Artikel 49 Wonen - Wooncentrum
49. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Wooncentrum’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a.
gebouwen ten behoeve van een
wooncentrum;
b.
gebouwen, voor zover ten dienste
van een wooncentrum, ten behoeve van:
1.
een winkel, ter plaatse van de
aanduiding “detailhandel”;
2.
onderhoud en beheer;
met daaraan ondergeschikt:
c.
restauratieve voorzieningen;
d.
groenvoorzieningen;
e.
parkeervoorzieningen;
f.
speelvoorzieningen;
g.
wegen, straten en paden;
h.
water;
i.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j.
tuinen, erven en terreinen;
k.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
49. 2.
Bouwregels
49. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 49.1. onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a.
een gebouw zal binnen een bouwvlak
worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
c. in afwijking van het gestelde onder lid 32.2.1 onder a. mogen buiten het bouwvlak ten hoogste 5 vrijstaande gebouwen of overkappingen mogen worden gebouwd;
d.
de oppervlakte van een buiten het bouwvlak
gelegen gebouw of overkapping zal ten hoogste
e.
de goothoogte van een buiten het bouwvlak
gelegen gebouw zal ten hoogste
f.
de bouwhoogte van een buiten het bouwvlak
gelegen gebouw zal ten hoogste
49.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 49.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1.
de bouwhoogte van masten, niet
zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2.
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
49. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn
aangeduid als “detailhandel”, in welk geval het verkoopvloeroppervlak ten hoogste
b.
het gebruik van gronden en
bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;
c.
het gebruik van gronden en
bouwwerken als horecabedrijf.
49. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
49.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
een nieuw bouwvlak wordt
aangegeven, mits:
1.
ten minste 25% van de oppervlakte
van het bouwperceel onbebouwd blijft;
2.
de afstand ten opzichte van de
zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3.
de geluidsbelasting van de
geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of
een vastgestelde hogere grenswaarde;
b.
de oppervlakte van een aangegeven
bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt
gewijzigd, mits:
1.
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen, met dien verstande dat ten minste
25% van de oppervlakte van het bouwperceel onbebouwd blijft;
2.
de afstand ten opzichte van de
zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3.
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige
objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde
hogere grenswaarde;
c.
de aanduiding “detailhandel” wordt
verwijderd;
d.
in een bouwvlak in een aanduiding
“maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere
goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt
aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2.
de goothoogte van een gebouw ten
hoogste
3.
de bouwhoogte van een gebouw ten
hoogste
e.
in een aanduiding “maximale
bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten hoogste
f.
de aanduiding “karakteristiek”
wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt.
49.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 49.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.