.c. < 100 t/u

300

100

100

 

 

30

 

300

 

4.2

2682

A2

- p.c. >= 100 t/u

500

200

200

 

Z

50

 

500

 

5.1

2682

B0

Isolatiematerialenfabrieken (excl. Glaswol):

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2682

B1

- steenwol, p.c. >= 5.000 t/j

100

200

300

C

Z

30

 

300

 

4.2

2682

B2

- overige isolatiematerialen

200

100

100

C

 

50

 

200

 

4.1

2682

C

Minerale produktenfabrieken n.e.g.

50

50

100

 

 

50

 

100

D

3.2

2682

D0

Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur

100

50

200

 

 

30

 

200

 

4.1

2682

D1

- asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur

200

100

300

 

Z

50

 

300

 

4.2

27

-

VERVAARDIGING VAN METALEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

271

0

Ruwijzer- en staalfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

271

1

- p.c. < 1.000 t/j

700

500

700

 

 

200

R

700

 

5.2

271

2

- p.c. >= 1.000 t/j

1500

1000

1500

C

Z

300

R

1500

 

6

272

0

Ijzeren- en stalenbuizenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

272

1

- p.o. < 2.000 m2

30

30

500

 

 

30

 

500

 

5.1

272

2

- p.o. >= 2.000 m2

50

100

1000

 

Z

50

R

1000

 

5.3

273

0

Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

273

1

- p.o. < 2.000 m2

30

30

300

 

 

30

 

300

 

4.2

273

2

- p.o. >= 2.000 m2

50

50

700

 

Z

50

R

700

 

5.2

274

A0

Non-ferro-metaalfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

274

A1

- p.c. < 1.000 t/j

100

100

300

 

 

30

R

300

 

4.2

274

A2

- p.c. >= 1.000 t/j

200

300

700

 

Z

50

R

700

 

5.2

274

B0

Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

274

B1

- p.o. < 2.000 m2

50

50

500

 

 

50

R

500

 

5.1

274

B2

- p.o. >= 2.000 m2

200

100

1000

 

Z

100

R

1000

 

5.3

2751, 2752

0

Ijzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2751, 2752

1

- p.c. < 4.000 t/j

100

50

300

C

 

30

R

300

 

4.2

2751, 2752

2

- p.c. >= 4.000 t/j

200

100

500

C

Z

50

R

500

 

5.1

2753, 2754

0

Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2753, 2754

1

- p.c. < 4.000 t/j

100

50

300

C

 

30

R

300

 

4.2

2753, 2754

2

- p.c. >= 4.000 t/j

200

100

500

C

Z

50

R

500

 

5.1

28

-

VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

281

0

Constructiewerkplaatsen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

281

1

- gesloten gebouw

30

30

100

 

 

30

 

100

 

3.2

281

1a

- gesloten gebouw, p.o. < 200 m2

30

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

281

2

- in open lucht, p.o. < 2.000 m2

30

50

200

 

 

30

 

200

 

4.1

281

3

- in open lucht, p.o. >= 2.000 m2

50

200

300

 

Z

30

 

300

 

4.2

2821

0

Tank- en reservoirbouwbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2821

1

- p.o. < 2.000 m2

30

50

300

 

 

30

R

300

 

4.2

2821

2

- p.o. >= 2.000 m2

50

100

500

 

Z

50

R

500

 

5.1

2822, 2830

 

Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels

30

30

200

 

 

30

 

200

 

4.1

284

A

Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven

10

30

200

 

 

30

 

200

 

4.1

284

B

Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.

50

30

100

 

 

30

 

100

D

3.2

284

B1

Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2

30

30

50

 

 

10

 

50

D

3.1

2851

0

Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2851

1

- algemeen

50

50

100

 

 

50

 

100

 

3.2

2851

10

- stralen

30

200

200

 

 

30

 

200

D

4.1

2851

11

- metaalharden

30

50

100

 

 

50

 

100

D

3.2

2851

12

- lakspuiten en moffelen

100

30

100

 

 

50

R

100

D

3.2

2851

2

- scoperen (opspuiten van zink)

50

50

100

 

 

30

R

100

D

3.2

2851

3

- thermisch verzinken

100

50

100

 

 

50

 

100

 

3.2

2851

4

- thermisch vertinnen

100

50

100

 

 

50

 

100

 

3.2

2851

5

- mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)

30

50

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2851

6

- anodiseren, eloxeren

50

10

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2851

7

- chemische oppervlaktebehandeling

50

10

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2851

8

- emailleren

100

50

100

 

 

50

R

100

 

3.2

2851

9

- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed)

30

30

100

 

 

50

 

100

 

3.2

2852

1

Overige metaalbewerkende industrie

10

30

100

 

 

30

 

100

D

3.2

2852

2

Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2

10

30

50

 

 

10

 

50

D

3.1

287

A0

Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

287

A1

- p.o. < 2.000 m2

30

50

200

 

 

30

 

200

 

4.1

287

A2

- p.o. >= 2.000 m2

50

100

500

 

Z

30

 

500

 

5.1

287

B

Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.

30

30

100

 

 

30

 

100

 

3.2

287

B

Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2

30

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

29

-

VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

29

0

Machine- en apparatenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

29

1

- p.o. < 2.000 m2

30

30

100

 

 

30

 

100

D

3.2

29

2

- p.o. >= 2.000 m2

50

30

200

 

 

30

 

200

D

4.1

29

3

- met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW

50

30

300

 

Z

30

 

300

D

4.2

30

-

VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

30

A

Kantoormachines- en computerfabrieken

30

10

30

 

 

10

 

30

 

2

31

-

VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

311

 

Elektromotoren- en generatorenfabrieken

200

30

30

 

 

50

 

200

 

4.1

312

 

Schakel- en installatiemateriaalfabrieken

200

10

30

 

 

50

 

200

 

4.1

313

 

Elektrische draad- en kabelfabrieken

100

10

200

 

 

100

R

200

D

4.1

314

 

Accumulatoren- en batterijenfabrieken

100

30

100

 

 

50

 

100

 

3.2

315

 

Lampenfabrieken

200

30

30

 

 

300

R

300

 

4.2

316

 

Elektrotechnische industrie n.e.g.

30

10

30

 

 

10

 

30

 

2

3162

 

Koolelektrodenfabrieken

1500

300

1000

C

Z

200

R

1500

 

6

32

-

VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDHEDEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

321 t/m 323

 

Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d.

30

0

50

 

 

30

 

50

D

3.1

3210

 

Fabrieken voor gedrukte bedrading

50

10

50

 

 

30

 

50

 

3.1

33

-

VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

33

A

Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.

30

0

30

 

 

0

 

30

 

2

34

 

VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

341

0

Autofabrieken en assemblagebedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

341

1

- p.o. < 10.000 m2

100

10

200

C

 

30

R

200

D

4.1

341

2

- p.o. >= 10.000 m2

200

30

300

 

Z

50

R

300

 

4.2

3420.1

 

Carrosseriefabrieken

100

10

200

 

 

30

R

200

 

4.1

3420.2

 

Aanhangwagen- en opleggerfabrieken

30

10

200

 

 

30

 

200

 

4.1

343

 

Auto-onderdelenfabrieken

30

10

100

 

 

30

R

100

 

3.2

35

-

VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

351

0

Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

351

1

- houten schepen

30

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

351

2

- kunststof schepen

100

50

100

 

 

50

R

100

 

3.2

351

3

- metalen schepen < 25 m

50

100

200

 

 

30

 

200

 

4.1

351

4

- metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW

100

100

500

C

Z

50

 

500

 

5.1

3511

 

Scheepssloperijen

100

200

700

 

 

100

R

700

 

5.2

352

0

Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

352

1

- algemeen

50

30

100

 

 

30

 

100

 

3.2

352

2

- met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW

50

30

300

 

Z

30

R

300

 

4.2

353

0

Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

353

1

- zonder proefdraaien motoren

50

30

200

 

 

30

 

200

 

4.1

353

2

- met proefdraaien motoren

100

30

1000

 

Z

100

R

1000

 

5.3

354

 

Rijwiel- en motorrijwielfabrieken

30

10

100

 

 

30

R

100

 

3.2

355

 

Transportmiddelenindustrie n.e.g.

30

30

100

 

 

30

 

100

D

3.2

36

-

VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

361

1

Meubelfabrieken

50

50

100

 

 

30

 

100

D

3.2

361

2

Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2

0

10

10

 

 

0

 

10

 

1

362

 

Fabricage van munten, sieraden e.d.

30

10

10

 

 

10

 

30

 

2

363

 

Muziekinstrumentenfabrieken

30

10

30

 

 

10

 

30

 

2

364

 

Sportartikelenfabrieken

30

10

50

 

 

30

 

50

 

3.1

365

 

Speelgoedartikelenfabrieken

30

10

50

 

 

30

 

50

 

3.1

3661.1

 

Sociale werkvoorziening

0

30

30

 

 

0

 

30

 

2

3661.2

 

Vervaardiging van overige goederen n.e.g.

30

10

50

 

 

30

 

50

D

3.1

37

-

VOORBEREIDING TOT RECYCLING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

371

 

Metaal- en autoschredders

30

100

500

 

Z

30

 

500

 

5.1

372

A0

Puinbrekerijen en -malerijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

372

A1

- v.c. < 100.000 t/j

30

100

300

 

 

10

 

300

 

4.2

372

A2

- v.c. >= 100.000 t/j

30

200

700

 

 

10

 

700

 

5.2

372

B

Rubberregeneratiebedrijven

300

50

100

 

 

50

R

300

 

4.2

372

C

Afvalscheidingsinstallaties

200

200

300

C

 

50

 

300

 

4.2

40

-

PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

40

A0

Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 mwe)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

40

A1

- kolengestookt (incl. Meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 mwth

100

700

700

C

Z

200

 

700

 

5.2

40

A2

- oliegestookt, thermisch vermogen > 75 mwth

100

100

500

C

Z

100

 

500

 

5.1

40

A3

- gasgestookt (incl. Bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 mwth,in

100

100

500

C

Z

100

R

500

 

5.1

40

A4

- kerncentrales met koeltorens

10

10

500

C

 

1500

 

1500

D

6

40

A5

- warmte-kracht-installaties (gas), thermisch vermogen > 75 mwth

30

30

500

C

Z

100

R

500

 

5.1

40

B0

Bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 mwe:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

40

B1

- covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie

100

50

100

 

 

30

R

100

 

3.2

40

B2

- vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa

50

50

100

 

 

30

R

100

 

3.2

40

C0

Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

40

C1

- < 10 MVA

0

0

30

C

 

10

 

30

 

2

40

C2

- 10 - 100 MVA

0

0

50

C

 

30

 

50

 

3.1

40

C3

- 100 - 200 MVA

0

0

100

C

 

50

 

100

 

3.2

40

C4

- 200 - 1000 MVA

0

0

300

C

Z

50

 

300

 

4.2

40

C5

- >= 1000 MVA

0

0

500

C

Z

50

 

500

 

5.1

40

D0

Gasdistributiebedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

40

D1

- gascompressorstations vermogen < 100 MW

0

0

300

C

 

100

 

300

 

4.2

40

D2

- gascompressorstations vermogen >= 100 MW

0

0

500

C

 

200

R

500

 

5.1

40

D3

- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A

0

0

10

C

 

10

 

10

 

1

40

D4

- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C

0

0

30

C

 

10

 

30

 

2

40

D5

- gasontvang- en -verdeelstations, cat. D

0

0

50

C

 

50

R

50

 

3.1

40

E0

Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

40

E1

- stadsverwarming

30

10

100

C

 

50

 

100

 

3.2

40

E2

- blokverwarming

10

0

30

C

 

10

 

30

 

2

40

F0

Windmolens:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

40

F1

- wiekdiameter 20 m

0

0

100

C

 

30

 

100

 

3.2

40

F2

- wiekdiameter 30 m

0

0

200

C

 

50

 

200

 

4.1

40

F3

- wiekdiameter 50 m

0

0

300

C

 

50

 

300

 

4.2

41

-

WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

41

A0

Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

41

A1

- met chloorgas

50

0

50

C

 

1000

R

1000

D

5.3

41

A2

- bereiding met chloorbleekloog e.d. En/of straling

10

0

50

C

 

30

 

50

 

3.1

41

B0

Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

41

B1

- < 1 MW

0

0

30

C

 

10

 

30

 

2

41

B2

- 1 - 15 MW

0

0

100

C

 

10

 

100

 

3.2

41

B3

- >= 15 MW

0

0

300

C

 

10

 

300

 

4.2

45

-

BOUWNIJVERHEID

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

45

0

Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m²

10

30

100

 

 

10

 

100

 

3.2

45

1

- bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m²

10

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

45

2

Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m²

10

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

45

3

- aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²

0

10

30

 

 

10

 

30

 

2

50

-

HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

501, 502, 504

 

Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven

10

0

30

 

 

10

 

30

 

2

502

 

Groothandel in vrachtauto's (incl. Import)

10

10

100

 

 

10

 

100

 

3.2

5020.4

A

Autoplaatwerkerijen

10

30

100

 

 

10

 

100

 

3.2

5020.4

B

Autobeklederijen

0

0

10

 

 

10

 

10

 

1

5020.4

C

Autospuitinrichtingen

50

30

30

 

 

30

R

50

 

3.1

5020.5

 

Autowasserijen

10

0

30

 

 

0

 

30

 

2

503, 504

 

Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires

0

0

30

 

 

10

 

30

 

2

505

0

Benzineservisestations:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

505

1

- met LPG > 1000 m3/jr

30

0

30

 

 

200

R

200

 

4.1

505

2

- met LPG < 1000 m3/jr

30

0

30

 

 

50

R

50

 

3.1

505

3

- zonder LPG

30

0

30

 

 

10

 

30

 

2

51

-

GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

511

 

Handelsbemiddeling (kantoren)

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

5121

0

Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders

30

30

50

 

 

30

R

50

 

3.1

5121

1

Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer

100

100

300

 

Z

50

R

300

 

4.2

5122

 

Grth in bloemen en planten

10

10

30

 

 

0

 

30

 

2

5123

 

Grth in levende dieren

50

10

100

C

 

0

 

100

 

3.2

5124

 

Grth in huiden, vellen en leder

50

0

30

 

 

0

 

50

 

3.1

5125, 5131

 

Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen

30

10

30

 

 

50

R

50

 

3.1

5132, 5133

 

Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën

10

0

30

 

 

50

R

50

 

3.1

5134

 

Grth in dranken

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2

5135

 

Grth in tabaksprodukten

10

0

30

 

 

0

 

30

 

2

5136

 

Grth in suiker, chocolade en suikerwerk

10

10

30

 

 

0

 

30

 

2

5137

 

Grth in koffie, thee, cacao en specerijen

30

10

30

 

 

0

 

30

 

2

5138, 5139

 

Grth in overige voedings- en genotmiddelen

10

10

30

 

 

10

 

30

 

2

514

 

Grth in overige consumentenartikelen

10

10

30

 

 

10

 

30

 

2

5148.7

0

Grth in vuurwerk en munitie:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5148.7

1

- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton

10

0

30

 

 

10

V

30

 

2

5148.7

2

- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton

10

0

30

 

 

50

V

50

 

3.1

5148.7

3

- professioneel vuurwerk, netto expl. Massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk)

10

0

30

 

 

500

V

500

 

5.1

5148.7

4

- professioneel vuurwerk, netto expl. Massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton

10

0

30

 

 

1000

V

1000

 

5.3

5148.7

5

- munitie

0

0

30

 

 

30

 

30

 

2

5151.1

0

Grth in vaste brandstoffen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5151.1

1

- klein, lokaal verzorgingsgebied

10

50

50

 

 

30

 

50

 

3.1

5151.1

2

- kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2

50

500

500

 

Z

100

 

500

 

5.1

5151.2

0

Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5151.2

1

- vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3

50

0

50

 

 

200

R

200

D

4.1

5151.2

2

- vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m3

100

0

50

 

 

500

R

500

D

5.1

5151.2

3

- tot vloeistof verdichte gassen

50

0

50

 

 

300

R

300

D

4.2

5151.3

 

Grth minerale olieprodukten (excl. Brandstoffen)

100

0

30

 

 

50

 

100

 

3.2

5152.1

0

Grth in metaalertsen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5152.1

1

- opslag opp. < 2.000 m2

30

300

300

 

 

10

 

300

 

4.2

5152.1

2

- opslag opp. >= 2.000 m2

50

500

700

 

Z

10

 

700

 

5.2

5152.2 /.3

 

Grth in metalen en -halffabrikaten

0

10

100

 

 

10

 

100

 

3.2

5153

0

Grth in hout en bouwmaterialen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5153

1

- algemeen: b.o. > 2000 m²

0

10

50

 

 

10

 

50

 

3.1

5153

2

- algemeen: b.o. <= 2000 m²

0

10

30

 

 

10

 

30

 

2

5153.4

4

Zand en grind:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5153.4

5

- algemeen: b.o. > 200 m²

0

30

100

 

 

0

 

100

 

3.2

5153.4

6

- algemeen: b.o. <= 200 m²

0

10

30

 

 

0

 

30

 

2

5154

0

Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5154

1

- algemeen: b.o. > 2.000 m²

0

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

5154

2

- algemeen: b.o. < = 2.000 m²

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2

5155.1

 

Grth in chemische produkten

50

10

30

 

 

100

R

100

D

3.2

5155.2

 

Grth in kunstmeststoffen

30

30

30

 

 

30

R

30

 

2

5156

 

Grth in overige intermediaire goederen

10

10

30

 

 

10

 

30

 

2

5157

0

Autosloperijen: b.o. > 1000 m²

10

30

100

 

 

30

 

100

 

3.2

5157

1

- autosloperijen: b.o. <= 1000 m²

10

10

50

 

 

10

 

50

 

3.1

5157.2/3

0

Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m²

10

30

100

 

 

10

 

100

D

3.2

5157.2/3

1

- overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m²

10

10

50

 

 

10

 

50

 

3.1

5162

0

Grth in machines en apparaten:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5162

1

- machines voor de bouwnijverheid

0

10

100

 

 

10

 

100

 

3.2

5162

2

- overige

0

10

50

 

 

0

 

50

 

3.1

517

 

Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2

52

-

DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

52

A

Detailhandel voor zover n.e.g.

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

5211/2,5246/9

 

Supermarkten, warenhuizen

0

0

10

 

 

10

 

10

 

1

5222, 5223

 

Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken

10

0

10

 

 

10

 

10

 

1

5224

 

Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel

10

10

10

C

 

10

 

10

 

1

5231, 5232

 

Apotheken en drogisterijen

0

0

0

 

 

10

 

10

 

1

5246/9

 

Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten

0

0

30

 

 

10

 

30

 

2

5249

 

Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt

0

0

10

 

 

10

V

10

 

1

5261

 

Postorderbedrijven

0

0

50

 

 

0

 

50

 

3.1

527

 

Reparatie t.b.v. Particulieren (excl. Auto's en motorfietsen)

0

0

10

 

 

10

 

10

 

1

55

-

LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5511, 5512

 

Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra

10

0

10

 

 

10

 

10

 

1

552

 

Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)

30

0

50

C

 

30

 

50

 

3.1

553

 

Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.

10

0

10

C

 

10

 

10

 

1

554

1

Café's, bars

0

0

10

C

 

10

 

10

 

1

554

2

Discotheken, muziekcafé's

0

0

30

C

 

10

 

30

D

2

5551

 

Kantines

10

0

10

C

 

10

 

10

D

1

5552

 

Cateringbedrijven

10

0

30

C

 

10

 

30

 

2

60

-

VERVOER OVER LAND

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

601

0

Spoorwegen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

601

1

- stations

0

0

100

C

 

50

R

100

D

3.2

601

2

- rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel)

30

30

300

C

 

300

R

300

D

4.2

6021.1

 

Bus-, tram- en metrostations en -remises

0

10

100

C

 

0

 

100

D

3.2

6022

 

Taxibedrijven

0

0

30

C

 

0

 

30

 

2

6023

 

Touringcarbedrijven

10

0

100

C

 

0

 

100

 

3.2

6024

0

Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m²

0

0

100

C

 

30

 

100

 

3.2

6024

1

- Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m²

0

0

50

C

 

30

 

50

 

3.1

603

 

Pomp- en compressorstations van pijpleidingen

0

0

30

C

 

10

 

30

D

2

61, 62

-

VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

61, 62

A

Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

63

-

DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6311.1

0

Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. Zeeschepen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6311.1

1

- containers

0

10

500

C

 

100

R

500

 

5.1

6311.1

2

- stukgoederen

0

30

300

C

 

100

R

300

D

4.2

6311.1

3

- ertsen, mineralen e.d., opslagopp. >= 2.000 m2

50

700

1000

C

Z

50

 

1000

 

5.3

6311.1

4

- granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u

100

500

500

C

Z

100

R

500

 

5.1

6311.1

5

- steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2

50

700

700

C

Z

100

 

700

 

5.2

6311.1

6

- olie, LPG, e.d.

300

0

100

C

 

1000

R

1000

 

5.3

6311.1

7

- tankercleaning

300

10

100

C

 

200

R

300

 

4.2

6311.2

0

Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. Binnenvaart:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6311.2

1

- containers

0

10

300

 

 

50

R

300

 

4.2

6311.2

10

- tankercleaning

300

10

100

 

 

200

R

300

 

4.2

6311.2

2

- stukgoederen

0

10

100

 

 

50

R

100

D

3.2

6311.2

3

- ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m²

30

200

300

 

 

30

 

300

 

4.2

6311.2

4

- ersten, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000 m²

50

500

700

 

Z

50

 

700

 

5.2

6311.2

5

- granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u

50

300

200

 

 

50

R

300

 

4.2

6311.2

6

- granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u

100

500

300

 

Z

100

R

500

 

5.1

6311.2

7

- steenkool, opslagopp. < 2.000 m2

50

300

300

 

 

50

 

300

 

4.2

6311.2

8

- steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2

50

500

500

 

Z

100

 

500

 

5.1

6311.2

9

- olie, LPG, e.d.

100

0

50

 

 

700

R

700

 

5.2

6312

 

Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen

30

10

50

C

 

50

R

50

D

3.1

6321

1

Autoparkeerterreinen, parkeergarages

10

0

30

C

 

0

 

30

 

2

6321

2

Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)

10

0

100

C

 

30

 

100

 

3.2

6322, 6323

 

Overige dienstverlening t.b.v. Vervoer (kantoren)

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

6323

A

Luchthavens

200

50

1500

C

 

500

R

1500

D

6

6323

B

Helikopterlandplaatsen

0

50

500

 

 

50

 

500

 

5.1

633

 

Reisorganisaties

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

634

 

Expediteurs, cargadoors (kantoren)

0

0

10

 

 

0

 

10

D

1

64

-

POST EN TELECOMMUNICATIE

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

641

 

Post- en koeriersdiensten

0

0

30

C

 

0

 

30

 

2

642

A

Telecommunicatiebedrijven

0

0

10

C

 

0

 

10

 

1

642

B0

Zendinstallaties:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

642

B1

- LG en MG, zendervermogen < 100 kw (bij groter vermogen: onderzoek!)

0

0

0

C

 

100

 

100

 

3.2

642

B2

- FM en TV

0

0

0

C

 

10

 

10

 

1

642

B3

- GSM en UMTS-steunzenders

0

0

0

C

 

10

 

10

 

1

65, 66, 67

-

FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

65, 66, 67

A

Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen

0

0

10

C

 

0

 

10

 

1

70

-

VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

70

A

Verhuur van en handel in onroerend goed

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

71

-

VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

711

 

Personenautoverhuurbedrijven

10

0

30

 

 

10

 

30

 

2

712

 

Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. Personenauto's)

10

0

50

 

 

10

 

50

D

3.1

713

 

Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen

10

0

50

 

 

10

 

50

D

3.1

714

 

Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.

10

10

30

 

 

10

 

30

D

2

72

-

COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

72

A

Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

72

B

Switchhouses

0

0

30

C

 

0

 

30

 

2

73

-

SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

731

 

Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk

30

10

30

 

 

30

R

30

 

2

732

 

Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

74

-

OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

74

A

Overige zakelijke dienstverlening: kantoren

0

0

10

 

 

0

 

10

D

1

747

 

Reinigingsbedrijven voor gebouwen

50

10

30

 

 

30

 

50

D

3.1

7481.3

 

Foto- en filmontwikkelcentrales

10

0

30

C

 

10

 

30

 

2

7484.3

 

Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten

50

30

200

C

 

50

R

200

 

4.1

7484.4

 

Veilingen voor huisraad, kunst e.d.

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

75

-

OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

75

A

Openbaar bestuur (kantoren e.d.)

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

7522

 

Defensie-inrichtingen

30

30

200

C

 

100

 

200

D

4.1

7525

 

Brandweerkazernes

0

0

50

C

 

0

 

50

 

3.1

80

-

ONDERWIJS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

801, 802

 

Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2

803, 804

 

Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs

10

0

30

 

 

10

 

30

D

2

85

-

GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8511

 

Ziekenhuizen

10

0

30

C

 

10

 

30

 

2

8512, 8513

 

Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

8514, 8515

 

Consultatiebureaus

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

853

1

Verpleeghuizen

10

0

30

C

 

0

 

30

 

2

853

2

Kinderopvang

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2

90

-

MILIEUDIENSTVERLENING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9001

A0

RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9001

A1

- < 100.000 i.e.

200

10

100

C

 

10

 

200

 

4.1

9001

A2

- 100.000 - 300.000 i.e.

300

10

200

C

Z

10

 

300

 

4.2

9001

A3

- >= 300.000 i.e.

500

10

300

C

Z

10

 

500

 

5.1

9001

B

Rioolgemalen

30

0

10

C

 

0

 

30

 

2

9002.1

A

Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d.

50

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

9002.1

B

Gemeentewerven (afval-inzameldepots)

30

30

50

 

 

30

R

50

 

3.1

9002.1

C

Vuiloverslagstations

200

200

300

 

 

30

 

300

 

4.2

9002.2

A0

Afvalverwerkingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9002.2

A1

- mestverwerking/korrelfabrieken

500

10

100

C

 

10

 

500

 

5.1

9002.2

A2

- kabelbranderijen

100

50

30

 

 

10

 

100

 

3.2

9002.2

A3

- verwerking radio-actief afval

0

10

200

C

 

1500

 

1500

 

6

9002.2

A4

- pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)

50

10

30

 

 

10

 

50

 

3.1

9002.2

A5

- oplosmiddelterugwinning

100

0

10

 

 

30

R

100

D

3.2

9002.2

A6

- afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW

300

200

300

C

Z

50

 

300

D

4.2

9002.2

A7

- verwerking fotochemisch en galvano-afval

10

10

30

 

 

30

R

30

 

2

9002.2

B

Vuilstortplaatsen

300

200

300

 

 

10

 

300

 

4.2

9002.2

C0

Composteerbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9002.2

C1

- niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr

300

100

50

 

 

10

 

300

 

4.2

9002.2

C2

- niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr

700

300

100

 

 

30

 

700

 

5.2

9002.2

C3

- belucht v.c. < 20.000 ton/jr

100

100

100

 

 

10

 

100

 

3.2

9002.2

C4

- belucht v.c. > 20.000 ton/jr

200

200

100

 

 

30

 

200

 

4.1

9002.2

C5

- GFT in gesloten gebouw

200

50

100

 

 

100

R

200

 

4.1

91

-

DIVERSE ORGANISATIES

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9111

 

Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

9131

 

Kerkgebouwen e.d.

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2

9133.1

A

Buurt- en clubhuizen

0

0

30

C

 

0

 

30

D

2

9133.1

B

Hondendressuurterreinen

0

0

50

 

 

0

 

50

 

3.1

92

-

CULTUUR, SPORT EN RECREATIE

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

921, 922

 

Studio's (film, TV, radio, geluid)

0

0

30

C

 

10

 

30

 

2

9213

 

Bioscopen

0

0

30

C

 

0

 

30

 

2

9232

 

Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen

0

0

30

C

 

0

 

30

 

2

9233

 

Recreatiecentra, vaste kermis e.d.

30

10

300

 

 

10

 

300

D

4.2

9234

 

Muziek- en balletscholen

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2

9234.1

 

Dansscholen

0

0

30

C

 

0

 

30

 

2

9251, 9252

 

Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

9253.1

 

Dierentuinen

100

10

50

C

 

0

 

100

 

3.2

9261.1

0

Zwembaden:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9261.1

1

- overdekt

10

0

50

C

 

10

 

50

 

3.1

9261.1

2

- niet overdekt

30

0

200

 

 

10

 

200

 

4.1

9261.2

A

Sporthallen

0

0

50

C

 

0

 

50

 

3.1

9261.2

B

Bowlingcentra

0

0

30

C

 

0

 

30

 

2

9261.2

C

Overdekte kunstijsbanen

0

0

100

C

 

50

R

100

 

3.2

9261.2

D

Stadions en open-lucht-ijsbanen

0

0

300

C

 

50

R

300

 

4.2

9261.2

E

Maneges

50

30

30

 

 

0

 

50

 

3.1

9261.2

F

Tennisbanen (met verlichting)

0

0

50

C

 

0

 

50

 

3.1

9261.2

G

Veldsportcomplex (met verlichting)

0

0

50

C

 

0

 

50

 

3.1

9261.2

H

Golfbanen

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

9261.2

I

Kunstskibanen

0

0

30

C

 

50

R

50

 

3.1

9262

0

Schietinrichtingen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9262

1

- binnenbanen: geweer- en pistoolbanen

0

0

200

C

 

10

 

200

 

4.1

9262

10

- buitenbanen met voorzieningen: pistoolbanen

10

0

1000

 

 

200

 

1000

 

5.3

9262

11

- buitenbanen met voorzieningen: boogbanen

0

0

30

 

 

30

 

30

 

2

9262

2

- binnenbanen: boogbanen

0

0

10

C

 

10

 

10

 

1

9262

3

- vrije buitenbanen: kleiduiven

0

0

200

 

 

300

 

300

 

4.2

9262

4

- vrije buitenbanen: schietbomen

0

0

500

 

 

1500

 

1500

 

6

9262

5

- vrije buitenbanen: geweerbanen

10

0

1500

 

 

1500

 

1500

 

6

9262

6

- vrije buitenbanen: pistoolbanen

10

0

1500

 

 

1500

 

1500

 

6


9262

7

- vrije buitenbanen: boogbanen

0

0

10

 

 

200

 

200

 

4.1

9262

8

- buitenbanen met voorzieningen: schietbomen

10

0

300

 

 

500

 

500

 

5.1

9262

9

- buitenbanen met voorzieningen: geweerbanen

10

0

1000

 

 

1500

 

1500

 

6

9262

B

Skelter- en kartbanen, < 8 uur/week in gebruik

50

30

500

C

 

30

 

500

 

5.1

9262

C

Skelter- en kartbanen, >=8 uur/week in gebruik

50

50

1000

C

Z

30

 

1000

 

5.3

9262

D

Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., < 8 uur/week in gebruik

100

50

700

 

 

50

 

700

 

5.2

9262

E

Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., >=8 uur/week in gebruik

100

100

1500

 

Z

50

 

1500

 

6

9262

F

Sportscholen, gymnastiekzalen

0

0

30

C

 

0

 

30

 

2

9262

G

Jachthavens met diverse voorzieningen

10

10

50

C

 

30

 

50

 

3.1

9271

 

Casino's

10

0

30

C

 

0

 

30

 

2

9272.1

 

Amusementshallen

0

0

30

C

 

0

 

30

 

2

9272.2

 

Modelvliegtuig-velden

10

0

300

 

 

100

 

300

 

4.2

93

-

OVERIGE DIENSTVERLENING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9301.1

A

Wasserijen en strijkinrichtingen

30

0

50

C

 

30

 

50

 

3.1

9301.1

B

Tapijtreinigingsbedrijven

30

0

50

 

 

30

 

50

 

3.1

9301.2

 

Chemische wasserijen en ververijen

30

0

30

 

 

30

R

30

 

2

9301.3

A

Wasverzendinrichtingen

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2

9301.3

B

Wasserettes, wassalons

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

9302

 

Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

9303

0

Begrafenisondernemingen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9303

1

- uitvaartcentra

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

9303

2

- begraafplaatsen

0

0

10

 

 

0

 

10

 

1

9303

3

- crematoria

100

10

30

 

 

10

 

100

 

3.2

9304

 

Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden

10

0

30

C

 

0

 

30

 

2

9305

A

Dierenasiels en -pensions

30

0

100

C

 

0

 

100

 

3.2

9305

B

Persoonlijke dienstverlening n.e.g.

0

0

10

C

 

0

 

10

D

1

 


 

 

 

 

 


BIJLAGE 2

Lijst met beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis

 

 

 

 

 

 

 

BEROEPS- EN BEDRIJFSACTIVITEITEN AAN HUIS

 

Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:

individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, lichaamsverzorging, mondhygiëne, tandheel­kunde, logopedie, dierenarts, alternatieve geneeswijzen enz.

 

Stoffeerderijbedrijven, waaronder:

(maat)kledingmakerij, kledingverstelbedrijf, meubelstoffeerderij, woningstoffeerderij

Waarbij detailhandel in stoffen en stofferingen in ieder geval is uitgesloten.

 

Kantoorfunctie voor bedrijvigheid die elders wordt uitgeoe­fend, zoals:

schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook voor bijvoorbeeld een detail- of groothandelsbedrijf of een aannemersbedrijf

 

Reparatiebedrijfjes, waaronder:

schoen-/lederwarenreparatiebedrijf, uurwerkreparatiebedrijf, goud- en zilverwerkreparatiebedrijf, reparatie van kleine (elektrische) gebruiks­goederen, reparatie van muziekinstrumenten, computerservice- en informatietechnologiebedrijf enz.

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.

 

Horeca:

logiesverstrekking in de vorm van bed en brôchje (bieden logies- en ontbijtgelegenheid).

 

Advies- en ontwerpbureaus, waaronder:

reclameontwerp, grafisch ontwerp, tuinontwerp- en advies, (binnenhuis) architect, (steden)bouwkundig ontwerp, juridisch advies, financieel advies, milieukundig advies enz.

 

(Zakelijke) dienstverlening, waaronder:

notaris, advocaat, accountant, assurantie-/verzekeringsbemiddeling, administratiekantoor,  vertaalbureau, exploitatie en handel in onroerende zaken enz.

 


Overige dienstverlening, waaronder:

kappersbedrijf, schoonheidssalon, fotograaf, foto– en filmontwikkelbedrijf, kinderopvang (i.c. gastouder of kindercentrum met een capaciteit van < 10 kinderen), enz.

 

Onderwijs, waaronder:

autorijschool, onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of labora­torium

 

 


 

 

 

 

 

 


BIJLAGE 3

Productenassortiment tuincentra en kwekerijen c.a.


 

 

PRODUCTENASSORTIMENT TUINCENTRA EN KWEKERIJEN C.A.

 

 

Specifieke artikelen voor inrichting en onderhoud van tuinen, waaronder:

-          snijbloemen, bloemen/bollen;

-          kruiden, zaden;

-          kamerplanten, vaste planten, kuipplanten, water- en vijver­planten;

-          bamboe;

-          struiken, heesters, coniferen;

-          sparren, kerstbomen;

-          laanbomen, sierbomen, vruchtbomen, overige bomen;

 

Rechtstreeks samenhangende artikelen, waaronder:

-          potgrond, tuingrond, speciale grond;

-          bemestingsmateriaal, kunstmest, koemest;

-          tuinturf, compost, turfstrooisel, schors, houtsnippers;

-          bestrijdingsmiddelen;’

-          (elektrisch) tuingereedschap;

-          hekwerken, afrasteringen, palen, schuttingen;

-          vijvers en vijvermateriaal;

-          sierbestratingen;

-          grind, kiezels, keien en brokstukken;

-          bielzen, tegels;

-          speeltoestellen;

-          buitenverlichting;

-          tuindecoratie;

-          hobby- en kweekkastjes;

-          dierenverblijven;

-          tuinbeelden;

-          ornamenten t.b.v. tuininrichting;

-          tuinmeubelen;

-          zonne- en windwijzers;

-          regenmeters;

-          plantenbakken, potten en vazen;

-          regen- en composttonnen;

-          tuinkaarsen en fakkels;

-          bouwmaterialen voor de tuin;

-          terrasoverkappingen, pergola’s

-          zonneschermen en zonwering;

-          schuttingen;

-          tuinhuisjes;

-          serres en hobbyschuurtjes;

-          kunstbloemen en -planten;

-          tuinkleding en –schoeisel.

 

 

 

 

 

Gemeente Tytsjerksteradiel

Standaardregels 2008

 

Versie 2.0

 

Vastgesteld 28 oktober 2008

 


 

gemeente tytsjerksteradiel    28-10-2008

standaardregels        (versie 2.0)

 

regels

 

 

 

 

inhoudsopgave

 

 

                    blz

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1.     Inleidende regels  1

Artikel 1:          Begrippen  1

Artikel 2:          Wijze van meten  19

HOOFDSTUK 2.     BESTEMMINGSregels  21

Artikel 3:          Agrarisch - Aanverwant bedrijf 21

Artikel 4:          Agrarisch - Bedrijf 1  26

Artikel 5:          Agrarisch - Bedrijf 2  34

Artikel 6:          Agrarisch - Cultuurgrond  42

Artikel 7:          Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf 49

Artikel 8:          Bedrijf - 1  54

Artikel 9:          Bedrijf - 2  60

Artikel 10:        Bedrijf - 3  66

Artikel 11:        Bedrijf - 4  72

Artikel 12:        Bedrijf – Delfstofwinning (zand) 78

Artikel 13:        Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening  80

Artikel 14:        Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen  82

Artikel 15:        Bedrijventerrein - 1  87

Artikel 16:        Bedrijventerrein - 2  93

Artikel 17:        Bedrijventerrein - 3  99

Artikel 18:        Bedrijventerrein - 4  105

Artikel 19:        Bos  111

Artikel 20:        Centrum - A  113

Artikel 21:        Centrum - B  117

Artikel 22:        Detailhandel - 1  121

Artikel 23:        Detailhandel - 2  125

Artikel 24:        Detailhandel - Tuincentrum   130

Artikel 25:        Gemengd - 1  135

Artikel 26:        Gemengd - 2  138

Artikel 27:        Gemengd - 3  141

Artikel 28:        Gemengd - 4  144

Artikel 29:        Gemengd - 5  148

Artikel 30:        Groen - Groenvoorzieningen  151

Artikel 31:        Groen - Park  154

Artikel 32:        Horeca - 1  157

Artikel 33:        Horeca - 2  162

Artikel 34:        Horeca - 3  167

Artikel 35:        Horeca - 4  172

Artikel 36:        Maatschappelijk - Begraafplaats  177

Artikel 37:        Maatschappelijk - Medisch  179

Artikel 38:        Maatschappelijk – Onderwijs  184

Artikel 39:        Maatschappelijk – Openbare dienstverlening  189

Artikel 40:        Maatschappelijk – Opvangcentrum   194

Artikel 41:        Maatschappelijk - Religie  198

Artikel 42:        Maatschappelijk – Sociaal-/cultureel 203

Artikel 43:        Natuur - 1  208

Artikel 44:        Natuur - 2  214

Artikel 45:        Recreatie – 1A  221

Artikel 46:        Recreatie - 1B  225

Artikel 47:        Recreatie – 1C  229

Artikel 48:        Recreatie – 2A  234

Artikel 49:        Recreatie – 2B  237

Artikel 50:        Recreatie – 3A  240

Artikel 51:        Recreatie – 3B  243

Artikel 52:        Recreatie – 3C  246

Artikel 53:        Recreatie – 3D   249

Artikel 54:        Sport - 1  253

Artikel 55:        Sport - 2  256

Artikel 56:        Tuin  259

Artikel 57:        Verkeer - 1  262

Artikel 58:        Verkeer - 2  265

Artikel 59:        Verkeer - Verblijf 268

Artikel 60:        Water - 1  271

Artikel 61:        Water - 2  275

Artikel 62:        Wonen - A1 (vrijstaande woningen) 278

Artikel 63:        Wonen - A2 (vrijstaande woningen) 284

Artikel 64:        Wonen - A3 (vrijstaande woningen) 290

Artikel 65:        Wonen – A4 (vrijstaande woningen) 296

Artikel 66:        Wonen - A5 (vrijstaande woningen) 302

Artikel 67:        Wonen - A6 (vrijstaande woningen) 308

Artikel 68:        Wonen - A7 (vrijstaande woningen boerderijtypen) 314

Artikel 69:        Wonen – B1 (twee onder één kap) 321

Artikel 70:        Wonen - B2  (twee onder één kap) 327

Artikel 71:        Wonen - B3 (twee onder één kap) 333

Artikel 72:        Wonen - B4 (twee onder één kap) 339

Artikel 73:        Wonen - B5 (twee onder één kap) 345

Artikel 74:        Wonen - B6 (twee onder één kap) 351

Artikel 75:        Wonen - B7 (halfvrijstaande woningen boerderijtypen) 357

Artikel 76:        Wonen - C1 (rijenbouw, meer dan twee aaneen) 363

Artikel 77:        Wonen - C2 (rijenbouw, meer dan twee aaneen) 368

Artikel 78:        Wonen - C3 (rijenbouw, meer dan twee aaneen) 373

Artikel 79:        Wonen – C4 (rijenbouw, meer dan twee aaneen) 378

Artikel 80:        Wonen - C5 (rijenbouw, meer dan twee aaneen) 383

Artikel 81:        Wonen - C6 (rijenbouw, meer dan twee aaneen) 388

Artikel 82:        Wonen - C7 (rijen woningen boerderijtypen) 393

Artikel 83:        Wonen - D1 (bouwstroken) 399

Artikel 84:        Wonen - D2 (bouwstroken) 403

Artikel 85:        Wonen - D3 (bouwstroken) 407

Artikel 86:        Wonen - D4 (bouwstroken) 411

Artikel 87:        Wonen - D5 (bouwstroken) 415

Artikel 88:        Wonen - D6 (bouwstroken) 419

Artikel 89:        Wonen - Wooncentrum   423

Artikel 90:        Wonen - Woongebouw   427

Artikel 91:        Wonen - Woonwagens  430

Artikel 92:        Wonen - Uit te werken  433

Artikel 93:        Leiding - Gas  435

Artikel 94:        Leiding - Hoogspanningsverbinding  437

Artikel 95:        Leiding – Overig <type leiding>   439

Artikel 96:        Leiding - Water 441

Artikel 97:        Waarde - Archeologie  443

Artikel 98:        Waarde - Cultuurhistorie  445

Artikel 99:        Waarde – Landschap  446

Artikel 100:      Waterstaat – Waterstaatkundige functie  448

HOOFDSTUK 3.     algemene REGELS  450

Artikel 101:      Anti-dubbeltelregel 450

Artikel 102:      Algemene bouwregels  451

Artikel 103:      Algemene gebruiksregels  452

Artikel 104:      Algemene aanduidingsregels  453

Artikel 105:      Algemene  wijzigingsregels  459

Artikel 106:      Overige regels  461

HOOFDSTUK 4.     Overgangs- en slotregels  462

Artikel 107:      Overgangsrecht 462

Artikel 108:      Slotregel 463

 

 

BIJLAGEN

 

Bijlage 1      Bedrijvenlijst

 

Bijlage 2      Lijst met beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis

 

Bijlage 3   Productenassortiment tuincentra, kwekerijen, c.a.

 

Bijlage 4      Bouwregels Molen


HOOFDSTUK 1.       Inleidende regels

Artikel 1:              Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.            plan:

   het bestemmingsplan @ van de gemeente Tytsjerksteradiel;

2.            bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen*);

   * afhankelijk van plan

3.            aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4.            aanduidingsgrens:

   de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5.            aan-  en afmeersteiger:

constructie aan een oever of kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;

6.            agrarisch aanverwant bedrijf:

een bedrijf dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen;

7.            agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

8.            agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

 

9.            akker- of tuinbouwbedrijf:

een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;

10.        archeologisch waardevol gebied:

een gebied waar zich in de bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenlevingen bevinden;

11.        archeologische waarden:

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

12.        bar:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

13.        bebouwing:

   één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

14.        bebouwingspercentage:

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;*

15.        bedrijfsgebouw:

   een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

16.        bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

 

17.        beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

18.        beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

a.    het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

b.de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

-          het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

-          het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

-          het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

-          er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

19.        beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

20.        bestaand:

a.    ten aanzien van bouwwerken, werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

-        bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

b.ten aanzien van het overige gebruik:

-        bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

21.        bestemmingsgrens:

   de grens van een bestemmingsvlak;

22.        bestemmingsvlak:

   een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

 

 

23.        bijzondere paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het fokken, het africhten, het opleiden en trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's;

24.        bijzondere recreatieve voorziening:

een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;

25.        bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

26.        bouwgrens:

   de grens van een bouwvlak;

27.        bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

28.        bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

29.        bouwperceelgrens:

   de grens van een bouwperceel;

30.        bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

31.        bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

32.        café:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

33.        cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

34.        cultuurhistorische waarden:

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

35.        cultuurlandschappelijke waarden:

een gebied met een toegekende waarde ontstaan door het gebruik van dat gebied in de loop van de ge­schiedenis door de mens en dat behou­den dient te worden;

36.        dak:

   iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

37.        detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

38.        dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

39.        dykswâl:

een door de mens opgeworpen, langgerekte aarden wal met een aaneengesloten beplanting;

40.        eerste bouwlaag:

   de bouwlaag op de begane grond;

41.        erf:

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

42.        erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

43.        erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; 

44.        evenement:

een vorm van recreatief medegebruik inhoudende een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het regu­liere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijde­lijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of ver­maak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;

45.        fruitteelt:

   de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

46.        gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

47.        gebruiksmogelijkheden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

48.        geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

49.        geluidsbelasting vanwege een luchtvaartterrein:

de geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijk op een luchtvaartterrein landende en opstijgende luchtvaartuigen, uitgedrukt in Kosteneenheden, zoals bedoeld in de Luchtvaartwet en het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart;

50.        geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een ge­bouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

51.        geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Luchtvaartwet en het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart;

52.        geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluid­hinder;

53.        geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vast­gesteld;

54.        grenswaarde voor de geluidsbelasting vanwege een luchtvaartterrein:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart;

55.        grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering waarbij het gebruik van cultuurgrond noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

 

56.        hoekerker:

   een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;

57.        hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voor­keurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

58.        horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte ver­maaksfunctie;

59.        horecacedrijf categorie 1:

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als  centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

60.        horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, caférestaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met  logiesvertrekking of een zalencentrum;

61.        horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

62.        horecabedrijf categorie 4:

een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een caférestaurant;

63.        horecavloeroppervlakte:

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

64.        hotel:

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

65.        houtteelt:

een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

66.        incidenteel evenement:

   een eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement;

67.        individueel aaneen gebouwd:

gebouwen met een tussenruimte van ten hoogste 2 m, of gebouwen op een zodanige wijze aaneengebouwd dat er visueel sprake is van zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en/of gevelbelijning;

68.        jachthaven:

haven met de daarbijbehorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen;

69.        kampeermiddel:

a.   een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

70.        kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

71.        kampwinkel:

een winkel ten behoeve van de gebruikers van een kampeerterrein of een andere verblijfsrecreatieve voorziening;

72.        kantine:

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;

73.        kantoor:

een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;

74.        kap:

   iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

75.        kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

76.        kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

77.        kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

78.        kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden;

79.        landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied.

De landschappelijke waarden van het woudengebied (coulisselandschap) bestaan in het bijzonder uit de relatief kleinschalige verkaveling (regelmatig verkavelingspatroon) en de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van hout- of boomsingels (meestal elzen bij sloten) en/of dykswâlen, veelal in combinatie met een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) en streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes). Daarnaast kan de aanwezigheid van bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben bepalend zijn voor de landschappelijke waarden.

In het open landschap is naast de openheid en de beperkte aanwezigheid van bebouwing met name de verkavelingsrichting en het kavelpatroon belangrijk. Tevens worden de landschappelijke waarden bepaald door de eventuele aanwezigheid van open waterpartijen, sloten, vaarten, rietvelden, moerasbosjes en terpen;

80.        logiesverstrekking:

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij; 

81.        manege:

een voorziening met een publieksgericht karakter, waar gelegenheid wordt geboden tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel;

 

 

 

82.        meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

83.        mensa:

   een eetgelegenheid voor leerlingen of studenten;

84.        milieuafstand:

de grootste voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand ten opzichte van een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

85.        milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

86.        molen:

een bouwwerk met wieken, dat is bedoeld om door middel van windvang mechanische kracht op te wekken, bijvoorbeeld voor het fijnmalen van stoffen (zoals koren of graan) of het bemalen van polders;

87.        natuurlijke waarden:

   de abiotische en biotische waarden van een gebied;

88.        natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

89.        niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;

90.        onderbouw:

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

91.        opvangcentrum:

plaats waar van elders komende personen (met name vluchtelingen en/of thuis- en daklozen) opgevangen en voorlopig gehuisvest en verzorgd worden;

92.        overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

93.        peil:

a.       indien op of in het land wordt gebouwd:

-         de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend:

-         vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein;

incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

b.indien op of in het water wordt gebouwd:

-         het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste terrinzagelegging  van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

94.        pension:

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;

95.        periodiek evenement:

een evenement dat in min of meer dezelfde vorm met een zekere regel­maat (bijvoorbeeld wekelijks, maandelijks of (half)jaarlijks) wordt gehouden;

 

 

 

96.        persoonlijke dienstverlening:

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoon-heidsssalon en/of een (para-)medische praktijk;

97.        productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

98.        prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

99.        recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

100.    recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

101.    recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

102.    recreatiewoonschip:

een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

103.    restauratieve voorziening:

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;

104.    risicovolle functie:

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

 

 

105.    risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

106.    seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

107.    sierteelt:

de teelt van opgaande sier- en tuinbeplanting als bomen, struiken, heesters, planten en aanverwante gewassen, bloembollenteelt daaronder niet begrepen;

108.    slijterij:

een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;

109.    stacaravan:

   een caravan die als een gebouw valt aan te merken;

110.    straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

111.    tuincentrum:

een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt en/of waarbinnen detailhandel in tuininrichtingsartikelen plaatsvindt;

 

112.    tuininrichtingsartikelen:

specifieke artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals genoemd in bijlage 3;

113.    verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

114.    verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

115.    vermaakscentrum:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vermaaksfunctie  door het bieden van gelegenheid tot de beoefening van kans- of behendigheidsspelen, al dan niet met behulp van automaten of apparatuur, of door het (ver)tonen van films of  voorstellingen dan wel door het bieden van soortgelijk amusement, één en ander al dan niet in combinatie met een horecafunctie in de vorm van het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren, zoals een amusementshal, speelautomaten- en/of kansspelautomatenhal, snooker- of poolcentrum, bowlinghal, paintballcentrum, bioscoop, theater, schouwburg, casino, wedlokaal, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, met uitzondering van een seksinrichting;

116.    verticale diepte van een gebouw:

   de diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil;

117.    volkstuin:

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

118.    volumineuze detailhandel:

detailhandel in goederen die vanwege de aard en  omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;

119.    voorbouwgrens:

de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat, indien een bouwvlak gericht is op  meerdere wegen, de bouwgrens die door de ligging en/of de situatie ter plaatse als voorbouwgrens moet worden aangemerkt;

120.    voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel  die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

121.    voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

122.    vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

123.    weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

124.    windturbine:

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

125.    winkel:

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

 

 

 

126.    woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

127.    wooncentrum:

een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten;

128.    woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

129.    woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

130.    woonschip:

   een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

131.    woonsituatie:

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

132.    woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

 


Artikel 2:              Wijze van meten

2. 1.        Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten[1]:

1.      de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.      de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.      de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

4.      de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

5.      de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

6.      de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

7.      het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen[2]; 


8.      de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

9.      de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

10.  de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2. 2.        Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

 


HOOFDSTUK 2.       BESTEMMINGSregels

Artikel 3:              Agrarisch - Aanverwant bedrijf

3. 1.        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Aanverwant bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van een agrarisch aanverwant bedrijf in de vorm van:

1.      een bijzondere paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – bijzondere paardenhouderij”;

2.      een station voor kunstmatige inseminatie, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - K.I.-station”;

3.      een dierenpension en/of -opvangcentrum, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - dierenpension / -opvangcentrum”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      manegeactiviteiten en de daarbijbehorende restauratieve voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – bijzondere paardenhouderij”;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


3. 2.        Bouwregels

3. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 3.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      indien in het bouwvlak een bebouwingspercentage is aangegeven, zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven percentage bedragen;

c.       de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 800 m² bedragen;

d.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

e.       de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

3. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 3.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding “maximum aantal woonheden” is aangegeven, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aantal zal bedragen; 

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 3.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4  m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100  m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

3. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 3.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

3. 3.        Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 3.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoon­func­tie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan een agrarisch aanverwant bedrijf;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf, anders dan in de vorm van aan manegeactiviteiten gerelateerde en ondergeschikte horeca met een horecavloeroppervlakte van ten hoogste 50 m²;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

3. 4.        Wijzigingsbevoegdheid

3. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

e.       de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;

f.        de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch - Cultuurgrond’, mits:

1.      ter plaatse geen agrarisch aanverwant bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op het moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      de gezamenlijke oppervlakte van de bestemmingen ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’ en ‘Tuin’ ten hoogste 2.000 m² per woning bedraagt.

3. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 3.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 4:              Agrarisch - Bedrijf 1

4. 1.        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Bedrijf 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met inbegrip van kassen en torensilo’s, al dan niet in combinatie met:

1.      een niet-grondgebonden agrarische neventak, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarische neventak”;

2.      een niet-agrarisch bedrijf, genoemd in bijlage @ bij het volgnummer dat binnen het bouwvlak is aangegeven, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – niet-agrarisch bedrijf”, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

3.      detailhandel in tuininrichtingsartikelen zoals genoemd in bijlage 3, ter plaatse van de aanduiding “specifiieke vorm detailhandel - tuininrichtingsartikelen”;

4.      een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare  nutsvoorzieningen;

j.        productiegebonden detailhandel;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

4. 2.        Bouwregels

4. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 4.1. onder a genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw, met uitzondering van een kas en een torensilo, zal ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw, met uitzondering van een kas en een torensilo, zal ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;

e.       het aantal torensilo’s zal ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;

f.        de bouwhoogte van een torensilo zal ten hoogste 15 m bedragen;

g.      de oppervlakte van een torensilo zal ten hoogste 80 m² bedragen;

h.      de goothoogte van een kas zal ten hoogste 4 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van een kas zal ten hoogste 7 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van kassen zal ten hoogste 1.000 m² bedragen.

4. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 4.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal  worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen, tenzij in het bouwvlak een maximum aantal bedrijfswoningen is aangegeven, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven aantal zal bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 4.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de (be-drijfs)woonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de (be-drijfs)woonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de (be-drijfs)woonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

4. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 4.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

4. 3.        Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 4.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarische neventak”, in welk geval niet-grondgebonden agrarische neventakken zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 40% van de oppervlakte van het grondgebonden agrarisch bedrijf;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch bedrijf”, in welk geval de niet agrarische bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 40% van de oppervlakte van het grondgebonden agrarisch bedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

f.        het gebruik van  gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - tuininrichtingsartikelen”, in welk geval detailhandel in tuininrichtingsartikelen is toegestaan, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer dan 10% van het bouwvlak zal bedragen met een maximale oppervlakte van 500 m²;

g.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, in welk geval de plaatsing van ten hoogste 25 kampeermiddelen is toegestaan;

h.      het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen voor de periode 1 november tot 15 maart;

i.        het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.

4. 4.        Wijzigingsbevoegdheid

4. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverandering het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen – C7’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, ten behoeve van de functieverandering van agrarische bedrijfsbebouwing en het daarbijbehorende bouwperceel, mits:

1.      ter plaatse geen agrarische bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend;

2.      de woonfunctie wordt gerealiseerd binnen de bestaande oppervlakte van de op het perceel aanwezige bebouwing en, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de karakteristieke hoofdvorm van (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing behouden blijft;

3.      erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke zal worden gesloopt;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:  

1.      de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

2.      erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke zullen worden gesloopt;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;

6.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

4. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverbreding het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarische neventak”, ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische neventakken wordt aangebracht, mits:

1.      de niet-grondgebonden agrarische neventakken ten hoogste 40% van de oppervlakte van het grondgebonden agrarisch bedrijf bedragen;

2.      de milieubelastingnormen, in het bijzonder ten aanzien van stankhinder, mestafzet en ammoniakemissie in acht kunnen worden genomen;

b.      de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch bedrijf”, ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten wordt aangebracht, mits:

1.      de niet agrarische bedrijfsactiviteiten ten hoogste 40% van de oppervlakte van het grondgebonden agrarisch bedrijf bedragen;

2.      de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      indien het een functieverandering naar een verblijfsrecreatieve functie betreft, de verblijfsrecreatieve functie betrekking heeft op logiesverstrekking in de vorm van recreatieve appartementen, een kampeerboerderij, een groepsverblijf of een pension;

6.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

c.       de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:

1.      ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per bouwperceel worden geplaatst;

2.      het kamperen niet binnen de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;

3.      het kamperen direct aansluitend op de erven van de agrarische percelen zal plaatsvinden;

4.      sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden ondergebracht in de bestaande (agrarische) bebouwing;

5.      het perceel waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;

6.      het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door eventueel (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende erfbeplanting, waarbij de breedte van de erfbeplanting ten minste 5 m zal bedragen;

7.      de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen;

d.      de aanduiding “kampeerterrein” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen kampeerterrein meer aanwezig is;

4. 4. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een verruiming van de bestaande functie het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitoefening van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

2.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

3.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

e.       de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

4. 4. 4. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de leden 4.4.1., 4.4.2. en 4.4.3. bedoelde wijzigingsbevoegdheden, mits:

a.       ingeval van de in lid 4.4.1. onder a. bedoelde wijzigingsbevoegdheid de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

b.      er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en de gronden als één aaneengesloten geheel worden ingericht;

c.       de bestaande verkeersafwikkeling niet onevenredig zal worden belast en het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;

d.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 5:              Agrarisch - Bedrijf 2

5. 1.        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Bedrijf 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met inbegrip van kassen en torensilo’s, al dan niet in combinatie met:

1.      een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

2.      een niet-agrarisch bedrijf, genoemd in bijlage @ bij het volgnummer dat binnen het bouwvlak is aangegeven, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch bedrijf”, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

3.      detailhandel in tuininrichtingsartikelen zoals genoemd in bijlage 3, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - tuininrichtingsartikelen”;

4.      een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare  nutsvoorzieningen;

j.        productiegebonden detailhandel;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


5. 2.        Bouwregels

5. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 5.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      indien in het bouwvlak een bebouwingspercentage is aangegeven, zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw, met uitzondering van een kas en een torensilo, zal ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw, met uitzondering van een kas en een torensilo, zal ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;

e.       het aantal torensilo’s zal ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;

f.        de bouwhoogte van een torensilo zal ten hoogste 15 m bedragen;

g.      de oppervlakte van een torensilo zal ten hoogste 80 m² bedragen;

h.      de goothoogte van een kas zal ten hoogste 4 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van een kas zal ten hoogste 7 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van kassen zal ten hoogste 1.000 m² bedragen;

5. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 5.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding “maximum aantal woonheden” is aangegeven, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aantal zal bedragen; 

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 5.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

5. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 5.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

5. 3.        Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 5.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoon­func­tie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, zodanig dat de oppervlakte meer bedraagt dan 40% van de oppervlakte van het niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch bedrijf”, in welk geval niet agrarische bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 40% van de oppervlakte van het niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van detailhandel - tuininrichtingsartikelen”, in welk geval detailhandel in tuininrichtingsartikelen is toegestaan, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer dan 10% van het bouwvlak zal bedragen met een maximum van  500 m²;

g.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van gronden, die ter plaatse zijn aanngeduid als “kampeerterrein”, in welk geval de plaatsing van ten hoogste 25 kampeermiddelen is toegestaan;

h.      het gebruik van de gronden, die ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen voor de periode van 1 november tot 15 maart;

i.        het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.

 

 

5. 4.        Wijzigingsbevoegdheid

5. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverandering het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A7’, ‘Wonen – B7’, ‘Wonen – C7’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, ten behoeve van de functieverandering van agrarische bedrijfsbebouwing en het daarbijbehorende bouwperceel, mits:

1.      ter plaatse geen agrarische bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend;

2.      de woonfunctie wordt gerealiseerd binnen de bestaande oppervlakte van de op het perceel aanwezige bebouwing en, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de karakteristieke hoofdvorm van (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing behouden blijft;

3.      erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke zal worden gesloopt;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:  

1.      de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

2.      erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke zullen worden gesloopt;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;

6.      het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

5. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverbreding het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch bedrijf”, ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten wordt aangebracht, mits:

1.      de niet agrarische bedrijfsactiviteiten ten hoogste 40% van de oppervlakte van het grondgebonden agrarisch bedrijf bedragen;

2.      de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      indien het een functieverandering naar een verblijfsrecreatieve functie betreft, de verblijfsrecreatieve functie betrekking heeft op logiesverstrekking in de vorm van recreatieve appartementen, een kampeerboerderij, een groepsverblijf of een pension;

6.      het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

b.      de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:

1.      ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per bouwperceel worden geplaatst;

2.      het kamperen niet binnen de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;

3.      het kamperen direct aansluitend op de erven van de agrarische percelen zal plaatsvinden;

4.      sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden onderge-bracht in de bestaande (agrarische) bebouwing;

5.      het perceel waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;

6.      het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door eventueel (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende erfbeplanting, waarbij de breedte van de erfbeplanting ten minste 5 m zal bedragen;

7.      de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen;

c.       de aanduiding “kampeerterrein” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen kampeerterrein meer aanwezig is.

5. 4. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een verruiming van de bestaande functie het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitoefening van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

2.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

3.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

e.       de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

5. 4. 4. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de leden 5.4.1., 5.4.2. en 5.4.3. bedoelde wijzigingsbevoegdheden, mits:

a.       ingeval van de in lid 5.4.1. onder a. bedoelde wijzigingsbevoegdheid de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

b.      er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en de gronden als één aaneengesloten geheel worden ingericht;

c.       de bestaande verkeersafwikkeling niet onevenredig zal worden belast en het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;

d.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 6:              Agrarisch - Cultuurgrond

6. 1.        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       cultuurgrond;

b.      gebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch bedrijf voor het tijdelijk onderbrengen van vee en/of de tijdelijke opslag van gewassen en/of agrarische producten;

c.       een ijsbaan en gebouwen ten behoeve van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;

d.      volkstuinen en gebouwen ten behoeve van volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;

e.       een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;

f.        sloten, bermen en beplanting;

g.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

h.      het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het woudenlandschap, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - woudenlandschap”;

i.        het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het open landschap, indien de gronden ter plaatse niet zijn aangeduid als “specifieke vorm van agrarisch met waarden - woudenlandschap”;

j.        paden en kavelontsluitingswegen;

k.      groenvoorzieningen;

l.        parkeervoorzieningen;

m.    water;

n.      het recreatief medegebruik;

o.      waterhuishoudkundige voorzieningen;

p.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

q.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.


6. 2.        Bouwregels

6. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 6.1. onder b. genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen.

6. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 6.1. onder d. genoemde gebouwen ten behoeve van volkstuinen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;

b.      de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 3 m² bedragen;

c.       de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 2,5 m bedragen;

d.      de afstand tussen de gebouwen zal ten minste 2 m bedragen;

e.       het aantal gebouwen zal ten hoogste 1 per volkstuin bedragen.

6. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 6.1. onder q. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

6. 3.        Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;

b.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “kampeerterrein”, in welk geval de plaatsing van ten hoogste 25 kampeermiddelen is toegestaan;

c.       het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen voor de periode 1 november tot 15 maart;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.

6. 4.        Aanlegvergunning

6. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.       het aanplanten van bomen en/of houtgewas, al dan niet ten behoeve van houtteelt over een oppervlakte van meer dan 100 m², tenzij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - woudenlandschap", het houtsingels betreft;

b.      het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;

c.       het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

d.      het aanleggen van verharde en halfverharde paden;

e.       het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 1 hectare, zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;

f.        het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

g.      het graven, verdiepen, uitbaggeren, dempen of verbreden van watergangen langs houtsingels, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - woudenlandschap";

h.      het graven of dempen van watergangen, uitsluitend indien dit een wijziging van het kavelpatroon tot gevolg heeft;

i.        het geheel of gedeeltelijk verwijderen van dykswâlen.

6. 4. 2. Het bepaalde in lid 6.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

6. 4. 3. De in lid 6.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden.

6. 5.        Wijzigingsbevoegdheid

6. 5. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverandering het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Agrarisch - Bedrijf 1’ en/of ‘Agrarisch - Bedrijf 2’ ten behoeve van het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken, mits:

1.      er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond dan wel van een reële verwachting dat het bedrijf binnen redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien (reële agrarische bedrijfsvoering);

2.      de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;

3.      er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;

4.      de gezamenlijke oppervlakte van de bouwvlakken ten hoogste 2 hectare per agrarisch bedrijf zal bedragen;

5.      de nieuwe bouwvlakken in de onmiddellijke nabijheid van de bestaande bouwvlakken van het oorspronkelijke agrarische bedrijf worden gesitueerd;

6.      bij vergroting van het bouwvlak de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan, waarin het ontwikkelingsperspectief van het agrarisch bedrijf voor minimaal 3 jaar is aangegeven;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch  - Bedrijf 1’ ten behoeve van de verplaatsing van een bestaand grondgebonden agrarisch bedrijf, mits:

1.      er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond dan wel van een reële verwachting dat het bedrijf binnen redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien (reële agrarische bedrijfsvoering);

2.      de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;

3.      er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;

4.      de gezamenlijke oppervlakte van de bouwvlakken ten hoogste 2 hectare per agrarisch bedrijf zal bedragen;

5.      de wijziging plaatsvindt omdat het bedrijf zich op de bestaande vestigingslocatie om milieuhygiënische of bedrijfstechnische redenen niet of onvoldoende kan ontwikkelen. In dat geval wordt in samenhang met de toe te passen wijzigingsbevoegdheid beoordeeld of de bestemming van de huidige bedrijfslocatie dan wel de oppervlakte van het bouwvlak geheel of gedeeltelijk dient te worden gewijzigd;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Natuur – 1’ of ‘Natuur – 2’, mits:

1.      de wijziging passend is binnen het rijks- en provinciale beleid aangaande de Ecologische Hoofdstructuur;

2.      de wijziging betrekking heeft op gronden die:

met betrekking tot de externe productieomstandigheden reeds beperkingen ondervinden en/of die landbouwkundig beperkte gebruiksmogelijkheden hebben dan wel;

nodig zijn voor de afronding van natuurgebieden dan wel;

liggen in het traject van een ecologische verbindingszone;

3.      de betreffende gronden door een natuurbeschermingsorganisatie zijn verworven;

4.      rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerrein, zoals onder meer opgenomen in het Structuurplan Tytsjerksteradiel “It doarp de kime foarby”;

d.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bos’, mits:

1.      een afstand van ten minste 15 m ten opzichte van naastgelegen agrarische productiegronden in acht wordt genomen, indien langs de betreffende rand geen houtsingels aanwezig zijn;

2.      indien het een wijziging in het open landschap betreft, bosbouw tot een oppervlakte van ten hoogste 1 hectare wordt gerealiseerd.

6. 5. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverbreding het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:

1.      er sprake is van een bestaand kampeerterrein bij een agrarisch bedrijf, waarop wordt aangesloten;

2.      deze wijzigingsbevoegdheid in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid genoemd in de bestemming ‘Agrarisch  - Bedrijf 1’, lid 4.4.2. onder c, of ‘Agrarisch - Bedrijf 2’, lid 5.4.2. onder b, wordt toegepast;

3.      ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per perceel worden geplaatst;

4.      het kamperen niet binnen de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;

5.      het kamperen direct aansluitend op de erven van de agrarische percelen zal plaatsvinden;

6.      sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden ondergebracht in de bestaande (agrarische) bebouwing;

7.      het perceel waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;

8.      het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door eventueel (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende erfbeplanting, waarbij de breedte van de erfbeplanting ten minste 5 m zal bedragen;

9.      de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen;

b.      de aanduiding “ijsbaan” wordt aangebracht;

c.       de aanduiding “ijsbaan” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen ijsbaan meer aanwezig is;

d.      de aanduiding “volkstuin” wordt aangebracht;

e.       de aanduiding “volkstuin” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen volkstuinen meer aanwezig zijn;

f.        de aanduiding “kampeerterrein” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen kampeerterrein meer aanwezig is.

6. 5. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een verruiming van de bestaande functie het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond dan wel van een reële verwachting dat het bedrijf binnen redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien (reële agrarische bedrijfsvoering);

2.      de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;

3.      er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;

4.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen, met dien verstande dat de vergroting van het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen;

b.      een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

1.      er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond dan wel van een reële verwachting dat het bedrijf binnen redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien (reële agrarische bedrijfsvoering);

2.      de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;

3.      er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;

4.      de oppervlakte ten hoogste 100 m² zal bedragen;

5.      een afstand van ten minste 100 m ten opzichte van het agrarisch bouwperceel wordt aangehouden;

c.       een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.

6. 5. 4. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de leden 6.5.1., 6.5.2 en 6.5.3. bedoelde wijzigingsbevoegdheden, mits:

a.       er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en de gronden als één aaneengesloten geheel worden ingericht;

b.      de bestaande verkeersafwikkeling niet onevenredig zal worden belast en het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;

c.       de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.      hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 7:              Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf

7. 1.        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van een agrarisch dienstverlenend bedrijf;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

j.        productiegebonden detailhandel;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7. 2.        Bouwregels

7. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 7.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen;

e.       de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 1.000 m²  bedragen.

7. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 7.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding “maximum aantal woonheden” is aangegeven, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aantal zal bedragen; 

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 7.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en[3] ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en[4] ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

7. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 7.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen. 

7. 3.        Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 7.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoon­functie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan in de vorm van een agrarisch dienstverlenend bedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.

7. 4.        Wijzigingsbevoegdheid

7. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’,  ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:

1.      de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;

5.      het bedrijf op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

b.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

c.       de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;

g.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch - Cultuurgrond’, mits:

1.      ter plaatse geen agrarisch dienstverlenend bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      de gezamenlijke oppervlakte van de bestemmingen ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, en ‘Tuin’ ten hoogste 2.000 m² per woning bedraagt.

7. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 7.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 8:              Bedrijf - 1

8. 1.        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder  categorie 1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

2.      een <specifiek type bedrijvigheid>, ter plaatse van de aanduiding “………”;

3.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

k.      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        tuinen, erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8. 2.        Bouwregels

8. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 8.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

8. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 8.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding “maximum aantal woonheden” is aangegeven, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aantal zal bedragen; 

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 8.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4  m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

8. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 8.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

8. 3.        Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 8.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder categorie 1 genoemde bedrijven;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:

1.      productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

2.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

8. 4.        Wijzigingsbevoegdheid

8. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, al dan niet in combinatie met bedrijvigheid worden gebruikt ten behoeve van volumineuze detailhandel, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel volumineus”, mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;

4.      het bedrijf op een adequate wijze wordt ontsloten;

b.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

c.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

d.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

f.        de aanduiding “<specifiek type bedrijvigheid>” wordt verwijderd, mits:

-          de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

g.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

h.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

i.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;

j.        de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen - C7’ en/of ‘Tuin’, mits:

1.      ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

k.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, mits:

1.      ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15,00 m zal bedragen;

3.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

8. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 8.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 9:              Bedrijf - 2

9. 1.        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

2.      een, <specifiek type bedrijvigheid>, ter plaatse van de aanduiding “………”;

3.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

k.      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        tuinen, erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9. 2.         Bouwregels

9. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 9.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

9. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 9.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding “maximum aantal woonheden” is aangegeven, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aantal zal bedragen; 

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 9.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

9. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 9.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

9. 3.        Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening,  wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 9.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 genoemde bedrijven;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:

1.      productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

2.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

9. 4.        Wijzigingsbevoegdheid

9. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, al dan niet in combinatie met bedrijvigheid worden gebruikt ten behoeve van volumineuze detailhandel, indien de gronden worden voorzien van de aanduiding “detailhandel volumineus”, mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;

4.      het bedrijf op een adequate wijze wordt ontsloten;

b.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

c.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

d.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

f.        de aanduiding “<specifiek type bedrijvigheid>” wordt verwijderd, mits:

-          de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

g.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

h.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

i.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;

j.        de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen - C7’ en/of ‘Tuin’, mits:

1.      ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

k.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, mits:

1.      ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15,00 m zal bedragen;

3.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

9. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 9.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 10:          Bedrijf - 3

10. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

2.      een <specifiek type bedrijvigheid>, ter plaatse van de aanduiding “………”;

3.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

k.      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        tuinen, erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10. 2.   Bouwregels

10. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 10.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

10. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 10.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding “maximum aantal woonheden” is aangegeven, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aantal zal bedragen; 

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 10.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4  m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100  m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

10. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 10.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

10. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 10.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3 genoemde bedrijven;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:

1.      productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

2.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

10. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

10. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, al dan niet in combinatie met bedrijvigheid worden gebruikt ten behoeve van volumineuze detailhandel, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel volumineus”, mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;

4.      het bedrijf op een adequate wijze wordt ontsloten;

b.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

c.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

d.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

f.        de aanduiding “<specifiek type bedrijvigheid>” wordt verwijderd, mits:

-          de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

g.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

h.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

i.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;

j.        de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen - C7’ en/of ‘Tuin’, mits:

1.      ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

k.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, mits:

1.      ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15,00 m zal bedragen;

3.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

10. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 10.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 11:          Bedrijf - 4

11. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3 en 4 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

2.      een <specifiek type bedrijvigheid>, ter plaatse van de aanduiding “………”;

3.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

k.      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        tuinen, erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11. 2.   Bouwregels

11. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 11.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

11. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 11.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding “maximum aantal woonheden” is aangegeven, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aantal zal bedragen; 

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 11.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100   m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in een aanduiidng aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

11. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 11.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

11. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 11.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 4 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 4 genoemde bedrijven;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:

1.      productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

2.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

11. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

11. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, al dan niet in combinatie met bedrijvigheid worden gebruikt ten behoeve van volumineuze detailhandel, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel volumineus”, mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;

4.      het bedrijf op een adequate wijze wordt ontsloten;

b.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

c.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

d.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

f.        de aanduiding “<specifiek type bedrijvigheid>” wordt verwijderd, mits:

-          de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

g.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

h.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

i.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;

j.        de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen - C7’ en/of ‘Tuin’, mits:

1.      ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

k.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, mits:

1.      ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15,00 m zal bedragen;

3.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

11. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 11.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 12:          Bedrijf – Delfstofwinning (zand)

12. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Delfstofwinning (zand)’ aangewe­zen gronden zijn be­stemd voor:

a.       de winning en de opslag van zand, met uitzon­de­ring van geluidzo­neringsplichtige en risicovolle inrich­tingen;

b.      water;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      het recreatief m­ed­egebruik;

e.       openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

f.        taluds;

g.      wegen en paden;

h.      groenvoorzieningen;

i.        parkeervoorzieningen;

j.        waterhuishoudkundige voorzieningen;

k.      beplanting en bebossing;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12. 2.   Bouwregels

12. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

12. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 12.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.

12. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van de gronden ten behoeve van de opslag van baggerspecie.

 

 

 

12. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

12. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’, ten behoeve van de bouw van transformatorhuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bos’ of ‘Natuur – 2’  of ‘Water – 2’, mits:

1.      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke en landschappelijke waarden en de waterhuishouding van het gebied;

2.      er sprake is van een persoonlijke en milieuveilige situatie.


Artikel 13:          Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening

13. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen voor het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen voor de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       wegen, straten en paden;

f.        water;

 

met de daarbijbehorende:

g.      erven en terreinen;

h.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13. 2.   Bouwregels

13. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 13.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5 m bedragen.

13. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 13.1. onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

 

 

13. 3.   Wijzigingsbevoegdheid

13. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de aangrenzende bestemming(en) ‘Groen – Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer – 1’ of ‘Verkeer - Verblijf’;

b.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

c.       de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

13. 3. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 13.3.1. bedoelde  wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 14:          Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen

14. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      een verkooppunt van motorbrandstoffen, exclusief LPG;

2.      een verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met LPG”;

3.      detailhandel in bijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen;

4.      een autowasinrichting;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       de opslag van LPG, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - opslag LPG”;

d.      een vulpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding “vulpunt LPG”;

e.       een afleverzuil LPG, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil LPG”;

f.        <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

g.      groenvoorzieningen;

h.      parkeervoorzieningen;

i.        wegen, straten en paden;

j.        water;

k.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        tuinen, erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14. 2.   Bouwregels

14. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 14.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

14. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 14.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 14.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4  m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

14. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 14.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

14. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 14.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij:

1.      het betreft detailhandel in motorbrandstoffen, bijbehorende accessoires, benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen, zodanig dat de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 65 m² bedraagt;

2.      het betreft detailhandel in de vorm van weggebonden voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften en snijbloemen, zodanig dat deze detailhandelsfunctie ten hoogste 20 m² bedraagt;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als verkooppunt voor LPG, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “verkooppunt motorbrandstoffen met LPG”;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag  van LPG, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - opslag LPG”;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken als vulpunt van LPG, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “vulpunt LPG”;

g.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als afleverzuil LPG, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil LPG”;

h.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van vuurwerk;

i.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

j.        het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

14. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

14. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

d.      de aanduidingen “verkooppunt motorbrandstoffen met LPG”, “specifieke vorm van bedrijf - opslag LPG”, “vulpunt LPG” en “specifieke vorm van bedrijf – afleverzuil LPG” worden verwijderd, mits:

-          de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

e.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

f.        in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

14. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 14.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 15:          Bedrijventerrein - 1

15. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of bedrijven ten behoeve van persoonlijke dienstverlening, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ”………”, in welk geval <specifiek type persoonlijke dienstverlening> is toegestaan;

2.      een <specifiek type bedrijvigheid>, ter plaatse van de aanduiding ”………;

3.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

k.       productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        tuinen, erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


15. 2.   Bouwregels

15. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 15.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat:

-          de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten minste 30% van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen, tenzij in het bouwvlak een afwijkend bebouwingspercentage voor gebouwen is aangegeven;

c.       de afstand van een gebouw tot de weg zal ten minste 5 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;

d.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

e.       de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

15. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 15.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 15.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100  m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

15. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 15.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen. 

15. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 15.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoon­functie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan welke zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder categorie 1 genoemde bedrijven;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:

1.      productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

2.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

15. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

15. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, al dan niet in combinatie met bedrijvigheid worden gebruikt ten behoeve van volumineuze detailhandel, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel volumineus”, mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;

4.      het bedrijf op een adequate wijze wordt ontsloten;

b.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, ter plaatse worden aangeduid als “bedrijfswoning”, mits:

1.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

2.      de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste 150 m² zal bedragen;

3.      de goothoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 8 m zal bedragen;

4.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 12 m zal bedragen;

5.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

6.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 3 m zal bedragen;

7.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 6 m zal bedragen;

8.      de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 3,5 m zal bedragen;

9.      de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² zal bedragen;

10.  de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 60 m² zal bedragen;

c.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

d.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

f.        de aanduiding “<specifiek type bedrijvigheid>” wordt verwijderd, mits:

-          de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

g.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

h.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

i.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

15. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 15.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 


Artikel 16:          Bedrijventerrein - 2

16. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of bedrijven ten behoeve van persoonlijke dienstverlening, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ”………”, in welk geval <specifiek type persoonlijke dienstverlening> is toegestaan;

2.      een <specifiek type bedrijvigheid>, ter plaatse van de aanduiding “………”;

3.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

k.      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        tuinen, erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


16. 2.   Bouwregels

16. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 16.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat:

-          de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten minste 30% van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen, tenzij in het bouwvlak een afwijkend bebouwingspercentage voor gebouwen is aangegeven;

c.       de afstand van een gebouw tot de weg zal ten minste 5 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;

d.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

e.       de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

16. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 16.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 16.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij in een aaduiding een andere oppervlaktemaat en/of bouwhoogte is aangegeven, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

16. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 16.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen. 

16. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 16.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfs woonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 genoemde bedrijven;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:

1.      productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

2.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

16. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

16. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, al dan niet in combinatie met bedrijvigheid worden gebruikt ten behoeve van volumineuze detailhandel, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel volumineus”, mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;

4.      het bedrijf op een adequate wijze wordt ontsloten;

b.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, ter plaatse worden aangeduid als “bedrijfswoning”, mits:

1.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

2.      de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste 150 m² zal bedragen;

3.      de goothoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 8 m zal bedragen;

4.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 12 m zal bedragen;

5.      de dakhelling van een bedrijfswoning ten hoogste 60° zal bedragen;

6.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 3 m zal bedragen;

7.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 6 m zal bedragen;

8.      de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 3,5 m zal bedragen;

9.      de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² zal bedragen;

10.  de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 60 m² zal bedragen;

c.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen.

d.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

f.        de aanduiding “<specifiek type bedrijvigheid>” wordt verwijderd, mits:

-          de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

g.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

h.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

i.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

16. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 16.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 17:          Bedrijventerrein - 3

17. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of bedrijven ten behoeve van persoonlijke dienstverlening, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ”………”, in welk geval een <specifiek type persoonlijke dienstverlening> is toegestaan ;

2.      een <specifiek type bedrijvigheid>, ter plaatse van de aanduiding “………”;

3.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

k.      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        tuinen, erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


17. 2.   Bouwregels

17. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 17.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat:

-          de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten minste 30% van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen, tenzij in het bouwvlak een afwijkend bebouwingspercentage voor gebouwen is aangegeven;

c.       de afstand van een gebouw tot de weg zal ten minste 5 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;

d.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

e.       de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

17. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 17.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 17.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

17. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 17.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

17. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 17.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoon­functie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan welke zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 t/m 3 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3 genoemde bedrijven;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:

1.      productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

2.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

17. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

17. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, al dan niet in combinatie met bedrijvigheid worden gebruikt ten behoeve van volumineuze detailhandel, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel volumineus”, mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;

4.      het bedrijf op een adequate wijze wordt ontsloten;

b.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, ter plaatse worden aangeduid als “bedrijfswoning”, mits:

1.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

2.      de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste 150 m² zal bedragen;

3.      de goothoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 8 m zal bedragen;

4.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 12 m zal bedragen;

5.      de dakhelling van een bedrijfswoning ten hoogste 60° zal bedragen;

6.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 3 m zal bedragen;

7.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 6 m zal bedragen;

8.      de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 3,5 m zal bedragen;

9.      de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² zal bedragen;

10.  de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 60 m² zal bedragen;

c.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

d.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

f.        de aanduiding “<specifiek type bedrijvigheid>” wordt verwijderd, mits:

-          de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

g.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

h.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

i.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

17. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 17.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


Artikel 18:          Bedrijventerrein - 4

18. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein – 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3 en 4 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of bedrijven ten behoeve van persoonlijke dienstverlening, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ”………”, in welk geval <specifiek type persoonlijke dienstverlening> is toegestaan;

2.      een <specifiek type bedrijvigheid>, ter plaatse van de aanduiding “………”;

3.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

k.      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        tuinen, erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


18. 2.   Bouwregels

18. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 18.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat:

-          de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten minste 30% van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen, tenzij in het bouwvlak een afwijkend bebouwingspercentage voor gebouwen is aangegeven;

c.       de afstand van een gebouw tot de weg zal ten minste 5 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;

d.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

e.       de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

18. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 18.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 18.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

18. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 18.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

18. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 18.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfs woonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan welke zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 t/m 4 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 4 genoemde bedrijven;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:

1.      productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

2.      volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

18. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

18. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, al dan niet in combinatie met bedrijvigheid worden gebruikt ten behoeve van volumineuze detailhandel, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel volumineus”, mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;

4.      het bedrijf op een adequate wijze wordt ontsloten;

b.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, ter plaatse worden aangeduid als “bedrijfswoning”, mits:

1.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

2.      de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste 150 m² zal bedragen;

3.      de goothoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 8 m zal bedragen;

4.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 12 m zal bedragen;

5.      de dakhelling van een bedrijfswoning ten hoogste 60° zal bedragen;

6.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 3 m zal bedragen;

7.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 6 m zal bedragen;

8.      de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 3,5 m zal bedragen;

9.      de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² zal bedragen;

10.  de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste 60 m² zal bedragen;

c.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

d.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

f.        de aanduiding “<specifiek type bedrijvigheid>” wordt verwijderd, mits:

-         de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

g.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

h.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

i.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

18. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 18.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 


Artikel 19:          Bos

19. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       bos en bebossing;

b.      groenvoorzieningen;

c.       gebouwen ten behoeve van waterwinning, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - waterwingebied”;

d.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij de bestaande landschappelijke en natuurwaarden van de gronden zoveel mogelijk in stand worden gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

e.       het recreatief medegebruik;

f.        paden en wegen;

g.      parkeervoorzieningen;

h.      speelvoorzieningen;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

           

met de daarbijbehorende:

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.

19. 2.   Bouwregels

19. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 19.1. onder c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - waterwingebied”;

b.      het aantal gebouwen per aanduiding zal ten hoogste 1 bedragen;

c.       de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 100 m² bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4 m bedragen.

19. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 19.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de bouwhoogte van masten, palen, gedenktekens en kunstobjecten ten hoogste 6 meter zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

c.       er zullen geen windturbines worden gebouwd.

19. 3.   Aanlegvergunning

19. 3. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.       het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m², zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;

b.      het aanleggen van verharde en halfverharde paden;

c.       het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

d.      het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.

19. 3. 2. Het in lid 19.3.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c.       noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

19. 3. 3. De in lid 19.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke of natuurwaarden van de gronden.

 

 


Artikel 20:          Centrum - A

20. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum – A’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      detailhandel;

2.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van:

a.             geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

b.            risicovolle inrichtingen;

c.             vuurwerkbedrijven voor:

-           professioneel vuurwerk;

-           de vervaardiging of assemblage van consumentenvuurwerk;

3.      dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;

4.      sociaal-culturele en sociaal-medische doeleinden;

5.      horecabedrijven categorie 1;

6.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        gebouwen en overkappingen;

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


20. 2.   Bouwregels

20. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van de in lid 20.1. onder a. genoemde gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de gebouwen mogen uitsluitend individueel aaneen worden gebouwd;

b.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 7 m  bedragen;

c.       de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 12 m bedragen;

d.      de gebouwen zullen over een afstand van ten minste 80% in de voorbouwgrens worden gebouwd;

e.       de dakhelling van een gebouw zal, binnen een afstand van 10 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten minste 30° en ten hoogste 80° bedragen.

20. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van de in lid 20.1. onder i. genoemde gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goothoogte  van gebouwen zal ten hoogste 3 m bedragen;

b.      de bouwhoogte van gebouwen zal ten hoogste 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

20. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 20.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen, zijnde gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

20. 3.   Specifieke gebruiksregels

20. 3. 1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijven categorie 1;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat het verkoopvloeroppervlak meer dan 250 m² bedraagt, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen”, in welk geval het verkoopvloeroppervlak van voedings- en genotmiddelen per winkel ten hoogste 1000 m² zal bedragen;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1.000 kg, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van detailhandel - consumentenvuurwerk”;

g.      het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.

20. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

20. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-         de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      in een bouwvlak een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

-         de goot- en/of bouwhoogte aansluit bij de goot- en/of bouwhoogte van de aangrenzende bebouwing;

c.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.      de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen” wordt verwijderd, indien er sprake is van bedrijfsbeëindiging of –verplaatsing;

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

20. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 20.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 21:          Centrum - B

21. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum – B’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      detailhandel;

2.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van:

a.       geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

b.      risicovolle inrichtingen;

c.       vuurwerkbedrijven voor:

-           professioneel vuurwerk;

-           de vervaardiging of assemblage van consumentenvuurwerk;

3.      sociaal-culturele en sociaal-medische doeleinden;

4.      horecabedrijven categorie 1;

voor zover het de eerste bouwlaag betreft;

5.      dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;

6.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

7.      ondergrondse parkeergarages;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en terreinen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


21. 2.   Bouwregels

21. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 21.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen;

e.       de diepte van een ondergrondse parkeergarage zal ten hoogste 5 m bedragen;

f.        een ondergrondse parkeergarage zal ten hoogste één bouwlaag tellen.

21. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 21.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

21. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

c.       het gebruik van tweede en hogere bouwlagen van een gebouw ten behoeve van de in de lid 21.1. onder a. onder 1. t/m 4.  genoemde functies;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijven categorie 1;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat het verkoopvloeroppervlak meer dan 250 m² bedraagt, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen”, in welk geval het verkoopvloeroppervlak van voedings- en genotmiddelen per winkel ten hoogste 1.000 m² zal bedragen;

g.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;

h.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1.000 kg, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van detailhandel - consumentenvuurwerk”;

i.        het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.

21. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

21. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      in een bouwvlak een ander bebouwingspercentage en/of andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

c.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.      de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen” wordt verwijderd, indien er sprake is van bedrijfsbeëindiging of –verplaatsing;

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

21. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 21.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 22:          Detailhandel - 1

22. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      detailhandel;

2.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en terreinen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22. 2.   Bouwregels

22. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 22.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

22. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 22.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

22. 3.   Specifieke gebruiksregels

22. 3. 1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van gebouwen voor bewoning, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij het een ondergeschikte, niet zelfstandige gebruiksvorm betreft, die deel uitmaakt van de daarboven gelegen woonfunctie;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat het verkoopvloeroppervlak meer dan 250 m² bedraagt, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen”, in welk geval het verkoopvloeroppervlak van voedings- en genotmiddelen per winkel ten hoogste 1.000 m² zal bedragen;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;

g.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1.000 kg, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van detailhandel - consumentenvuurwerk”;

h.      het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.

22. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

22. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer – Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen - C7’ en/of ‘Wonen – Woongebouw’, alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15,00 m zal bedragen;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

c.       in een bouwvlak een ander bebouwingspercentage en/of andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

d.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

e.       de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen” wordt verwijderd, indien er sprake is van bedrijfsbeëindiging of –verplaatsing;

f.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

g.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

22. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 22.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 23:          Detailhandel - 2

23. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van volumineuze detailhandel;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23. 2.   Bouwregels

23. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 23.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

23. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 22.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 23.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

23. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 23.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

23. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 23.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in andere dan volumineuze goederen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;

g.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1.000 kg, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van detailhandel - consumentenvuurwerk”;

h.      het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.

23. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

23. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer – Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen - C7’ en/of ‘Wonen – Woongebouw’, alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15,00 m zal bedragen;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

c.       de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

e.       in een bouwvlak een ander bebouwingspercentage en/of andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

f.        in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

g.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

h.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

23. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 23.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 24:          Detailhandel - Tuincentrum

24. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel – Tuincentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van een tuincentrum, waaronder kassen;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

24. 2.   Bouwregels

24. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 24.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

24. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 24.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 24.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

24. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 24.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

24. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 24.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan een tuincentrum;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in tuininrichtingsartikelen, zoals genoemd in bijlage 3.

24. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

24. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

d.      in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

e.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

f.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

g.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

24. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 24.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 25:          Gemengd - 1

25. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

b.      kantoren;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

25. 2.   Bouwregels

25. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 25.1. onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.


25. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 25.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

25. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van gebouwen voor bewoning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan dienstverlening;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in de vorm van ondergeschikte detailhandel in aan de dienstverlening gerelateerde producten.

25. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

25. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      in een bouwvlak een ander bebouwingspercentage en/of andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

c.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

e.       de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

25. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 25.5.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 26:          Gemengd - 2

26. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

2.      sociaal-medische voorzieningen;

b.      kantoren;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26. 2.   Bouwregels

26. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 26.1. onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

26. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 24.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

26. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van gebouwen voor bewoning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan dienstverlening;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in de vorm van ondergeschikte detailhandel in aan de dienstverlening gerelateerde producten.

26. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

26. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      in een bouwvlak een ander bebouwingspercentage en/of andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

c.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

e.       de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

26. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 26.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 27:          Gemengd - 3

27. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      educatieve en informatieve voorzieningen;

2.      sociaal-culturele en sociaal-medische voorzieningen;

3.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       restauratieve voorzieningen;

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

27. 2.   Bouwregels

27. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 27.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

27. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 27.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

27. 3.   Specifieke gebruiksregels

27. 3. 1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van gebouwen voor bewoning, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij het een ondergeschikte, niet zelfstandige gebruiksvorm betreft, die deel uitmaakt van de daarboven gelegen woonfunctie;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

27. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

27. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      in een bouwvlak een ander bebouwingspercentage en/of andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

c.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

e.       de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

27. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 27.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 28:          Gemengd - 4

28. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

2.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

3.      sociaal-culturele en sociaal-medische voorzieningen;

4.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft;

5.      ondergrondse parkeergarages;

b.      kantoren;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

28. 2.   Bouwregels

28. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 28.1. onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”, zal de eerste bouwlaag van een gebouw niet worden gebouwd;

d.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

e.       de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen;

f.        de diepte van een ondergrondse parkeergarage zal ten hoogste 5 m bedragen;

g.      een ondergrondse parkeergarage zal ten hoogste één bouwlaag tellen.

28. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 28.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

28. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van gebouwen voor bewoning, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij het een ondergeschikte, niet zelfstandige gebruiksvorm betreft, die deel uitmaakt van de daarboven gelegen woonfunctie;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in de vorm van ondergeschikte detailhandel in aan de dienstverlening gerelateerde producten;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

28. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

28. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.        dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      in een bouwvlak een ander bebouwingspercentage en/of andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

c.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

e.       de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

 

 

28. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 28.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 29:          Gemengd - 5

29. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

2.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

3.      sociaal-culturele en sociaal-medische voorzieningen;

4.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       restauratieve voorzieningen;

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

29. 2.   Bouwregels

29. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 29.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

29. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 29.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

29. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

50 m²;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in de vorm van ondergeschikte detailhandel in aan de dienstverlening gerelateerde producten;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

 

 

29. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

29. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      in een bouwvlak een ander bebouwingspercentage en/of andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

c.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

e.       de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

29. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 29.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 30:          Groen - Groenvoorzieningen

30. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Groenvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       groenvoorzieningen;

b.      gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud van groenvoorzieningen;

c.       bermen en beplanting;

d.      paden;

e.       water;

f.        een < specifiek (landschaps)element >, ter plaatse van de aanduiding “……..”;

g.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “natuur- en landschapswaarden”, de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden in stand worden gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

h.      het recreatief medegebruik;

i.        geluidwerende voorzieningen;

j.        wegen en straten;

k.      tuinen;

l.        parkeervoorzieningen;

m.    speelvoorzieningen;

n.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

o.      verhardingen;

p.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.

30. 2.   Bouwregels

30. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 30.1. onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.      een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3 m bedragen.


30. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 30.1. onder p. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen zal ten hoogste 10 m bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen;

c.       er zullen geen windturbines worden gebouwd.

30. 3.   Aanlegvergunning

30. 3. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

het verwijderen van geluidwerende voorzieningen.

30. 3. 2. Ter plaatse van de aanduiding "natuur- en landschapswaarden” is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

het planten en/of verwijderen van de opgaande beplanting over een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 100 m².

30. 3. 3. Het bepaalde in de leden 30.3.1. en 30.3.2. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

30. 3. 4. De in lid 30.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen verslechtering van de geluidssituatie optreedt.

30. 3. 5. De in lid 30.3.2. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of de natuurwaarden van de gronden.

30. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

30. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

-         de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

c.       een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.

30. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 30.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 31:          Groen - Park

31. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Park’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       groenvoorzieningen;

b.      plantsoenen;

c.       waterlopen en waterpartijen;

d.      paden;

e.       een dierenweide;

f.        sportieve en recreatieve voorzieningen in de vorm van <specifieke voorziening>, ter plaatse van de aanduiding “………”;

g.      gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud en van dierenverblijven;

h.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden van het park zoveel mogelijk in stand worden gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

i.        het recreatief medegebruik;

j.        parkeervoorzieningen;

k.      speelvoorzieningen;

l.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.

31. 2.   Bouwregels

31. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 31.1. onder g. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

b.      een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.


31. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 31.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de bouwhoogte van masten, palen, kunstobjecten en speelvoorzieningen  ten hoogste 6 meter zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste in die aanduiding de aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

c.       er zullen geen windturbines worden gebouwd.

31. 3.   Aanlegvergunning

31. 3. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.       het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

b.      het aanleggen en/of verharden van paden met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

c.       het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

d.      het graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen.

31. 3. 2. Het in lid 31.3.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c.       noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

31. 3. 3. De in lid 31.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden van het park.


31. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

31. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;

c.       een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;

d.      de aanduiding <specifieke voorziening>, wordt gewijzigd of verwijderd;

e.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

f.        in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

31. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 31.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (cultuur)historische waarden en/of ruimtelijke kwaliteiten van het park, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


Artikel 32:          Horeca - 1

32. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorie 1;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

32. 2.   Bouwregels

32. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 32.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

32. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 32.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per horecabedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 32.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

32. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 32.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

32. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 32.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijvenm categorie 1;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan detailhandel in ondergeschikte, aan de horecafunctie gerelateerde producten.

32. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

32. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Centrum – A’ en/of ‘Centrum – B’, mits:

1.      de aangrenzende gronden tevens zijn bestemd voor ‘Centrum – A’ dan wel voor ‘Centrum – B’;

2.      de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer – Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’ en/of ‘Wonen - C7’, alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15,00 m zal bedragen;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter zal bedragen;

e.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

f.        de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

h.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

i.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

j.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

32. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 32.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 33:          Horeca - 2

33. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      horecabedrijven categorieën 1 en 2;

2.      een slijterij, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - slijterij”;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

33. 2.   Bouwregels

33. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 33.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

33. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 33.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per horecabedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 33.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

33. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 33.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

33. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 33.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1 en 2;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan detailhandel in ondergeschikte aan de horecafunctie gerelateerde producten, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van detailhandel - slijterij”, in welk geval detailhandel in aan de horeca gerelateerde producten een zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering mag uitmaken.

33. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

33. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Centrum – A’ en/of ‘Centrum – B’, mits:

1.      de aangrenzende gronden tevens zijn bestemd voor ‘Centrum – A’ dan wel voor ‘Centrum – B’;

2.      de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer – Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’ en/of ‘Wonen - C7’, alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15,00 m zal bedragen;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter zal bedragen;

e.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

f.        de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

h.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

i.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

j.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

33. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 33.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 34:          Horeca - 3

34. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorieën 1, 2 en 3;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

34. 2.   Bouwregels

34. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 34.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

34. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 34.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per horecabedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 34.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4  m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100  m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

34. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 34.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

34. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 34.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijven categorieën 1, 2 en 3;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan detailhandel in ondergeschikte, aan de horecafunctie gerelateerde producten.

34. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

34. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Centrum – A’ en/of ‘Centrum – B’, mits:

1.      de aangrenzende gronden tevens zijn bestemd voor ‘Centrum – A’ dan wel voor ‘Centrum – B’;

2.      de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer – Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’ en/of ‘Wonen - C7’, alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15,00 m zal bedragen;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter zal bedragen;

e.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

f.        de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

h.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

i.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

j.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

34. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 34.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 35:          Horeca - 4

35. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca – 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorieën 1, 2 en 4;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

35. 2.   Bouwregels

35. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 35.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

35. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 35.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per horecabedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 35.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4  m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

35. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 35.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

35. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 35.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1, 2 en 4;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan detailhandel in ondergeschikte, aan de horecafunctie gerelateerde producten.

35. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

35. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Centrum – A’ en/of ‘Centrum – B’, mits:

1.      de aangrenzende gronden tevens zijn bestemd voor ‘Centrum – A’ dan wel voor ‘Centrum – B’;

2.      de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer – Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’ en/of ‘Wonen - C7’, alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15,00 m zal bedragen;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter zal bedragen;

e.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

f.        de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

h.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

i.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

j.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

35. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 35.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 36:          Maatschappelijk - Begraafplaats

36. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       een begraafplaats;

b.      een uitvaartcentrum;

c.       gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer van een begraafplaats;

d.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

           

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder (graf)monumenten, gedenktekens en kunstobjecten.

36. 2.   Bouwregels

36. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 36.1. onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

36. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 36.1. onder c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       het aantal gebouwen zal ten hoogste 2 bedragen;

b.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50 m² bedragen;

c.       de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen.

36. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 36.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de bouwhoogte van masten, palen, gedenktekens en kunstobjecten ten hoogste 6 meter zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

36. 3.   Wijzigingsbevoegdheid

36. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       een nieuw bouwvlak ten behoeve van een uitvaartcentrum wordt aangegeven, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 200 m² zal bedragen;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

c.       een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.

36. 3. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 36.3.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 37:          Maatschappelijk - Medisch

37. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Medisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van medische en sociaal-medische voorzieningen;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

37. 2.   Bouwregels

37. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 37.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

37. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 37.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per instelling bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 37.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100  m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

37. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 37.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

37. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 37.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

37. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

37. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in  de bestemming(en) ‘Maatschappelijk – Onderwijs’, ‘Maatschappelijk – Openbare dienstverlening’, ‘Maatschappelijk – Opvangcentrum’, ‘Maatschappelijk – Religie’ en/of ‘Maatschappelijk – Sociaal-cultureel’, mits:

1.      de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

2.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’,  ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

3.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

2.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

3.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

5.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

e.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

f.        de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

h.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

i.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

j.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

37. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 37.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 38:          Maatschappelijk – Onderwijs

38. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Onderwijs’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

38. 2.   Bouwregels

38. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 38.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.      een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

38. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 38.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen  en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per instelling bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 38.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

38. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 38.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

38. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 38.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

38. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

38. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in  de bestemming(en) “Maatschappelijk – Medisch’, ‘Maatschappelijk – Openbare dienstverlening’, ‘Maatschappelijk – Opvangcentrum’, ‘Maatschappelijk – Religie’ en/of ‘Maatschappelijk – Sociaal-cultureel’, mits:

1.      de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

2.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

3.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

2.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

3.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

5.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

e.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

f.        de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

h.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

i.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

j.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

38. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 38.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 39:          Maatschappelijk – Openbare dienstverlening

39. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Openbare dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van openbare dienstverlenende instellingen;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

39. 2.   Bouwregels

39. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 39.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

39. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 39.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per instelling bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 39.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100  m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

39. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 39.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

39. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 39.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

39. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

39. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in  de bestemming(en) ‘Maatschappelijk – Medisch’, ‘Maatschappelijk – Onderwijs’, ‘Maatschappelijk – Opvangcentrum’, ‘Maatschappelijk – Religie’ en/of ‘Maatschappelijk - Sociaal-cultureel’, mits:

1.      de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

2.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

3.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

2.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

3.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

5.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

e.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

f.        de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

h.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

i.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

j.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

39. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 39.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 40:          Maatschappelijk – Opvangcentrum

40. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Opvangcentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van een opvangcentrum;

b.      gebouwen, voor zover ten dienste van het opvangcentrum, ten behoeve van:

1.      educatieve voorzieningen;

2.      sociaal-/culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden;

3.      medische doeleinden;

4.      dagrecreatieve doeleinden;

5.      restauratieve voorzieningen;

6.      kantoren;

7.      onderhoud en beheer;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

40. 2.   Bouwregels

40. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 40.1. onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      indien in een bouwvlak een bebouwingspercentage is aangegeven, zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouwen zal ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van gebouwen zal ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;

e.       de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

40. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 40.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

40. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 40.1. onder a. en b. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

40. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

40. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van een afzonderlijk bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

2.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

3.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

5.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

d.      in een aanduiding een (ander) bebouwingspercentage en/of andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

e.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

f.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

g.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

40. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 40.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 41:          Maatschappelijk - Religie

41. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Religie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van levensbeschouwelijke voorzieningen;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

41. 2.   Bouwregels

41. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 41.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

41. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 41.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal  worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per instelling bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 41.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

41. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 41.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

41. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 41.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

41. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

41. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in  de bestemming(en) ‘Maatschappelijk- Medisch’, ‘Maatschappelijk – Onderwijs’, ‘Maatschappelijk – Openbare dienstverlening’, ‘Maatschappelijk – Opvangcentrum’ en/of ‘Maatschappelijk – Sociaal-cultuureel’, mits:

1.      de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

2.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

3.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

2.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

3.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

5.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

e.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

f.        de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

h.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

i.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

j.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

41. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 41.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 42:          Maatschappelijk – Sociaal-/cultureel

42. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Sociaal-/cultureel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van sociaal-/culturele voorzieningen en kinderopvang;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

42. 2.   Bouwregels

42. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 42.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

42. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 42.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per instelling bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 42.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppevlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

42. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 42.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

42. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 42.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

42. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

42. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in  de bestemming(en) ‘Maatschappelijk – Medisch’, ‘Maatschappelijk – Onderwijs’, ‘Maatschappelijk – Openbare dienstverlening’, ‘Maatschappelijk – Opvangcentrum’ en/of ‘Maatschappelijk – Religie’, mits:

1.      de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

2.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

3.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.      de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

2.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

3.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

5.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

e.       in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

f.        de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

h.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

i.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

j.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

42. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 42.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 43:          Natuur - 1

43. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       grasland;

b.      sloten, bermen en beplanting;

c.       houtsingels en dykswâlen;

d.      heidevelden;

e.       bos en bebossing;

f.        het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;

g.      gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud;

h.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

i.        <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

j.        het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het woudenlandschap, indien de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van natuur - woudenlandschap”;

k.      het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het open landschap, indien de gronden ter plaatse niet zijn aangeduid als “specifieke vorm van natuur - woudenlandschap”;

l.        een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;

m.    paden en kavelontsluitingswegen;

n.      groenvoorzieningen;

o.      parkeervoorzieningen;

p.      speelvoorzieningen;

q.      water;

r.        het (verblijfs)recreatief  en educatief medegebruik;

s.       waterhuishoudkundige voorzieningen;

t.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

u.      tuinen, erven en terreinen;

v.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

43. 2.   Bouwregels

43. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 43.1. onder g. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

43. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 43.1. onder h. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per instelling bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 43.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

43. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 43.1. onder v. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

c.       er zullen geen windturbines worden gebouwd.

43. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 43.1. onder g. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoon­func­tie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;

d.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van gronden, die ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, in welk geval de plaatsing van ten hoogste … kampeermiddelen is toegestaan;

e.       het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen voor de periode 1 november tot 15 maart;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.

43. 4.   Aanlegvergunning

43. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.       het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 100 m², tenzij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - woudenlandschap", het houtsingels betreft;

b.      het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;

c.       het aanbrengen van oppervlakteverhardingen buiten het bouwvlak;

d.      het aanleggen van verharde en halfverharde paden;

e.       het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

f.        het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

g.      het graven, verdiepen, uitbaggeren, dempen of verbreden van watergangen langs houtsingels, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - woudenlandschap";

h.      het graven of dempen van watergangen;

i.        het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bomen, houtgewas en dykswâlen.

43. 4. 2. Het bepaalde in lid 43.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

43. 4. 3. De in lid 43.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden.

43. 5.   Wijzigingsbevoegdheid

43. 5. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:

1.      ten hoogste … kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per perceel worden geplaatst;

2.      het kamperen niet binnen de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;

3.      het kamperen direct aansluitend op de erven van bestaande bebouwing zal plaatsvinden;

4.      sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden onderge-bracht in de bestaande bebouwing;

5.      het perceel waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;

6.      het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door eventueel (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende erfbeplanting, waarbij de breedte van de erfbeplanting ten minste 5 m zal bedragen;

7.      de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen;

c.       de aanduiding “kampeerterrein” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen kampeerterrein meer aanwezig is;

d.      in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

e.       de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

f.        de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

g.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

h.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

i.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

43. 5. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 43.5.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 44:          Natuur - 2

44. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       water;

b.      oeverstroken;

c.       moeras en rietland;

d.      grasland;

e.       houtsingels en beplanting;

f.        het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;

g.      gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud;

h.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

i.        <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

j.        het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het woudenlandschap, indien de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van natuur - woudenlandschap”;

k.      het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het open landschap, indien de gronden ter plaatse niet zijn aangeduid als “specifieke vorm van natuur - woudenlandschap”;

l.        liggelegenheden voor (recreatie)vaartuigen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid (recreatie)vaartuigen”;

m.    ligplaatsen voor woonschepen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen”;

n.      ligplaatsen voor recreatiewoonschepen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen”;

o.      het (verblijfs)recreatief  en educatief medegebruik;

p.      aanleggelegenheid;

q.      de waterhuishouding;

r.        een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;

s.       paden en perceel- en/of kavelontsluitingswegen;

t.        groenvoorzieningen;

u.      parkeervoorzieningen;

v.       speelvoorzieningen;

w.     openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

x.      tuinen, erven en terreinen;

y.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

44. 2.   Bouwregels

44. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 44.1. onder g. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

44. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 44.1. onder h. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per instelling bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 44.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

44. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 44.1. onder y. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

c.       er zullen geen windturbines worden gebouwd.

44. 3.   Specifieke gebruiksregels

44. 3. 1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 44.1. onder g. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoon­func­tie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden als (permanente) liggelegenheid voor (recreatie)vaartuigen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid (recreatie)vaartuigen”;

d.      het gebruik van recreatievaartuigen of recreatiewoonschepen voor permanente bewoning;

e.       het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen”;

f.        het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen”;

g.      het gebruik van de gronden, die ter plaatse zijn aangeduid als "specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen" of "specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen" als ligplaats voor meer dan het in die aanduiding aangegeven aantal woonschepen respectievelijk recreatiewoonschepen;

h.      het gebruik van de gronden, die ter plaatse zijn aangeduid als "specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen” of "specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen", als ligplaats voor woonschepen respectievelijk recreatiewoonschepen met een onderlinge afstand van minder dan 3,5 m;

i.        het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;

j.        het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van gronden, die ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, in welk geval de plaatsing van ten hoogste … kampeermiddelen is toegestaan;

k.      het gebruik van de gronden, die ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen voor de periode van 1 november tot 15 maart;

l.        het gebruik van de gronden en bouwwerken, die ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.

 

 

 

 

44. 4.   Aanlegvergunning

44. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.       het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 100 m², tenzij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - woudenlandschap", het houtsingels betreft;

b.      het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;

c.       het aanbrengen van oppervlakteverhardingen buiten het bouwvlak;

d.      het aanleggen van verharde en halfverharde paden;

e.       het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

f.        het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

g.      het graven, verdiepen, uitbaggeren, dempen of verbreden van watergangen langs houtsingels, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - woudenlandschap";

h.      het graven of dempen van watergangen.

44. 4. 2. Het bepaalde in lid 44.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

44. 4. 3. De in lid 44.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden.

44. 5.   Wijzigingsbevoegdheid

44. 5. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:

1.      ten hoogste … kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per perceel worden geplaatst;

2.      het kamperen niet binnen de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;

3.      het kamperen direct aansluitend op de erven van bestaande bebouwing zal plaatsvinden;

4.      sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden onderge-bracht in de bestaande bebouwing;

5.      het perceel waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;

6.      het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door eventueel (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende erfbeplanting, waarbij de breedte van de erfbeplanting ten minste 5 m zal bedragen;

7.      de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen;

c.       de gronden worden voorzien van de aanduiding  "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid (recreatie)vaartuigen";

d.      in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)”, “maximale goothoogte (m)” en/of “maximale bouwhoogte (m)” aan (ander) bebouwingspercentage, andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

e.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

f.        de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

h.      de aanduiding “kampeerterrein” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen kampeerterrein meer aanwezig is;

i.        de aanduiding, "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid (recreatie)vaartuigen", "specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen" of "specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen" wordt verwijderd;

j.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

k.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

44. 5. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 44.5.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 45:          Recreatie – 1A

45. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – 1A’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatiewoningen;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

45. 2.   Bouwregels

45. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 45.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

45. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 45.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per recreatiebedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 45.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

45. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 45.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

45. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

45. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

45. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

d.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

45. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 45.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 46:          Recreatie - 1B

46. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - 1B’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepsverblijven;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      een restauratieve voorziening;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

46. 2.   Bouwregels

46. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 46.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.      een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

46. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 46.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal  worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per recreatiebedrijf bedragen;

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 46.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

46. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 46.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

46. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken  als  horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

46. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

46. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

d.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

46. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 46.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 47:          Recreatie – 1C

47. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – 1C’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       kampeerterreinen;

b.      gebouwen voor (verblijfs)recreatieve voorzieningen ten behoeve van kampeerterreinen, in de vorm van toiletgebouwen, gebouwen ten behoeve van sportieve recreatie en gebouwen voor onderhoud en beheer;

c.       een kampwinkel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

d.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

e.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

f.        het recreatief medegebruik;

g.      een restauratieve voorziening;

h.      groenvoorzieningen;

i.        parkeervoorzieningen;

j.        speelvoorzieningen;

k.      wegen, straten en paden;

l.        water;

m.    openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

n.      tuinen, erven en terreinen;

o.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

47. 2.   Bouwregels

47. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 47.1. onder b. en c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

47. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 47.1. onder d. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal  worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per recreatiebedrijf bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding “maximum aantal woonheden” is aangegeven, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aantal zal bedragen; 

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 47.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

47. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 47.1. onder o. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

47. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden als standplaats voor meer dan … kampeermiddelen;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

c.       het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”, in welk geval het verkoopvloeroppervlak ten hoogste 50 m² mag bedragen.

 

47. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

47. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      de aanduiding “detailhandel” wordt aangebracht of verwijderd;

c.       de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.      de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

e.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

f.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

g.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

47. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 47.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 48:          Recreatie – 2A

48. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - 2A’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       dagrecreatieterreinen;

b.      gebouwen ten behoeve van dagrecreatieterreinen in de vorm van toiletgebouwen, gebouwen ten behoeve van sportieve recreatie en gebouwen voor onderhoud en beheer;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      het recreatief medegebruik;

e.       een restauratieve voorziening;

f.        groenvoorzieningen;

g.      parkeervoorzieningen;

h.      speelvoorzieningen;

i.        wegen, straten en paden;

j.        water;

k.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        tuinen, erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

48. 2.   Bouwregels

48. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 48.1. onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.


48. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 48.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

48. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van woondoeleinden;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

48. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

48. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

48. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 48.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 49:          Recreatie – 2B

49. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – 2B’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, in de vorm van toiletgebouwen, gebouwen ten behoeve van sportieve recreatie en gebouwen voor onderhoud en beheer;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       het recreatief medegebruik;

d.      een restauratieve voorziening;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

49. 2.   Bouwregels

49. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 49.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.      een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.


49. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 49.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

49. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van woondoeleinden;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken  als horecabedrijf;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

49. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

49. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

49. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 49.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 50:          Recreatie – 3A

50. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - 3A´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       een jachthaven;

b.      gebouwen voor bijzondere recreatieve voorzieningen ten behoeve van een jachthaven, in de vorm van toiletgebouwen en gebouwen voor onderhoud en beheer;

c.       water;

d.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

e.       het recreatief medegebruik, waaronder een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;

f.        een restauratieve voorziening;

g.      groenvoorzieningen;

h.      parkeervoorzieningen;

i.        speelvoorzieningen;

j.        wegen, straten en paden;

k.      waterhuishouding;

l.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

m.    tuinen, erven en terreinen;

n.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

50. 2.   Bouwregels

50. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 50.1. onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.      een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

50. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 50.1. onder n. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

50. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als (permanente) liggelegenheid voor woonschepen;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van woondoeleinden;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken  als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

f.        het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, in welk geval de plaatsing van ten hoogste … kampeermiddelen is toegestaan;

g.      het gebruik van de gronden, die ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen voor de periode 1 november tot 15 maart;

h.      het gebruik van de gronden en bouwwerken, die ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning;

50. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

50. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:

1.      ten hoogste … kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per perceel worden geplaatst;

2.      het kamperen niet binnen de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;

3.      het kamperen direct aansluitend op de erven van bestaande bebouwing zal plaatsvinden;

4.      sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden onderge-bracht in de bestaande bebouwing;

5.      het perceel waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;

6.      het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door eventueel (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende erfbeplanting, waarbij de breedte van de erfbeplanting ten minste 5 m zal bedragen;

7.      de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen;

c.       de aanduiding “kampeerterrein” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen kampeerterrein meer aanwezig is;

d.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

50. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 50.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 51:          Recreatie – 3B

51. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – 3B’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       een ligoever;

b.      gebouwen voor bijzondere recreatieve voorzieningen ten behoeve van een ligoever, in de vorm van toiletgebouwen en gebouwen voor onderhoud en beheer;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      een restauratieve voorziening;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

51. 2.   Bouwregels

51. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 51.1. onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.      een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.


51. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 51.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

51. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als (permanente) liggelegenheid voor woonschepen;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van woondoeleinden;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

51. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

51. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

51. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 51.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 52:          Recreatie – 3C

52. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - 3C’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen voor bijzondere recreatieve voorzieningen, in de vorm van overdekte aanleggelegenheid of ligplaats voor (recreatie)vaartuigen (schiphuizen);

b.      water;

c.       oevers en kaden;

d.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      waterhuishouding;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder aan- en afmeersteigers.

52. 2.   Bouwregels

52. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 52.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

52. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 52.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

52. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als (permanente) liggelegenheid voor (recreatie)woonschepen;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van woondoeleinden;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van horecadoeleinden;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

52. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

52. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

52. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 52.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 53:          Recreatie – 3D

53. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – 3D’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen voor bijzondere recreatieve voorzieningen, in de vorm van een manege;

b.      bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      het recreatief medegebruik;

e.       een restauratieve voorziening;

f.        groenvoorzieningen;

g.      parkeervoorzieningen;

h.      speelvoorzieningen;

i.        wegen, straten en paden;

j.        water;

k.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        tuinen, erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

53. 2.   Bouwregels

53. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 53.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

53. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 53.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       een bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

b.      het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per recreatiebedrijf bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding “maximum aantal woonheden” is aangegeven, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aantal zal bedragen; 

c.       voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 53.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.      voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

e.       voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:

1.      de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8 m bedragen;

2.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12 m bedragen;

3.      de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

f.        de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.      de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;

i.        de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

j.        de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

k.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in een aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

53. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 53.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

53. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de in lid 53.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.      het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in de vorm van ondergeschikte en aan de hippische sportbeoefening gerelateerde artikelen.

53. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

53. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

b.      de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

d.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

53. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 53.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.



 

Artikel 54:          Sport - 1

54. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       terreinen ten behoeve van sport en sportieve recreatie;

b.      gebouwen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, waaronder sportzalen, verenigings- en kleedgebouwen, gebouwen voor beheer en onderhoud en tribunes;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      het recreatief medegebruik;

e.       restauratieve voorzieningen;

f.        groenvoorzieningen;

g.      parkeervoorzieningen;

h.      speelvoorzieningen;

i.        wegen, straten en paden;

j.        water;

k.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        erven en terreinen;

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tribunes en lichtmasten.

54. 2.   Bouwregels

54. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 54.1. onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.


54. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 54.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten en lichtmasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen. 

54. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

54. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

54. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

c.       een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;

d.      in een bouwvlak een (ander) bebouwingspercentage en/of een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

e.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

1.      de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 20 m zal bedragen.

54. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 54.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 55:          Sport - 2

55. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van sport en sportieve recreatie;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       het recreatief medegebruik;

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten.

55. 2.   Bouwregels

55. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 55.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

55. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 55.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen. 

55. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

55. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

55. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-          de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;

c.       in een bouwvlak een (ander) bebouwingspercentage en/of een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

d.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

55. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 55.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 


Artikel 56:          Tuin

56. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       tuinen;

b.      erkers;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        erven en verhardingen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

56. 2.   Bouwregels

56. 2. 1. Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

a.       een erker zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;

b.      de afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 1 m bedragen, tenzij:

1.      er sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke, aaneen gebouwde woonhuizen;

2.      er sprake is van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een gebouw, in welk geval de afstand tot de zijdelingse bouwperceel-grens ten minste 3 m zal bedragen;

c.       een erker zal ten hoogste over 50% van de voorgevel worden gebouwd;

d.      de oppervlakte van een erker zal ten hoogste 20 m² bedragen.

56. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 56.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

56. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

56. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

56. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’ en/of ‘Wonen - C7’, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits:

1.      de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorsponkelijke voorbouwgrens ten behoeve van een veranderende situering van het woonhuis;

2.      de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;

3.      gebouwen en overkappingen die buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, niet voor de voorbouwgrens worden gebouwd;   

4.      de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak per bouwperceel ten hoogste 100 m² of de in een aanduiding aangegeven oppervlakte zal bedragen;

5.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

6.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

7.      rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de op-pervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

56. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 56.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 57:          Verkeer - 1

57. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       ontsluitingswegen en -straten;

b.      paden;

c.       parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;

d.      bermen en beplanting;

e.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

 

met daaraan ondergeschikt:

f.        gebouwen ten behoeve van het verkeer, zoals wachtruimtes voor openbaar vervoer en/of stallingsruimten voor (brom)fietsen;

g.      geluidwerende voorzieningen;

h.      groenvoorzieningen;

i.        tuinen, erven en terreinen;

j.        water;

k.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

57. 2.   Bouwregels

57. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 57.1. onder f. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak gebouwd worden;

b.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3 m bedragen.

57. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 57.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 10 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

b.      er zullen geen windturbines worden gebouwd.

57. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

het inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het (de) aangegeven dwarsprofiel(en).

57. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

57. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       een ander dwarsprofiel wordt aangegeven, mits:

-          de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.      een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’, ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

d.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer – Verblijf’, mits:

1.      de functie van de betreffende weg is gewijzigd;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;

f.        in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

1.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 15 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

57. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 57.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 58:          Verkeer - 2

58. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       spoorwegen;

b.      gebouwen ten behoeve van een spoorwegstation, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - spoorwegstation”;

c.       paden;

d.      bermen en beplanting;

e.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

f.        gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, waaronder transformatorstations;

g.      geluidwerende voorzieningen;

h.      groenvoorzieningen;

i.        parkeervoorzieningen;

j.        wegen en straten;

k.      water;

l.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

m.    perrons;

n.      tuinen, erven en terreinen;

o.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

58. 2.   Bouwregels

58. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 58.1. onder b. en f. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.      een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      een gebouw ten behoeve van een spoorwegstation zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als ”specifieke vorm van verkeer - spoorwegstation”;

c.      de goothoogte van een gebouw ten behoeve van een spoorwegstation zal ten minste 2 m en ten hoogste 4 m bedragen;

d.      de dakhelling van een gebouw ten behoeve van een spoorwegstation zal ten hoogste 60° bedragen;

e.      de goothoogte van een gebouw ten behoeve van onderhoud en beheer zal ten minste 1,5 m en ten hoogste 4 m bedragen;

f.        de dakhelling van een gebouw ten behoeve van onderhoud en beheer zal ten hoogste 80° bedragen;

g.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 10 m bedragen.

58. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 58.1. onder o. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorverkeer ten hoogste 10 m, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

b.      er zullen geen windturbines worden gebouwd.

58. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

het inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het (de) aangegeven dwarsprofiel(en).

58. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

58. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       een ander dwarsprofiel wordt aangegeven, mits:

-          de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.      een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening’, ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

d.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

1.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer ten hoogste 15 m zal bedragen

2.      de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

e.       een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.

58. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 58.4.1.  bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 59:          Verkeer - Verblijf

59. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       (woon)straten en pleinen;

b.      paden;

c.       parkeervoorzieningen;

d.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

e.       gebouwen ten behoeve van het verkeer en verblijf, zoals wachtruimtes voor openbaar vervoer en/of stallingsruimten voor (brom)fietsen;

f.        garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - garageboxen”;

g.      het recreatief medegebruik;

h.      groenvoorzieningen;

i.        speelvoorzieningen;

j.        water;

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        terrassen;

m.    openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

n.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

59. 2.   Bouwregels

59. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 59.1. onder e. en f. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      een garagebox zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van verkeer – garageboxen”;

c.       per gebied dat ter plaatse is aangeduid als “specifieke vorm van verkeer - garageboxen”, dienen de garageboxen aaneen te worden gebouwd;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

e.       de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 20 m² bedragen.


59. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 59.1. onder n. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 10 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

b.      er zullen geen windturbines worden gebouwd.

59. 3.   Wijzigingsbevoegdheid

59. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;

b.      de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - garageboxen” wordt aangegeven of verwijderd;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

-          de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

d.      de bestemming wordt gewijzigd in de aangrenzende bestemmingen ‘Groen – Groenvoorzieningen’ of ‘Tuin’, mits:

-          de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer - 1’, mits:

1.      de functie van de betreffende weg is gewijzigd;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

f.        een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;

g.      in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

1.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 15 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

59. 3. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 59.3.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 60:          Water - 1

60. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       sloten, vaarten, kanalen, meren en plassen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen, al dan niet voor verkeer en vervoer te water;

b.      kaden en oevers;

c.       liggelegenheden voor (recreatie)vaartuigen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid (recreatie)vaartuigen”;

d.      ligplaatsen voor woonschepen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen”;

e.       ligplaatsen voor recreatiewoonschepen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen”;

f.        aanleggelegenheid;

g.      de waterhuishouding;

h.      het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;

i.        <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

j.        het recreatief medegebruik;

k.      groenvoorzieningen;

l.        paden;

m.    openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

n.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:

1.      kunstwerken;

2.      aan- en afmeersteigers, ter plaatse van de aanduiding “steiger”.

60. 2.   Bouwregels

60. 2. 1. Op of in deze gronden  mogen geen gebouwen worden gebouwd.

60. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 60.1. onder n. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      aan- en afmeersteigers uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "steiger", "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid (recreatie)vaartuigen", "specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen" of “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen”;

2.      de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer op het water ten hoogste 10 m zal bedragen;

4.      de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste 15 m zal bedragen;

5.      de bouwhoogte van aanleggelegenheden, anders dan aan- en afmeersteigers, ten hoogste 1 m zal bedragen;

6.      de oppervlakte van een aanleggelegenheid, anders dan aan- en afmeersteigers, ten hoogste 10 m² zal bedragen; 

b.      er zullen geen windturbines worden gebouwd.

60. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden als (permanente) liggelegenheid voor (recreatie)vaartuigen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid (recreatie)vaartuigen”;

b.      het gebruik van recreatievaartuigen of recreatiewoonschepen voor permanente bewoning;

c.       het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen”;

d.      het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen”;

e.       het gebruik van de gronden, die ter plaatse zijn aangeduid als "specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen" of "specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen", als ligplaats voor meer dan het in die aanduiding aangegeven aantal woonschepen respectievelijk recreatiewoonschepen;

f.        het gebruik van de gronden, die ter plaatse zijn aangeduid als "specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen” of "specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen" als ligplaats voor woonschepen respectievelijk recreatiewoonschepen met een onderlinge afstand van minder dan 3,5 m.

60. 4.   Aanlegvergunning

60. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.       het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

b.      het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

c.       het graven of dempen van watergangen.

60. 4. 2. Het bepaalde in lid 60.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

60. 4. 3. De in lid 60.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden.

60. 5.   Wijzigingsbevoegdheid

60. 5. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de gronden worden voorzien van de aanduiding “steiger" of "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid (recreatie)vaartuigen";

b.      de aanduiding “steiger", "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid (recreatie)vaartuigen", “specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen” of "specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen" wordt verwijderd;

c.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer op het water ten hoogste 15 m zal bedragen.

60. 5. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 60.5.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 61:          Water - 2

61. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       sloten, tochten, vaarten, vijvers en poelen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;

b.      kaden en oevers;

c.       aanleggelegenheid;

d.      de waterhuishouding;

e.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

f.        het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het woudenlandschap, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur - woudenlandschap”;

g.      het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het open landschap, indien de gronden ter plaatse niet zijn aangeduid als “specifieke vorm van natuur - woudenlandschap”;

h.      het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;

i.        het recreatief medegebruik;

j.        groenvoorzieningen;

k.      paden;

l.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

m.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

61. 2.   Bouwregels

61. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

61. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 61.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van aanleggelegenheden ten hoogste 1 m zal bedragen;

2.      de oppervlakte van een aanleggelegenheid ten hoogste 10 m² zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 10 m zal bedragen;

4.      de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste 5 m zal bedragen;

b.      er zullen geen aan- en afmeersteigers worden gebouwd;

c.       er zullen geen windturbines worden gebouwd.

61. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van de gronden als (permanente) liggelegenheid of ligplaats voor (recreatie)vaartuigen of (recreatie)woonschepen.

61. 4.   Aanlegvergunning

61. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.       het aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;

b.      het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

c.       het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

d.      het graven, verdiepen, uitbaggeren, dempen of verbreden van watergangen langs houtsingels, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur - woudenlandschap”;

e.       het graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen.

61. 4. 2. Het bepaalde in lid 61.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

61. 4. 3. De in lid 61.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de gronden voor de waterhuishouding.

 

 

61. 5.   Wijzigingsbevoegdheid

61. 5. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer op het water ten hoogste 15 m zal bedragen.

61. 5. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 61.5.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 62:          Wonen - A1 (vrijstaande woningen)

62. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

b.      groenvoorzieningen;

c.      parkeervoorzieningen;

d.      speelvoorzieningen;

e.      wegen, straten en paden;

f.        water;

g.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

h.      tuinen, erven en verhardingen;

i.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


62. 2.   Bouwregels

62. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste  9 m bedragen met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 4 m zal bedragen.

62. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


62. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 62.1. onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

62. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

62. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

62. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A2’. ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Wonen - A6’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;

2.      de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

5.      de woningen op een adequate wijze worden ontsloten;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400 m²;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 300 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 

6.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

f.        de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak niet  groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

h.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

62. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 62.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 63:          Wonen - A2 (vrijstaande woningen)

63. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – A2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van

1.      het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


63. 2.   Bouwregels

63. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 4 m zal bedragen.

63. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van  100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


63. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 63.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

63. 3.   Specifeke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

63. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

63. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Wonen – A6’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’. ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;

2.      de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

5.      de woningen op een adequate wijze worden ontsloten;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400 m²;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30 zal bedra-gen, met een maximum van 300 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 

6.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

f.        de  ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 150 m²;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

h.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

63. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 63.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 64:          Wonen - A3 (vrijstaande woningen)

64. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


64. 2.   Bouwregels

64. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;

b.      de gebouwen  zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 8 m zal bedragen.

64. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


64. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 64.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

64. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

64. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

64. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Wonen - A6’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;

2.      de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

5.      de woningen op een adequate wijze worden ontsloten;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …” in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400 m²;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 300 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

6.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

f.        de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

h.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

64. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 64.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 65:          Wonen – A4 (vrijstaande woningen)

65. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


65. 2.   Bouwregels

65. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 4 m bedragen.

65. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  4 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


65. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 65.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

65. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

65. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

65. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in debestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Wonen - A6’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;

2.      de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

5.      de woningen op een adequate wijze worden ontsloten;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400 m²;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 300 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 

6.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

f.        de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

h.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

65. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 65.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 66:          Wonen - A5 (vrijstaande woningen)

66. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


66. 2.   Bouwregels

66. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 8 m bedragen.

66. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  8 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van  100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


66. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 66.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

66. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

66. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

66. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’ en/of ‘Wonen - A6’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;

2.      de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

5.      de woningen op een adequate wijze worden ontsloten;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400 m²;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 300 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

6.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

f.        de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten, een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

h.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

66. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 66.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 67:          Wonen - A6 (vrijstaande woningen)

67. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – A6’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

a.       bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

b.      dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


67. 2.   Bouwregels

67. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen.

67. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van  100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


67. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 67.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

67. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

67. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

67. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’ en/of ‘Wonen – A5’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;

2.      de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

5.      de woningen op een adequate wijze worden ontsloten;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400 m²;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 300 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 

6.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

f.        de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

h.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

67. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 67.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 68:          Wonen - A7 (vrijstaande woningen boerderijtypen)

68. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A7’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


68. 2.   Bouwregels

68. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 15 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 4 m zal bedragen.

68. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 15 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


68. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 68.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

68. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

68. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

68. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’,  ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een functieverandering van het gehele oorspronkelijke boerderijpand welke gelegen is in een dorpsuitloper of binnen het landelijk gebied;

2.      de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;

6.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Wonen - A6’;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ ‘Wonen - B6’ en/of ‘Wonen – B7’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten minste 250 m² bedraagt;

2.      de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

5.      de woningen op een adequate wijze worden ontsloten;

d.      de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een functieverandering van het gehele oorspronkelijke boerderijpand;

2.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

6.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

7.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

8.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

e.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

f.        de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400 m²;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 300 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 

6.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

h.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

i.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

68. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 68.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 69:          Wonen – B1 (twee onder één kap)

69. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - B1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


69. 2.   Bouwregels

69. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 4 m zal bedragen.

69. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


69. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 69.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

69. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

69. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

69. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’;

b.      de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

c.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen met een maximum van 300 m² ;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum van 200 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;  

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

69. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 69.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


Artikel 70:          Wonen - B2  (twee onder één kap)

70. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen -B2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.       bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


70. 2.   Bouwregels

70. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 4 m zal bedragen.

70. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


70. 2. 3. Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

 Voor het bouwen van de in lid 70.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

70. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

70. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

70. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’;

b.      de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

c.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen met een maximum van 300 m² ;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 200 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

70. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 70.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 71:          Wonen - B3 (twee onder één kap)

71. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - B3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


71. 2.   Bouwregels

71. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 8 m zal bedragen.

71. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100  m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


71. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 71.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

71. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

71. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

71. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’;

b.      de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

c.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen met een maximum van 300 m² ;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 200 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 

6.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

71. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 71.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


Artikel 72:          Wonen - B4 (twee onder één kap)

72. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - B4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


72. 2.   Bouwregels

72. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 4 m bedragen.

72. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  4 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


72. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 72.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

72. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

72. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

72. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’;

b.      de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

c.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 300 m² ;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 200 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

72. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 72.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 73:          Wonen - B5 (twee onder één kap)

73. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - B5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


73. 2.   Bouwregels

73. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 8 m bedragen.

73. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  8 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100  m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


73. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 73.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

73. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

73. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

73. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’ en/of ‘Wonen - B6’;

b.      de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

c.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 300 m² ;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 200 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied)en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

73. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 73.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 74:          Wonen - B6 (twee onder één kap)

74. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - B6’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


74. 2.   Bouwregels

74. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen.

74. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


74. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 74.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

74. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

74. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

74. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’ en/of ‘Wonen – B5’;

b.      de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

2.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

4.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

5.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

7.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

c.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

d.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 300 m² ;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 200 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 

e.       de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

f.        de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

74. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 74.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 75:          Wonen - B7 (halfvrijstaande woningen boerderijtypen)

75. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - B7’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.       bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


75. 2.   Bouwregels

75. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 15 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 4 m zal bedragen.

75. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 15 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


75. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 75.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

75. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

75. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

75. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedijf – 1’,  ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een functieverandering van het gehele oorsponkelijke boerderijpand, welke gelegen is in een dorpsuitloper of binnen het landelijk gebied;

2.      de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;

6.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – A7’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een functieverandering van het gehele oorspronkelijke boerderijpand;

2.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

6.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

7.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

8.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het aangegeven bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen met een maximum van 300 m²;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 200 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 

f.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

g.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

75. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 75.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 76:          Wonen - C1 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)

76. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - C1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

76. 2.   Bouwregels

76. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       het aantal te bouwen wooneenheden zal ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven aantal bedragen;

d.      de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 4 m zal bedragen.

76. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  9 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

76. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 76.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

76. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

76. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

76. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’. ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’. ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

-          geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is op een woonhuis met meer dan één naar de weg gekeerde gevel;

2.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

6.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

7.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

8.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

76. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 76.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 77:          Wonen - C2 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)

77. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - C2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

77. 2.   Bouwregels

77. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       het aantal te bouwen wooneenheden zal ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven aantal bedragen;

d.      de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 4 m zal bedragen.

77. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

77. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 77.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

77. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

77. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

77. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

-          geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is op op een woonhuis met meer dan één naar de weg gekeerde gevel;

2.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

6.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

7.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

8.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

77. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 77.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 78:          Wonen - C3 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)

78. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - C3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

78. 2.   Bouwregels

78. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       het aantal te bouwen wooneenheden zal ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven aantal bedragen;

d.      de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 8 m zal bedragen.

78. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100  m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

78. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 78.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat: 

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

78. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

78. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

78. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

-          geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is op een woonhuis met meer dan één naar de weg gekeerde gevel;

2.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

6.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

7.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

8.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

78. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 78.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 79:          Wonen – C4 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)

79. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - C4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

79. 2.   Bouwregels

79. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       het aantal te bouwen wooneenheden zal ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven aantal bedragen;

d.      de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 4 m bedragen.

79. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  4 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100  m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

79. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 79.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

79. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

79. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

79. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

-          geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is op een woonhuis met meer dan één naar de weg gekeerde gevel;

2.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

6.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

7.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

8.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

79. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 79.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 80:          Wonen - C5 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)

80. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - C5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:;

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

80. 2.   Bouwregels

80. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       het aantal te bouwen wooneenheden zal ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven aantal bedragen;

d.      de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 8 m bedragen.

80. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  8 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

80. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 80.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

80. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

80. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

80. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’ en/of ‘Wonen – C6’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

-          geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is op een woonhuis met meer dan één naar de weg gekeerde gevel;

2.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

6.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

7.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

8.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

80. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 80.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 81:          Wonen - C6 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)

81. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘ Wonen - C6’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

81. 2.   Bouwregels

81. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       het aantal te bouwen wooneenheden zal ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven aantal bedragen;

d.      de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen.

81. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste  12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

81. 2. 3. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 81.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

81. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

81. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

81. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’ en/of ‘Wonen – C5’;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen - B6’, mits:

-          geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

c.       de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is op een woonhuis met meer dan één naar de weg gekeerde gevel;

2.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

6.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

7.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

8.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

d.      de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

e.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

4.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

81. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 81.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 82:          Wonen - C7 (rijen woningen boerderijtypen)

82. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - C7’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

2.      het wonen in combinatie met:

a.       winkels, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

b.       bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


82. 2.   Bouwregels

82. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;

b.      de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

c.       het aantal te bouwen wooneenheden zal ten hoogste het in dat bouwvlak aangegeven aantal bedragen;

d.      de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 15 m bedragen, met dien verstande dat:

-          de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten hoogste 4 m zal bedragen.

82. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 15 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.      de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.


82. 2. 3. Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 82.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

82. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²,

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als  “dienstverlening”.

82. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

82. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een functieverandering van het gehele oorspronkelijke boerderijpand welke gelegen is in een dorpsuitloper of binnen het landelijk gebied;

2.      de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;

6.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’;

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – A7’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’ en/of ‘Wonen – B7’, mits:

-          geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

d.      de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied …”, wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Detailhandel – 1’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een functieverandering van het gehele oorspronkelijke boerderijpand;

2.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 350 m²;

3.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

4.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

5.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

6.      de functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

7.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de  ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

8.      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

e.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “Wro-zone - wijzigingsgebied …”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-          winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;

-          bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

-          dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;

mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

f.        de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de opper-vlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 300 m² ;

2.      het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedra-gen, met een maximum van 200 m²;

3.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²; 

4.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

5.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

6.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving  (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 

g.      de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

h.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

82. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 82.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 83:          Wonen - D1 (bouwstroken)

83. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - D1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

83. 2.   Bouwregels

83. 2. 1. Bouw van gebouwen en overkappingen

a.       de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, met een maximum van 250 m²;

b.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw be-doeld in lid 83.2.2. onder a, zal per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen.

83. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       een woonhuis zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      het maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in sub a., zal ten hoogste het de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” aangegeven aantal bedragen; 

c.       het maximaal aantal woningen zal ten hoogste het in de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;

d.      in afwijking van het bepaalde in sub a., zullen overige gebouwen en overkappingen ten minste 1 m achter de voorbouwgrens worden gebouwd;

e.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien ver-stande dat:

1.      de goothoogte van het gebouw bedoeld in sub a., binnen een af-stand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens ten hoogste 4 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

3.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

f.        de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw bedoeld in sub a., zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

g.      de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,5 m bedragen.

83. 2. 3. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de gebouwen en overkappingen zullen ten minste 1 m achter het verlengde van de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

c.       de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoog­ste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

d.      de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen.


83. 2. 4. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 83.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m be­dragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinaf­scheidingen vóór (het verlengde van) de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

83. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde het gebouw als bedoeld in lid 83.2.2. onder a., als zelf­standige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhan­del;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfs­doeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfs­vloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m².

83. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

83. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen - B6’, ‘ Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen – D2’, ‘Wonen – D3’, ‘Wonen – D4’, ‘Wonen – D5’ en/of ‘Wonen – D6’;

b.      het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal woningen wordt vergroot, mits:

-          de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

c.       het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in lid 83.2.2 onder b., wordt vergroot;

d.      de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewij­zigd, mits:

1.      de aangegeven voorbouwgrens met ten hoogste 3 m zal worden verlegd;

2.      de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

83. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 83.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsi­tuatie, de landschappelijke- en de archeologische waarden, de natuur­waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aan­grenzende gronden.


Artikel 84:          Wonen - D2 (bouwstroken)

84. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - D2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

84. 2.   Bouwregels

84. 2. 1. Bouw van gebouwen en overkappingen

a.       de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, met een maximum van 250 m²;

b.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw be-doeld in lid 84.2.2. onder a., zal per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen.

84. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       een woonhuis zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      het maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in sub a, zal ten hoogste het de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” aangegeven aantal bedragen; 

c.       het maximaal aantal woningen zal ten hoogste het in de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;

d.      in afwijking van het bepaalde in sub a., zullen overige gebouwen en overkappingen ten minste 1 m achter de voorbouwgrens worden gebouwd;

e.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien ver-stande dat:

1.      de goothoogte van het gebouw bedoeld in sub a., binnen een af-stand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens ten hoogste 4 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

3.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

f.        de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw bedoeld in sub a., zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

g.      de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,5 m bedragen.

84. 2. 3. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de gebouwen en overkappingen zullen ten minste 1 m achter het verlengde van de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

c.       de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoog­ste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

d.      de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen.


84. 2. 4. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 84.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m be­dragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinaf­scheidingen vóór (het verlengde van) de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten bouwhoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

84. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde het gebouw bedoeld in lid 84.2.2. onder a., als zelf­standige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhan­del;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfs­doeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfs­vloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m².

84. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

84. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’ ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen - B6’, ‘ Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen – D1’, ‘Wonen – D3’, ‘Wonen – D4’, ‘Wonen – D5’ en/of ‘Wonen – D6’;

b.      het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal woningen wordt vergroot, mits:

-          de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woning-bouwbeleid;

c.       het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in lid 84.2.2 onder b., wordt vergroot;

d.      de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewij­zigd, mits:

1.      de aangegeven voorbouwgrens met ten hoogste 3 m zal worden verlegd;

2.      de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

84. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 84.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsi­tuatie, de landschappelijke- en de archeologische waarden, de natuur­waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aan­grenzende gronden.

 


Artikel 85:          Wonen - D3 (bouwstroken)

85. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - D3’ aangewezen gronden zijn be-stemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

85. 2.   Bouwregels

85. 2. 1. Bouw van gebouwen en overkappingen

a.       de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, met een maximum van 250 m²;

b.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw be-doeld in lid 85.2.2. onder a., zal per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen.

85. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       een woonhuis zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      het maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in sub a, zal ten hoogste het de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” aangegeven aantal bedragen; 

c.       het maximaal aantal woningen zal ten hoogste het in de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;

d.      in afwijking van het bepaalde in sub a. zullen overige gebouwen en overkappingen ten minste 1 m achter de voorbouwgrens worden gebouwd;

e.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien ver-stande dat:

1.      de goothoogte van het gebouw bedoeld in sub a., binnen een af-stand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens ten hoogste 8 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

3.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

f.        de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw bedoeld in sub a., zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

g.      de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,5 m bedragen.

85. 2. 3. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de gebouwen en overkappingen zullen ten minste 1 m achter het verlengde van de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

c.       de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoog­ste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

d.      de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen.


85. 2. 4. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 85.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m be­dragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinaf­scheidingen vóór (het verlengde van) de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

85. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde het gebouw bedoeld in lid 85.2.2. onder a., als zelf­standige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhan­del;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfs­doeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfs­vloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m².

85. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

85. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’. ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’. ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen - B6’, ‘ Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen – D1’, ‘Wonen – D2’, ‘Wonen – D4’, ‘Wonen – D5’ en/of ‘Wonen – D6’;

b.      het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal woningen wordt vergroot, mits:

-          de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

c.       het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in lid 85.2.2 onder b., wordt vergroot;

d.      de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewij­zigd, mits:

1.      de aangegeven voorbouwgrens met ten hoogste 3 m zal worden verlegd;

2.      de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

85. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 85.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsi­tuatie, de landschappelijke- en de archeologische waarden, de natuur­waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aan­grenzende gronden.


Artikel 86:          Wonen - D4 (bouwstroken)

86. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - D4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

86. 2.   Bouwregels

86. 2. 1. Bouw van gebouwen en overkappingen

a.       de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, met een maximum van 250 m²;

b.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw be-doeld in lid 86.2.2. onder a., zal per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen.

86. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       een woonhuis zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      het maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in sub a., zal ten hoogste het de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;

c.       het maximaal aantal woningen zal ten hoogste het in de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;

d.      in afwijking van het bepaalde in sub a., zullen overige gebouwen en overkappingen ten minste 1 m achter de voorbouwgrens worden gebouwd;

e.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 4 m bedragen, met dien ver-stande dat:

1.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

f.        de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw bedoeld in sub a., zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

g.      de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,5 m bedragen.

86. 2. 3. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de gebouwen en overkappingen zullen ten minste 1 m achter het verlengde van de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 4 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

c.       de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoog­ste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

d.      de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen.


86. 2. 4. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 86.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m be­dragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinaf­scheidingen vóór (het verlengde van) de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

86. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde het gebouw bedoeld in lid 86.2.2. onder a., als zelf­standige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhan­del;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfs­doeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfs­vloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m².

86. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

86. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen - B6’, ‘ Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen – D1’, ‘Wonen – D2’, ‘Wonen – D3’, ‘Wonen – D5’ en/of ‘Wonen – D6’;

b.      het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal woningen wordt vergroot, mits:

-          de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

c.       het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in lid 86.2.2 onder b., wordt vergroot;

d.      de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewij­zigd, mits:

1.      de aangegeven voorbouwgrens met ten hoogste 3 m zal worden verlegd;

2.      de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

86. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 86.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsi­tuatie, de landschappelijke- en de archeologische waarden, de natuur­waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aan­grenzende gronden.


Artikel 87:          Wonen - D5 (bouwstroken)

87. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – D5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

87. 2.   Bouwregels

87. 2. 1. Bouw van gebouwen en overkappingen

a.       de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, met een maximum van 250 m²;

b.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw be-doeld in lid 87.2.2. onder a., zal per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen.

87. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       een woonhuis zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      het maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in sub a, zal ten hoogste het de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” aangegeven aantal bedragen; 

c.       het maximaal aantal woningen zal ten hoogste het in de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;

d.      in afwijking van het bepaalde in sub a., zullen overige gebouwen en overkappingen ten minste 1 m achter de voorbouwgrens worden gebouwd;

e.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 8 m bedragen, met dien ver-stande dat:

1.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

f.        de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw bedoeld in sub a., zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

g.      de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,5 m bedragen.

87. 2. 3. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de gebouwen en overkappingen zullen ten minste 1 m achter het verlengde van de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 8 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

c.       de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoog­ste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

d.      de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,5 m bedragen.

87. 2. 4. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 87.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m be­dragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinaf­scheidingen vóór (het verlengde van) de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

87. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde het gebouw bedoeld in lid 87.2.2. onder a., als zelf­standige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhan­del;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfs­doeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfs­vloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m².

87. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

87. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen - B6’, ‘ Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen – D1’, ‘Wonen – D2’, ‘Wonen – D3’, ‘Wonen – D4’ en/of ‘Wonen – D6’;

b.      het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal woningen wordt vergroot, mits:

-          de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

c.       het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in lid 87.2.2 onder b., wordt vergroot;

d.      de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewij­zigd, mits:

1.      de aangegeven voorbouwgrens met ten hoogste 3 m zal worden verlegd;

2.      de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

87. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 87.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsi­tuatie, de landschappelijke- en de archeologische waarden, de natuur­waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aan­grenzende gronden.


Artikel 88:          Wonen - D6 (bouwstroken)

88. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - D6’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.      <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        tuinen, erven en verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

88. 2.   Bouwregels

88. 2. 1. Bouw van gebouwen en overkappingen

a.       de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, met een maximum van 250 m²;

b.      de oppervlakte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw be-doeld in lid 88.2.2. onder a., zal per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen.

88. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       een woonhuis zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      het maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in sub a., zal ten hoogste het de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” aangegeven aantal bedragen; 

c.       het maximaal aantal woningen zal ten hoogste het in de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;

d.      in afwijking van het bepaalde in sub a., zullen overige gebouwen en overkappingen ten minste 1 m achter de voorbouwgrens worden gebouwd;

e.       de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien ver-stande dat:

1.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorbouwgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van een niet-vrijstaand gebouw, niet zijnde het ge-bouw bedoeld in sub a., binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens ten hoogste 3 m zal bedragen;

f.        de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw, niet zijnde het gebouw bedoeld in sub a., zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

g.      de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,5 m bedragen.

88. 2. 3. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       de gebouwen en overkappingen zullen ten minste 1 m achter het verlengde van de voorbouwgrens worden gebouwd;

b.      de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.      de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

c.       de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoog­ste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

d.      de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen.

88. 2. 4. Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 88.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m be­dragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinaf­scheidingen vóór (het verlengde van) de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

88. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde het gebouw bedoeld in lid 88.2.2. onder a., als zelf­standige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhan­del;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfs­doeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfs­vloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m².

88. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

88. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen - B6’, ‘ Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’, ‘Wonen – D1’, ‘Wonen – D2’, ‘Wonen – D3’, ‘Wonen – D4’ en/of ‘Wonen – D5’;

b.      het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal woningen wordt vergroot, mits:

-          de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

c.       het in een bouwvlak aangegeven maximaal aantal aaneen te bouwen woonhuizen, als bedoeld in lid 88.2.2 onder b., wordt vergroot;

d.      de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewij­zigd, mits:

1.      de aangegeven voorbouwgrens met ten hoogste 3 m zal worden verlegd;

2.      de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

88. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 88.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsi­tuatie, de landschappelijke- en de archeologische waarden, de natuur­waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aan­grenzende gronden.


Artikel 89:          Wonen - Wooncentrum

89. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Wooncentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van een wooncentrum;

b.      gebouwen, voorzover ten dienste van een wooncentrum, ten behoeve van:

1.      een winkel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

2.      onderhoud en beheer;

3.      bedrijfswoningen;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      wegen, straten en paden;

i.        water;

j.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

89. 2.   Bouwregels

89. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 89.1. onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

89. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 89.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

89. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”, in welk geval het verkoopvloeroppervlak ten hoogste 50 m²  mag bedragen;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

89. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

89. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

1.      ten minste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel onbebouwd blijft;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.      de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen, met dien verstande dat ten minste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel onbebouwd blijft;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.       de aanduiding “detailhandel” wordt aangebracht, mits:

1.      de winkel noodzakelijk is voor een goed functioneren van het wooncentrum;

2.      er binnen een voor de gebruikers van de bijzondere woonvorm redelijk te achten afstand  geen reguliere winkelvoorzieningen aanwezig zijn, die als alternatief voor de winkel zouden kunnen fungeren;

3.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

d.      in een aanduiding een (ander) bebouwingspercentage en/of andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

e.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

f.        de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

g.      de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.      de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.      de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

89. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 89.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 90:          Wonen - Woongebouw

90. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.      gebouwen ten behoeve van ondergrondse parkeergarages;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, woonstraten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        gebouwen en overkappingen;

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

90. 2.   Bouwregels

90. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 90.1. onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

c.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen;

e.       de diepte van een ondergrondse parkeergarage zal ten hoogste 5 m bedragen;

f.        een ondergrondse parkeergarage zal ten hoogste één bouwlaag tellen.


90. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 90.1. onder j. genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3 m bedragen;

b.      de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 6 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen.

90. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 90.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

90. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-        30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-        50 m²;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

90. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

90. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.      de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

2.      de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

3.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.      in een aanduiding een oppervlaktemaat wordt aangebracht, of in het geval van een bestaande maat wordt gewijzigd, welke aangeeft tot welke oppervlakte er gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd;

c.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

90. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 90.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 91:          Wonen - Woonwagens

91. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Woonwagens’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       standplaatsen voor woonwagens;

b.      gebouwen en overkappingen bij woonwagens;

c.       <gebiedsaanduiding … >, ter plaatse van de aanduiding “<gebiedsaanduiding … >”;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      groenvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.        speelvoorzieningen;

g.      wegen, straten en paden;

h.      water;

i.        openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

91. 2.   Bouwregels

91. 2. 1. Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende regels:

a.      een woonwagen zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.      het aantal woonwagens zal ten hoogste 5 bedragen;

c.      een woonwagen zal vrijstaand worden gebouwd;

d.      de onderlinge afstand tussen de woonwagens zal ten minste 5 m bedragen;

e.      de bouwhoogte van een woonwagen zal ten hoogste 4 m bedragen.

91. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 91.1. onder b. genoemde gebouwen en overkappingen bij woonwagens gelden de volgende regels:

a.      de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per woonwagen zal ten hoogste 15 m² bedragen;

b.      de goothoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 2,50 m bedragen;

c.      de dakhelling van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 40° bedragen.

91. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 91.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.      de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

91. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van de gronden als standplaats voor meer dan 5 woonwagens;

b.      het gebruik van gebouwen bij woonwagens als woning;

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

91. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

91. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

91. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 91.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

 

 

 

 


Artikel 92:          Wonen - Uit te werken

92. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Uit te werken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.      woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

i.        gebouwen en overkappingen;

j.        tuinen, erven en verhardingen;

k.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

92. 2.   Uitwerkingsregels

Burgemeester en Wethouders werken, overeenkomstig het gestelde in artikel 3.6 lid 1. onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 92.1. omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

92. 2. 1. Voor het bouwen van woonhuizen gelden de volgende regels:

a.       de uitwerking zal plaatsvinden vanaf ….;

b.      het aantal woonhuizen zal ten hoogste … bedragen;

c.       de afstand van een woonhuis tot de weg zal ten minste … m bedragen;

d.      de ruimtelijke opzet en vormgeving dient aan te sluiten bij het omrin-gende woongebied;

e.       de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;

f.        na toepassing van deze uitwerking zullen voor de betreffende gronden de regels van de bestemming(en) ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ en/of ‘Bos’ en/of ‘Groen - Groenvoorzieningen’ en/of ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’  en/of ‘Water – 2’ en/of ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen - B6’, ‘ Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’, ‘Wonen – C6’ van toepassing zijn.

92. 2. 2. Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

a.       de uitwerking zal plaatsvinden vanaf …;

b.      het aantal woningen zal ten hoogste … bedragen;

c.       de afstand van een woongebouw tot de weg zal ten minste … m bedragen;

d.      de bouwhoogte van een woongebouw zal ten minste … m bedragen;

e.       de ruimtelijke opzet en vormgeving dient aan te sluiten bij het omrin-gende woongebied;

f.        de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.      na toepassing van deze uitwerking zullen voor de betreffende gronden de regels van de bestemming(en) ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ en/of ‘Bos’ en/of ‘Groen – Groenvoorzieningen’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’ en/of ‘Water - 2’ en/of ‘Wonen – Woongebouw’ van toepassing zijn.

92. 3.   Bijzondere regels

Zolang en voor zover de in lid 92.2. bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bovengrondse bouwwerken slechts worden gebouwd, mits:

het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan.


Artikel 93:          Leiding - Gas

93. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.       een hoofdgastransportleiding;

met de daarbijbehorende:

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

93. 2.   Bouwregels

93. 2. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

93. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

93. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.

93. 3.   Aanlegvergunning

93. 3. 1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):

a.       het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

b.      het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;

c.       het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;

d.      het aanleggen van oppervlakteverhardingen;

e.       het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.

93. 3. 2. Het bepaalde in lid 93.3.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: 

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

93. 3. 3. De in lid 93.3.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

93. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

93. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

1.      vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

2.      geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;

b.      de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ wordt verwijderd.

93. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 93.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een veilig en doelmatig functioneren van de leiding.


Artikel 94:           Leiding - Hoogspanningsverbinding

94. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.       een bovengrondse hoogspanningsleiding;

met de daarbijbehorende:

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

94. 2.   Bouwregels

94. 2. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende  bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

94. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

94. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

de bouwhoogte van hoogspanningsmasten zal ten hoogste 40,00 m bedragen.

94. 3.   Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

het aanbrengen van opgaande beplanting;

94. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

94. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

1.      hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsleiding;

2.      vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

b.      de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt verwijderd.

94. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 94.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


Artikel 95:          Leiding – Overig <type leiding>

95. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Overig <type leiding>’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.       een <type leiding>;

met de daarbijbehorende:

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

95. 2.   Bouwregels

95. 2. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

95. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

95. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 2 m bedragen.

95. 3.   Aanlegvergunning

95. 3. 1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):

a.       het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

b.      het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;

c.       het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;

d.      het aanleggen van oppervlakteverhardingen;

e.       het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.

95. 3. 2. Het bepaalde in lid 95.3.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: 

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

95. 3. 3. De in lid 95.3.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

95. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

95. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

1.      vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

2.      geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;

b.      de dubbelbestemming ‘Leiding – Overig <type leiding>’ wordt verwijderd.

95. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 95.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een veilig en doelmatig functioneren van de leiding.


Artikel 96:          Leiding - Water

96. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende betemming(en), mede bestemd voor:

a.       een hoofdwaterleiding;

met de daarbijbehorende:

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

96. 2.   Bouwregels

96. 2. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomede bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

96. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

96. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.

96. 3.   Aanlegvergunning

96. 3. 1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):

a.       het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

b.      het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;

c.       het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;

d.      het aanleggen van oppervlakteverhardingen;

e.       het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.

96. 3. 2. Het bepaalde in lid 96.3.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: 

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

96. 3. 3. De in lid 96.3.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

96. 4.   Wijzigingsbevoegdheid

96. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

1.      vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

2.      geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;

b.      de dubbelbestemming ‘Leiding – Water’ wordt verwijderd.

96. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 96.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een veilig en doelmatig functioneren van de leiding.


Artikel 97:          Waarde - Archeologie

97. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

97. 2.   Aanlegvergunning

97. 2. 1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

a.       het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gron­den en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodem­struc­tuur;

b.      het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.

97. 2. 2. Het bepaalde in lid 97.2.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: 

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       betrekking hebben op een oppervlakte van 50 m² of minder;

d.      betrekking hebben op het delven van graven, indien de gronden bestemd zijn als ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’.

97. 2. 3. De in lid 97.2.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:

geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.

97. 3.   Wijzigingsbevoegdheid

97. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ wordt verwijderd.

97. 3. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 97.3.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.


Artikel 98:          Waarde - Cultuurhistorie

98. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de cultuurhistorische waarden.

98. 2.   Aanlegvergunning

98. 2. 1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

a.       het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gron­den en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodem­struc­tuur;

b.      het graven en dempen van waterpartijen en watergangen.

98. 2. 2. Het bepaalde in lid 98.2.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: 

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

98. 2. 3. De in lid 98.2.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:

geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de cultuurhistorische van het gebied.

98. 3.   Wijzigingsbevoegdheid

98. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie’ wordt verwijderd.

98. 3. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 98.3.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied.


Artikel 99:          Waarde – Landschap

99. 1.   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Landschap’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van (cultuur)landschappelijke waarden.

99. 2.   Aanlegvergunning

99. 2. 1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

a.       het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gron­den en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodem­struc­tuur;

b.      het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;

c.       het graven en dempen van waterpartijen en watergangen.

99. 2. 2. Het bepaalde in lid 99.2.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: 

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       betrekking hebben op het delven van graven, indien de gronden bestemd zijn als ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’.

99. 2. 3. De in lid 99.2.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:

geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de (cultuur)landschappelijke waarden van het gebied.

99. 3.   Wijzigingsbevoegdheid

99. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

de dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap’ wordt verwijderd.

99. 3. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 99.3.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (cultuur)landschappelijke waarden van het gebied.

 


Artikel 100:     Waterstaat – Waterstaatkundige functie

100. 1.                      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.       werken ten behoeve van de waterstaat, waaronder kaden en dijken;

met de daarbijbehorende:

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder sluizen en gemalen.

100. 2.                      Bouwregels

100. 2. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

100. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

100. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.

100. 3.                      Aanlegvergunning

100. 3. 1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):

a.       het ophogen en afgraven van de gronden;

b.      het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de toegelaten wegen en paden.

100. 3. 2. Het bepaalde in lid 100.3.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: 

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

100. 3. 3. De in lid 100.3.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gronden met een waterkerende (neven) functie.

100. 4.                      Wijzigingsbevoegdheid

100. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

1.      vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheer van de desbetreffende waterstaatkundige functie;

2.      geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de gronden met een waterkerende (neven)functie;

b.      de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ wordt verwijderd.

100. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 100.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gronden met een waterkerende en/of waterregulerende (neven)functie.


 

HOOFDSTUK 3.       algemene REGELS

Artikel 101:     Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 102:     Algemene bouwregels

102. 1.                      Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

102. 2.                      Horizontale windturbines

Er zullen geen horizontale windturbines worden gebouwd, tenzij de gronden zijn bestemd als ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Bedrijf – 3’, ‘Bedrijf – 4’, ‘Bedrijventerrein – 1’, ‘Bedrijventerrein – 2’, ‘Bedrijventerrein – 3’ en/of ‘Bedrijventerrein – 4’.

102. 3.                      Sloopvergunning

102. 3. 1. Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning), gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.

102. 3. 2. Het bepaalde in lid 102.3.1. is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

102. 3. 3. De in lid 102.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:

a.       de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

b.      de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;

c.       het delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 


Artikel 103:     Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.       het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

b.      het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

c.       het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;;

d.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein” of de gronden zijn bestemd als ‘Recreatie – 1C’;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 


Artikel 104:     Algemene aanduidingsregels

104. 1.                      Geluidzone - industrie

De functie van de gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie” is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van geluidsgevoelige objecten.

104. 1. 1. Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt, ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – industrie”, de volgende regel:

een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toe­laatbaar gebouw, of de uitbreiding daar­van, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor gel­dende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grens­waarde.

104. 1. 2. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.


104. 2.                       Geluidzone - luchtvaart

De functie van de gebieds aanduiding “geluidzone – luchtvaart” is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai van het luchtvaartterrein Leeuwarden op geluidsgevoelige gebouwen.

104. 2. 1. Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, mag niet worden gebouwd.

104. 2. 2. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van niet-geluidsgevoelige gebouwen als geluidsgevoelig gebouw.

104. 2. 3. Wijzigingsbevoegdheid

a.       Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

-          het bepaalde in de leden 104.2.1. en 104.2.2. buiten toepassing blijft, teneinde ingevolge de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige gebouwen te kunnen bouwen of gebruiken, mits:

wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels [5]).


104. 3.                      Geluidzone - spoor

De functie van de gebiedsaanduiding “geluidzone – spoor” is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige objecten.

104. 3. 1. Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag niet worden gebouwd.

104. 3. 2. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.

104. 3. 3. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

-          het bepaalde in de leden 104.3.1. en 104.3.2. buiten toepassing blijft, teneinde ingevolge de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige objecten te kunnen bouwen of gebruiken, mits:

-          de geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.


104. 4.                      Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De functie van de gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied” is de bescherming van de grondwaterkwaliteit.

104. 4. 1. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.       p.m.

104. 4. 2. Wijzigingsbevoegdheid

a.       Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

1.      de gebiedsaanduiding “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied” wordt verwijderd, indien:

-          een verandering in de omvang en de begrenzing van milieubeschermingsgebieden in de Provinciale Milieuverordening daartoe aanleiding geeft;

2.      het bepaalde in lid 104.4.1. buiten toepassing blijft, teneinde het ingevolge de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebruik toe te staan, indien:

-          p.m.

b.      Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 104.4.2. onder a. bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de grondwaterkwaliteit van het gebied.


104. 5.                      Vrijwaringszone - vaarweg

De functie van de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone – vaarweg” is de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen vaarweg.

104. 5. 1. Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) gelden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - vaarweg” de volgende regels:

a.       ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mogen er geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone - vaarweg”;

b.      er mogen geen gebouwen worden gebouwd;

c.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 2 m bedragen.

104. 5. 2. Wijzigingsbevoegdheid

a.       Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

1.      de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

a.       vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de vaarweg;

b.       geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de gronden met een waterkerende (neven)functie;

2.      de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone - vaarweg” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien:

-          een verandering in de klassering van de betreffende vaarweg in de Provinciale Vaarwegenverordening daartoe aanleiding geeft.

b.      Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 104.5.2. onder a. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gronden met een waterkerende (neven)functie.

 


104. 6.                      Veiligheidszone – externe veiligheid

De functie van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” is het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie.

104. 6. 1. Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen op in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

104. 6. 2. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

104. 6. 3. Wijzigingsbevoegdheid

a.       Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

1.      de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” wordt verwijderd, mits:

-          de betreffende risicovolle functie ter plaatse niet meer aanwezig is;

2.      de omvang en situering van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” wordt gewijzigd, mits:

a.       de hoedanigheid van de betreffende risicovolle functie is gewijzigd;

b.       de ligging van de zone is afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels;

b.      Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 104.6.3. onder a. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

 


Artikel 105:     Algemene  wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

 

a.       in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:

-          de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m zal bedragen;

b.      de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ wordt aangebracht, indien:

1.      wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;

2.      hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

c.       de dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ wordt aangebracht, indien:

-          hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

d.      de dubbelbestemming ‘Leiding – Overig’ wordt aangebracht, indien:

1.      wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;

2.      hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

e.       de dubbelbestemming ‘Leiding – Water’ wordt aangebracht, indien:

-          hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

f.        de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ wordt aangebracht, indien:

-          door onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;

g.      de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie’ wordt aangebracht, indien:

-          door onderzoek cultuurhistorische en (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;

h.      de dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap’ wordt aangebracht, indien:

-          door aanvullend historisch onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;

i.        de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ wordt aangebracht, indien:

-          dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming, ophoging en verbetering van de gronden met een waterkerende en/of waterregulerende (neven)functie;

j.        de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone - vaarweg” wordt aangebracht, indien:

-          een verandering in de klassering van de betreffende vaarweg in de Provinciale Vaarwegenverordening daartoe aanleiding geeft;

k.      de gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied” wordt aangebracht, indien:

-          een wijziging van het beloop en/of een verandering in de omvang en de begrenzing van milieubeschermingsgebieden in de Provinciale Milieuverordening daartoe aanleiding geeft.

 


Artikel 106:     Overige regels

Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels van toepassing als bedoeld in de bijlage "Standaardregels (versie 2.0)".


HOOFDSTUK 4.       Overgangs- en slotregels

Artikel 107:     Overgangsrecht

107. 1.                      Overgangsrecht bouwwerken

a.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.      Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.

c.       Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

107. 2.                      Overgangsrecht gebruik

a.     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.     Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.     Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


Artikel 108:     Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het

Bestemmingsplan @

van de gemeente Tytsjerksteradiel.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………………….

 

 

 

De voorzitter,                                                                                  De griffier,

 

 

 

……………….                                                                                     ……………

 

 


 

 

 

 

 

BIJLAGE 1

Bedrijvenlijst


p.m.

 

 

 


BIJLAGE 2

Lijst met beroeps- en

bedrijfsactiviteiten aan huis


BEROEPS- EN BEDRIJFSACTIVITEITEN AAN HUIS

 

Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:

individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, lichaamsverzorging, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, dierenarts, alternatieve geneeswijzen enz.

 

Stoffeerderijbedrijven, waaronder:

(maat)kledingmakerij, kledingverstelbedrijf, meubelstoffeerderij, woningstoffeerderij,

waarbij detailhandel in stoffen en stofferingen in ieder geval is uitgesloten.

 

Kantoorfunctie voor bedrijvigheid die elders wordt uitgeoe­fend, zoals:

schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook voor bijvoorbeeld een detail- of groothandelsbedrijf of een aannemersbedrijf.

 

Reparatiebedrijfjes, waaronder:

schoen-/lederwarenreparatiebedrijf, uurwerkreparatiebedrijf, goud- en zilverwerkreparatiebedrijf, reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen, reparatie van muziekinstrumenten, computerservice- en informatietechnologiebedrijf, enz.

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.

 

Horeca:

logiesverstrekking in de vorm van bed en brôchje (bieden logies- en ontbijtgelegenheid).

 

Advies- en ontwerpbureaus, waaronder:

reclameontwerp, grafisch ontwerp, tuinontwerp- en advies, (binnenhuis)architect, (steden)bouwkundig ontwerp, juridisch advies, financieel advies, milieukundig advies, enz.

 

 

 

 

(Zakelijke) dienstverlening, waaronder:

notaris, advocaat, accountant, assurantie-/ verzekeringsbemiddeling, administratiekantoor,  vertaalbureau, exploitatie en handel in onroerende zaken, enz.

 

Overige dienstverlening, waaronder:

kappersbedrijf, schoonheidssalon, fotograaf, foto– en filmontwikkelbedrijf, kinderopvang (i.c. gastouder of kindercentrum met een capaciteit van < 10 kinderen), enz.

 

Onderwijs, waaronder:

autorijschool, onderwijs, niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of labora­torium.

 

 

===

 


 

 


BIJLAGE 3

Productenassortiment tuincentra en kwekerijen c.a.


PRODUCTENASSORTIMENT TUINCENTRA EN KWEKERIJEN C.A.

 

 

Specifieke artikelen voor inrichting en onderhoud van tuinen, waaronder:

B.     snijbloemen, bloemen/bollen;

C.     kruiden, zaden;

D.     kamerplanten, vaste planten, kuipplanten, water- en vijverplanten;

E.     bamboe;

F.      struiken, heesters, coniferen;

G.     sparren, kerstbomen;

H.     laanbomen, sierbomen, vruchtbomen, overige bomen.

 

Rechtstreeks samenhangende artikelen, waaronder:

I.         potgrond, tuingrond, speciale grond;

J.       bemestingsmateriaal, kunstmest, koemest;

K.     tuinturf, compost, turfstrooisel, schors, houtsnippers;

L.      bestrijdingsmiddelen;

M.     (elektrisch) tuingereedschap;

N.     hekwerken, afrasteringen, palen, schuttingen;

O.    vijvers en vijvermateriaal;

P.     sierbestratingen;

Q.    grind, kiezels, keien en brokstukken;

R.     bielzen, tegels;

S.     speeltoestellen;

T.      buitenverlichting;

U.     tuindecoratie;

V.      hobby- en kweekkastjes;

W.   dierenverblijven;

X.      tuinbeelden;

Y.      ornamenten t.b.v. tuininrichting;

Z.      tuinmeubelen;

AA. zonne- en windwijzers;

BB.regenmeters;

CC.                       plantenbakken, potten en vazen;

DD.                       regen- en composttonnen;

EE.tuinkaarsen en fakkels;

FF. bouwmaterialen voor de tuin;

GG.                       terrasoverkappingen, pergola’s;

HH.zonneschermen en zonwering;

II.       schuttingen;

JJ.   tuinhuisjes;

KK.serres en hobbyschuurtjes;

LL.  kunstbloemen en -planten;

MM.                       tuinkleding en –schoeisel.

 

 

===

 

BIJLAGE 4

Bouwregels molen


Een molen wordt bestemd conform de functie van de molen.

Voor een molen gelden desondanks afwijkende bouwregels.

Deze regels zijn in het navolgende weergegeven.

 

Molen

Bouwregels

Voor het bouwen van een molen gelden de volgende regels:

1.      een molen zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

2.      de bouwhoogte van een molen zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

 

 

===



* bouwvergunningsvrije bebouwing wordt op grond van jurisprudentie niet meegerekend

[1] Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart     van een lijn moet worden aangehouden.

 

[2] Bouwvergunningsvrije bebouwing wordt op grond van jurisprudentie niet meegerekend.

 

[3] en 4 In het buitengebied wordt als standaard een minimum dakhelling van 20° gehanteerd, conform de regeling voor woningen bij agrarische bedrijven 1 en 2. Binnen de bebouwde kom kan als standaard eenzelfde regeling gehanteerd worden als voor andere bedrijfswoningen. Dus alleen een maximum helling van 60°.

 

 

[5] Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart