Planregels bestemmingsplan Hurdegaryp 2010 |
Gemeente tytsjerksteradiel 25-11-2009 Planregels bp. Hurdegaryp 2010 versie 2.0 |
|||
regels |
|
|
|
inhoudsopgave |
|
|
blz.
|
HOOFDSTUK 1. Inleidende regels
HOOFDSTUK 2. Bestemmingsregels
Artikel 3: Agrarisch
- Cultuurgrond
Artikel 6: Bedrijf
– Nutsbedrijf, nutsvoorziening
Artikel 7: Bedrijf
- Verkooppunt van motorbrandstoffen
Artikel 13: Detailhandel
- Tuincentrum
Artikel 16: Groen
- Groenvoorzieningen
Artikel 21: Maatschappelijk
- Begraafplaats
Artikel 22: Maatschappelijk
- Medisch
Artikel 23: Maatschappelijk
- Onderwijs
Artikel 24: Maatschappelijk
- Religie
Artikel 25: Maatschappelijk
– Sociaal-/cultureel
Artikel 30: Verkeer
- Verblijf
Artikel 32: Wonen
– A1 (vrijstaande woningen)
Artikel 33: Wonen
- A2 (vrijstaande woningen)
Artikel 34: Wonen
- A3 (vrijstaande woningen)
Artikel 35: Wonen
- A4 (vrijstaande woningen)
Artikel 36: Wonen
- A5 (vrijstaande woningen)
Artikel 37: Wonen
- A6 (vrijstaande woningen)
Artikel 38: Wonen
- A7 (vrijstaande woningen boerderijtypen)
Artikel 39: Wonen
- B1 (twee onder één kap)
Artikel 40: Wonen
- B2 (twee onder één kap)
Artikel 41: Wonen
- B3 (twee onder één kap)
Artikel 42: Wonen
- B4 (twee onder één kap)
Artikel 43: Wonen
- B5 (twee onder één kap)
Artikel 44: Wonen
- B6 (twee onder één kap)
Artikel 45: Wonen
- C1 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)
Artikel 46: Wonen
- C2 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)
Artikel 47: Wonen
- C3 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)
Artikel 48: Wonen
- C5 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)
Artikel 49: Wonen
- Wooncentrum
Artikel 50: Wonen
- Woongebouw
Artikel 51: Leiding
- Hoogspanningsverbinding
Artikel 54: Waarde
- Archeologie
Artikel 55: Anti-dubbeltelregel
Artikel 56: Algemene
bouwregels
Artikel 57: Algemene
gebruiksregels
Artikel 58: Algemene
aanduidingregels
Artikel 59: Algemene
wijzigingsregels
In deze regels wordt
verstaan onder:
1. plan:
het bestemmingsplan
Hurdegaryp 2010 van de gemeente Tytsjerksteradiel;
2.
bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0737.13BPII-vg01 met de
bijbehorende regels (en eventuele bijlagen*);
* afhankelijk van plan
3.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak
of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding
indien het een vlak betreft;
5.
aan- en afmeersteiger:
constructie aan een oever of
kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en
ligplaats innemen van vaartuigen;
6.
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht
op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen
(houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
7.
archeologisch waardevol gebied:
een gebied waar zich in de
bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis beschermingswaardige voorwerpen
of sporen van vroegere samenlevingen bevinden;
8.
archeologische waarden:
de waarden die verband
houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van
vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de
wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;
9.
bar:
een horecabedrijf waar de
bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding
verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie
gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de
lokaliteit voltrekt;
10.
bebouwing:
één
of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
11.
bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven
percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal
mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken,
geen gebouwen zijnde;*
12.
bedrijfsgebouw:
een
gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
13.
bedrijfswoning:
een woning in of bij een
gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van)
een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de
bestemming van het gebouw of het terrein;
14.
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor
ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het
risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden
gehouden;
15.
beroeps- of bedrijfsactiviteit aan
huis:
een beroeps- of
bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2, dan wel een naar de aard of
invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een
woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
a.
het woonhuis in overwegende mate de
woonfunctie behoudt;
b.
de ruimtelijke uitwerking of
uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is,
waarbij:
-
het uiterlijk van de betreffende
woning niet wordt aangetast;
-
het beroep/bedrijf wordt
uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
-
het niet gaat om vormen van
detailhandel en/of horeca;
-
er geen onevenredige parkeerdruk
voor de omgeving optreedt;
16.
beroeps- c.q.
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale (bruto)
vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een
dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en
dergelijke;
17.
bestaand:
a. ten
aanzien van bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
-
bestaand ten tijde van de eerste
ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
b. ten
aanzien van het overige gebruik:
-
bestaand ten tijde van het van
kracht worden van dit plan;
18.
bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak;
19.
bestemmingsvlak:
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
20.
bijzondere recreatieve voorziening:
een voorziening ten behoeve
van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;
21.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
22.
bouwgrens:
de
grens van een bouwvlak;
23.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van
een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder;
24.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk
grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
25.
bouwperceelgrens:
de
grens van een bouwperceel;
26.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald
vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
27.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang
van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect
met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de
grond;
28.
café:
een horecabedrijf waar de
bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding
verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie
gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de
bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
29.
cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en
tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met
uitzondering van bosgronden;
30.
cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of
de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven
aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van
die geschiedenis;
31.
cultuurlandschappelijke waarden:
een gebied met een
toegekende waarde ontstaan door het gebruik van dat gebied in de loop van de geschiedenis
door de mens en dat behouden dient te worden;
32.
dak:
iedere
bovenbeëindiging van een gebouw;
33.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of
leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik
of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige
activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals
meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren
(bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
34.
dienstverlenend bedrijf en/of
dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling,
waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op
administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch,
intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch,
(para-/sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein,
alsmede uitzend- en/of detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in
kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander
evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven
in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of
werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;
35.
dykswâl:
een door de mens opgeworpen,
langgerekte aarden wal met een aaneengesloten opgaande beplanting;
36.
eerste bouwlaag:
de
bouwlaag op de begane grond;
37.
erf:
het binnen de (woon)bestemming
en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van
het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
38.
erker:
een hoek- of rondvormig
uitgebouwd deel van een woonhuis, bouwkundig bestaande uit een “lichte”
constructie met een overwegend transparante uitstraling;
39.
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke
is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van
porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een
seksautomatenhal;
40.
evenement:
een vorm van recreatief
medegebruik inhoudende een publieke activiteit met een tijdelijk,
plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in
de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter
ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele,
religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarmee gelijk te stellen
activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten,
wedstrijden, bijeenkomsten, festivals e.d.;
41.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor
mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt;
42.
gebruiksmogelijkheden:
de mogelijkheden om gronden
en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
43.
geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege
een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
44.
geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een
terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als
geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
45.
geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter
bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de
Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
46.
geluidszoneringsplichtige
inrichting:
een inrichting, bij welke
ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een
bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
47.
hoekerker:
een
erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;
48.
hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan
in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige
objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval
kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit
Geluidhinder;
49.
horecabedrijf:
een bedrijf, waar
bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden
verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al
dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een
erotisch getinte vermaaksfunctie;
50.
horecabedrijf categorie 1:
een complementair
horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet
of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van
andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie,
zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar,
lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur
en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen
horecabedrijf;
51.
horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf met een in het
algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is
gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals
een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de
aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan
niet in combinatie met logiesvertrekking
of een zalencentrum;
52.
horecabedrijf categorie 3:
een horecabedrijf, dat voornamelijk
is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische)
dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak,
zoals een bardancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed
op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
53.
horecabedrijf categorie 4:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak
is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel,
motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk
te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een
café-restaurant;
54.
horecavloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimte
binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken,
etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-,
opslag- en administratieruimten, e.d.);
55.
hotel:
een horecabedrijf waar tegen
vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;
56.
houtteelt:
een bedrijfsmatige
uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe
hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend
van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
57.
incidenteel evenement:
een
eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement;
58.
kampeermiddel:
a. een
tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b. enig
ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte
daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze
onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend
zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor
recreatief nachtverblijf;
59.
kantine:
een restauratieve voorziening ten
dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van
etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van
dat bedrijf of die instelling;
60.
kantoor:
een gebouw zonder of met een
ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van
administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen
functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;
61.
kap:
iedere
bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
62.
kas:
een gebouw, waarvan de
wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander
lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of
planten;
63.
kunstobject:
voortbrengsel van de
beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
64.
kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden,
zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een
sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
65.
kwetsbaar object:
een object waarvoor
ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het
risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in
achtgenomen moet worden;
66.
landschappelijke waarden:
waarden in verband met de
verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren
en/of elementen in dat gebied.
De landschappelijke waarden
van het woudengebied (coulisselandschap) bestaan in het bijzonder uit de
relatief kleinschalige verkaveling (regelmatig verkavelingspatroon) en de aanwezigheid
van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van hout- of
boomsingels (meestal elzen bij sloten) en/of dykswâlen, veelal in combinatie
met een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard), streekeigen
bebouwing (boerderijen en wâldhúskes). Daarnaast kan de aanwezigheid van
bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben bepalend zijn
voor de landschappelijke waarden.
In het open landschap is
naast de openheid en de beperkte aanwezigheid van bebouwing met name de
verkavelingsrichting en het kavelpatroon belangrijk. Tevens worden de
landschappelijke waarden bepaald door de eventuele aanwezigheid van open
waterpartijen, sloten, vaarten, rietvelden, moerasbosjes en terpen;
67.
logiesverstrekking:
een horecabedrijfsactiviteit,
die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van
logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een
hotel, pension of kampeerboerderij;
68.
manege:
een voorziening met een
publieksgericht karakter, waar gelegenheid wordt geboden tot het berijden en
verzorgen van paarden en/of pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen,
alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen)
eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en ondergeschikte
detailhandel;
69.
meetverschil:
een door de feitelijke
terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en
een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
70.
mensa:
een
eetgelegenheid voor leerlingen of studenten;
71.
milieuafstand:
de grootste voor een bepaald
bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand ten opzichte van een
milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte
hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
72.
milieusituatie:
de waarde van een gebied in
milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen
milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op
het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar,
licht en/of trilling;
73.
natuurlijke waarden:
de
abiotische en biotische waarden van een gebied;
74.
natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende
waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen
voorkomende in dat gebied;
75.
niet-grondgebonden agrarische
bedrijfsvoering:
een agrarische
bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig
niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;
76.
onderbouw:
het doorlopend gedeelte van
een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;
77.
opvangcentrum:
plaats waar van elders
komende personen (met name vluchtelingen en/of thuis- en daklozen) opgevangen
en voorlopig gehuisvest en verzorgd worden;
78.
overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw
zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
79.
peil:
a. indien
op of in het land wordt gebouwd:
-
de hoogte van het afgewerkte
omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk met dien verstande dat, indien
het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten
hoogste
indien de hoogte van het
afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het
peil gerekend:
-
vanaf het laagste punt van het
omliggende afgewerkte terrein;
incidenteel aangebrachte en
ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
b.indien
op of in het water wordt gebouwd:
-
het ter plaatse door het waterschap
ten tijde van de eerste ter inzagelegging van het bestemmingsplan vastgestelde
waterpeil;
80.
pension:
een horecabedrijf dat als
hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd met als
nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende
gasten, een en ander zonder vermaaksfunctie;
81.
periodiek evenement:
een evenement dat in min of
meer dezelfde vorm met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld wekelijks,
maandelijks of (half)jaarlijks) wordt gehouden;
82.
persoonlijke dienstverlening:
dienstverlening gericht op het
persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen,
zoals een kappersbedrijf, schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;
83.
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die
ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het
productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de
productiefunctie;
84.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen
tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen
vergoeding;
85.
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van
gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit
recreatieve gebruik is toegestaan;
86.
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt
in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
87.
recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard
en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
88.
recreatiewoonschip:
een woonschip dat naar de
aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
89.
restauratieve voorziening:
voorziening ten dienste van een
bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en
dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals
een kantine of mensa;
90.
risicovolle functie:
een risicovolle inrichting,
een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het
transport van gevaarlijke stoffen;
91.
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke
ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde,
richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij
het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare
objecten;
92.
seksinrichting:
een voor het publiek
toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting
wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische
massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een
parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
93.
slijterij:
een winkel in
alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;
94.
stacaravan:
een
caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
95.
straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in
stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige
bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen
bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing
onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die
ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
96.
tuincentrum:
een bedrijf waarbinnen
bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt en/of
waarbinnen detailhandel in tuininrichtingsartikelen plaatsvindt;
97.
tuininrichtingsartikelen:
specifieke artikelen voor de
inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks
samenhangende artikelen, zoals genoemd in bijlage 3;
98.
verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied
voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van
overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en
uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige
inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
99.
verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek
zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de
detailhandel;
100. verticale
diepte van een gebouw:
de
diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil;
101. volkstuin:
gronden waarop
niet-bedrijfsmatige teelt van groenten en/of fruit en het kweken van
siergewassen wordt uitgeoefend;
102. volumineuze
detailhandel:
detailhandel in goederen,
die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft
voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en
tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;
103. voorbouwgrens:
de naar de weg gekeerde
bouwgrens, met dien verstande dat, indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen, de bouwgrens die door de
ligging en/of de situatie ter plaatse als voorbouwgrens moet worden aangemerkt;
104. voorgevel:
de naar de weg gekeerde
gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de
weg gekeerde gevel, de gevel die door de
ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel
moet worden aangemerkt;
105. voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan
in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige
objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder
en/of het Besluit geluidhinder;
106. vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak
is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk,
c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
107. weg:
alle voor het openbaar rij-
of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin
gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten,
alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
108. windturbine:
een bouwwerk, dat is bedoeld
om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op
te wekken en waarvan de rotor om een horizontale, dan wel om een verticale as draait
(horizontale respectievelijk verticale windturbine);
109. winkel:
een gebouw, dat een ruimte
omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de
detailhandel;
110. woning:
een complex van ruimten,
uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q.
een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
111. wooncentrum:
een accommodatie met
bijbehorende voorzieningen voor de huisvesting van personen die bij hun
normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische
en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of
gehandicapten;
112. woongebouw:
een gebouw, dat meerdere
naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat
met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
113. woonhuis:
een gebouw, dat één woning
omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven
elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een
eenheid beschouwd kan worden;
114. woonschip:
een
zich in het water bevindend object, dat dient als woning;
115. woonsituatie:
de waarde van een gebied
voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie
liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de
daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of
beperken van hinder;
116. woonwagen:
een voor bewoning bestemd
gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen
kan worden verplaatst.
2. 1.
Bij toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten[1]:
1. de dakhelling:
langs
het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant
van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel;
3.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de
begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het
hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan
6.
de lengte, breedte en diepte van
een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken
door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
7.
het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken
van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;[2]
8.
de afstand tot de zijdelingse
bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf
enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
9.
de hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan het hoogste
punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;
10.
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de
(wieken)as van de windturbine.
2. 2.
Bij de toepassing van het
bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of
bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing
gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van
hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer
beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Artikel 3:
Agrarisch
- Cultuurgrond
3. 1. Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Agrarisch - Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. cultuurgrond;
b. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van een agrarisch bedrijf voor het tijdelijk
onderbrengen van vee en/of de tijdelijke opslag van gewassen en/of agrarische
producten;
c. volkstuinen
en gebouwen ten behoeve van volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding
“volkstuin”;
d. sloten,
bermen en beplanting;
met
daaraan ondergeschikt:
e. paden
en kavelontsluitingswegen;
f.
groenvoorzieningen;
g. parkeervoorzieningen;
h. water;
i.
het recreatief medegebruik;
j.
waterhuishoudkundige voorzieningen;
k. openbare
nutsvoorzieningen;
met
de daarbij behorende:
l.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
waaronder kunstwerken.
3. 2.
Bouwregels
3. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 3.1. onder b. en c. genoemde gebouwen, en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale
bouwhoogte (m)” zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die
aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
3. 2. 2. Voor het bouwen van de in
lid 3.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
3. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot
een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de
Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
b. het
gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. 4.
Aanlegvergunning
3. 4. 1. Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren:
a. het
aanplanten van bomen en/of houtgewas, al dan niet ten behoeve van houtteelt
over een oppervlakte van meer dan
b. het
verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan
c. het
aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of
kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan
d. het
aanleggen van verharde en halfverharde paden;
e. het
afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan
f.
het aanleggen van voorzieningen ten
behoeve van het recreatief medegebruik;
g. het
graven of dempen van watergangen, uitsluitend indien dit een wijziging van het
kavelpatroon tot gevolg heeft.
3. 4. 2. Het bepaalde in lid 3.4.1.
is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
die:
a. het
normale onderhoud betreffen;
b. reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk
zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare
nutsvoorzieningen.
3. 4. 3. De in lid 3.4.1. genoemde
vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden.
3. 5.
Wijzigingsbevoegdheid
3. 5. 1. Burgemeester en wethouders
kunnen ten behoeve van een functieverbreding het bestemmingsplan wijzigen in
die zin dat:
a. de
aanduiding “volkstuin” wordt aangebracht;
b. de
aanduiding “volkstuin” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen volkstuinen
meer aanwezig zijn.
3. 5. 2. Burgemeester en wethouders
kunnen ten behoeve van een verruiming van de bestaande functie het bestemmingsplan
wijzigen in die zin dat:
a. een
aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.
3. 5. 3. Burgemeester en wethouders
kunnen toepassing geven aan de in de leden 3.5.1. en 3.5.2. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden, mits:
a. er
sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en de
gronden als één aaneengesloten geheel worden ingericht;
b. hierdoor
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de
cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de
verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf -
a.
gebouwen ten behoeve van:
1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
b.
restauratieve voorzieningen;
c.
groenvoorzieningen;
d.
parkeervoorzieningen;
e.
speelvoorzieningen;
f.
wegen, straten en paden;
g.
water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
i. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
j.
tuinen, erven en terreinen;
k.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4. 2.
Bouwregels
4. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 4.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a.
een gebouw zal binnen een bouwvlak
worden gebouwd;
b.
ter plaatse van de aanduiding
“maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de
goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven
goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding
aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste
het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
4. 2.
2. Voor
het bouwen van de in lid 4.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1.
de bouwhoogte van masten, niet
zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2.
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
4. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval
gerekend:
a.
het gebruik van de in lid 4.1.
onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in
bijlage 1 onder de categorie 1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op
de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn
voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik
van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in
bijlage 1 onder de categorie 1 genoemde bedrijven;
c.
het gebruik van gronden en
bouwwerken als horecabedrijf;
d.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
1.
productiegebonden detailhandel,
niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
e.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
4. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
4. 4.
1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
de oppervlakte van een aangegeven
bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt
gewijzigd, mits:
1.
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2.
de afstand ten opzichte van de
zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
b.
in een bouwvlak in een aanduiding
“maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere
goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt
aangegeven, mits:
1.
het bebouwingspercentage van het
bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2.
de goothoogte van een gebouw ten
hoogste
3.
de bouwhoogte van een gebouw ten
hoogste
c.
in een aanduiding “maximale
bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
d.
de aanduiding “karakteristiek” wordt
aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt;
e.
de bestemming wordt gewijzigd in de
bestemming(en) ‘Wonen - A
1.
ter plaatse geen bedrijf meer wordt
uitgeoefend;
2.
de te bouwen woningen in
overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging vigerende gemeentelijk en
provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch
geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
3.
de geluidsbelasting van de
geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of
een vastgestelde hogere grenswaarde.
4. 4.
2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf -
a.
gebouwen ten behoeve van:
1.
bedrijven die zijn genoemd in
bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de
invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van
geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of
vuurwerkbedrijven;
2.
een
opslag van LPG, ter plaatse van de aanduiding “specifiek vorm van bedrijf -
opslag LPG”;
3.
volumineuze detailhandel, ter
plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;
4.
detailhandel
in vis, schelpdieren, schaal- en weekdieren, in combinatie
met een beperkte horecafunctie,
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - vis,
schelpdieren, schaal- en weekdieren annex horeca”;
b.
bedrijfswoningen en de daarbij
behorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding
“bedrijfswoning”;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”,
de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
c.
restauratieve voorzieningen;
d.
groenvoorzieningen;
e.
parkeervoorzieningen;
f.
speelvoorzieningen;
g.
wegen, straten en paden;
h.
water;
i.
openbare nutsvoorzieningen;
j.
productiegebonden detailhandel, met
uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
k.
tuinen, erven en terreinen;
l.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5. 2. Bouwregels
5. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 5.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a.
een gebouw zal binnen een bouwvlak
worden gebouwd;
b.
ter plaatse van de aanduiding
“maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de
goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven
goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding
aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste
het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
5. 2.
2. Voor
het bouwen van de in lid 5.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbij
behorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.
een bedrijfswoning zal worden
gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
b.
het aantal bedrijfswoningen zal ten
hoogste één bedragen;
c.
voor inpandige bedrijfswoningen
zijn de regels van lid 5.2.1. van overeenkomstige toepassing;
d.
voor niet-inpandige
bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke
bouwaanduiding - a” de volgende regels:
1.
de goothoogte van een
bedrijfswoning zal ten hoogste
2.
de bouwhoogte van een
bedrijfswoning zal ten hoogste
3.
de dakhelling van een
bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
e.
voor niet-inpandige
bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke
bouwaanduiding - b” de volgende regels:
1.
de goothoogte van een
bedrijfswoning zal ten hoogste
2.
de bouwhoogte van een
bedrijfswoning zal ten hoogste
3.
de dakhelling van een
bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
f.
de andere gebouwen ten dienste van
de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde
bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;
g.
de goothoogte van andere gebouwen
ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste
h.
de bouwhoogte van andere gebouwen
ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste
i.
de bouwhoogte van overkappingen ten
dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste
j.
de gezamenlijke oppervlakte van
andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten
hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
k.
de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten
dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste
5. 2.
3. Voor
het bouwen van de in lid 5.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1.
de bouwhoogte van masten, niet
zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2.
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
5. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval
gerekend:
a.
het gebruik van de in lid 5.1.
onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b.
het gebruik van andere gebouwen ten
dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige
bewoning;
c.
het gebruik van gronden en bouwwerken
ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder
de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de
omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn
voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik
van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in
bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 genoemde bedrijven;
d.
het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf, met uitzondering van:
1.
detailhandel
in vis, schelpdieren, schaal- en weekdieren, in combinatie
met een beperkte horecafunctie,
ter plaatse van de aanduiding “specifieke
vorm van detailhandel - detailhandel vis, schelpdieren, schaal- en weekdieren
annex horeca”, mits:
-
de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte en
horecavloeroppervlakte niet meer dan
e.
het gebruik van gronden bouwwerken
ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
1.
productiegebonden detailhandel,
niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
2.
volumineuze detailhandel, ter
plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;
3.
detailhandel
in vis, schelpdieren, schaal- en weekdieren, in combinatie
met een beperkte horecafunctie,
ter plaatse van de aanduiding “specifieke
vorm van detailhandel - vis, schelpdieren, schaal- en weekdieren annex horeca”,
mits:
-
de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte en
horecavloeroppervlakte niet meer dan
f.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
g.
het gebruik van de gronden en
bouwwerken ten behoeve van de opslag van LPG, tenzij de gronden ter plaatse
zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - opslag LPG”.
5. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
5. 4.
1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
de oppervlakte van een aangegeven
bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt
gewijzigd, mits:
1.
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2.
de afstand ten opzichte van de
zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
b.
in een bouwvlak in een aanduiding
“maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een
andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage
wordt aangegeven, mits:
1.
het bebouwingspercentage van het
bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2.
de goothoogte van een gebouw ten
hoogste
3.
de bouwhoogte van een gebouw ten
hoogste
c.
de oppervlakte van de aanduiding
“bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding
“bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
1.
de oppervlakte van de aanduiding
ten hoogste
2.
de afstand ten opzichte van de
zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3.
de geluidsbelasting van de
geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of
een vastgestelde hogere grenswaarde;
d.
de aanduiding “bedrijfswoning”
wordt verwijderd;
e.
de
aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - opslag LPG” van de kaart wordt
verwijderd, mits:
-
de
betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
f.
in een aanduiding “maximale
bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
g.
de aanduiding “karakteristiek” wordt
aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt;
h.
de aanduiding “karakteristiek”
geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1.
de karakteristieke hoofdvorm niet
langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan
worden hersteld;
2.
de karakteristieke hoofdvorm in
zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die
het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;
i.
de bestemming wordt gewijzigd in de
bestemming(en) ‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen
– A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’,
‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’,
‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’, mits:
1.
ter plaatse geen bedrijf meer wordt
uitgeoefend;
2.
de te bouwen woningen in
overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging vigerende gemeentelijk en
provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch
geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
3.
de geluidsbelasting van de
geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of
een vastgestelde hogere grenswaarde.
5. 4.
2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 5.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6:
Bedrijf
– Nutsbedrijf, nutsvoorziening
6. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
voor het openbare nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen voor de gasvoorziening
en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
met de daarbij behorende:
g. tuinen,
erven en terreinen;
h. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
6. 2.
Bouwregels
6. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 6.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de
bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste
6. 2.
2. Voor
het bouwen van de in lid 6.1. onder h. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
6. 3.
Wijzigingsbevoegdheid
6. 3.
1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de aangrenzende bestemming(en) ‘Groen -
Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer -
b. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
6. 3.
2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 6.3.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7:
Bedrijf
- Verkooppunt van motorbrandstoffen
7. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
ten behoeve van:
1. een
verkooppunt van motorbrandstoffen, exclusief LPG;
2. een
verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding
“verkooppunt motorbrandstoffen met LPG”;
3. detailhandel
in bijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen en
weggebonden artikelen;
4. een
autowasinrichting;
b. een
vulpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding “vulpunt LPG”;
c. een
afleverzuil LPG, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf -
afleverzuil LPG”;
met daaraan ondergeschikt:
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f.
wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i.
tuinen, erven en terreinen;
j.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7. 2.
Bouwregels
7. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 7.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het
in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
7. 2.
2. Voor
het bouwen van de in lid 7.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
7. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval
gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 7.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij:
1. het
betreft detailhandel in motorbrandstoffen, bijbehorende accessoires,
benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen, zodanig dat de
gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte ten hoogste
2. het
betreft detailhandel in de vorm van weggebonden voedings- en genotmiddelen,
kranten, tijdschriften en snijbloemen, zodanig dat deze detailhandelsfunctie
ten hoogste
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken als verkooppunt voor LPG, tenzij de gronden
ter plaatse zijn aangeduid als “verkooppunt motorbrandstoffen met LPG”;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van LPG;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken als vulpunt van LPG, tenzij de gronden ter
plaatse zijn aangeduid als “vulpunt LPG”;
f.
het gebruik van gronden en
bouwwerken als afleverzuil LPG, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid
als “specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil LPG”;
g. het
gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van vuurwerk;
h. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
i.
het gebruik van gronden en
bouwwerken als horecabedrijf.
7. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
7. 4.
1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. De
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf –
1. de
aangrenzende gronden tevens zijn bestemd voor ‘Bedrijf –
2. de desbetreffende bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd;
b. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
c. de
aanduidingen “verkooppunt motorbrandstoffen met LPG”, “vulpunt LPG” en
“specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil LPG” worden verwijderd, mits:
- de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
d. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
e. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
7. 4.
2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 7.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bos
en bebossing;
b. groenvoorzieningen;
waarbij de bestaande landschappelijke en natuurwaarden
van de gronden zoveel mogelijk in stand worden gehouden;
met
daaraan ondergeschikt:
c. het
recreatief medegebruik;
d. paden
en wegen;
e. parkeervoorzieningen;
f.
speelvoorzieningen;
g. water;
h. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
waaronder kunstobjecten.
8. 2.
Bouwregels
8. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 8.1. onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
-
de bouwhoogte van masten, palen, gedenktekens en
kunstobjecten ten hoogste
8. 3.
Aanlegvergunning
8. 3.
1. Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het
afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan
b. het
aanleggen van verharde en halfverharde paden;
c. het
aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan
d. het
aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
8. 3.
2. Het
in lid 8.3.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden welke:
a. het
normale onderhoud betreffen;
b. reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. noodzakelijk
zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare
nutsvoorzieningen.
8. 3.
3. De
in lid 8.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke
of natuurwaarden van de gronden.
9. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum - B’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a.
gebouwen ten behoeve van:
1.
detailhandel;
2.
bedrijven, die zijn genoemd in
bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de
invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van:
a.
geluidszoneringsplichtige
inrichtingen;
b.
risicovolle inrichtingen;
c.
vuurwerkbedrijven voor:
- professioneel vuurwerk;
- de vervaardiging of assemblage van
consumentenvuurwerk;
3.
sociaal-culturele en
sociaal-medische doeleinden;
4.
horecabedrijven categorie 1;
voor zover het de eerste
bouwlaag betreft;
5.
dienstverlenende bedrijven en/of
instellingen;
6.
het wonen, al dan niet in
combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
7.
ondergrondse parkeergarages;
met daaraan ondergeschikt:
b.
groenvoorzieningen;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
speelvoorzieningen
e.
wegen, straten en paden;
f.
water;
g.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h.
tuinen, erven en terreinen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9. 2.
Bouwregels
9. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 9.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a.
een gebouw zal binnen een bouwvlak
worden gebouwd;
b.
ter plaatse van de aanduiding
“maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de
goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven
goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven
bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die
aanduiding aangegeven percentage bedragen;
c.
de diepte van een ondergrondse
parkeergarage zal ten hoogste
d.
een ondergrondse parkeergarage zal
ten hoogste één bouwlaag tellen.
9. 2.
2. Voor
het bouwen van de in lid 9.1. onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1.
de bouwhoogte van masten, niet
zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2.
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
9. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval
gerekend:
a.
het gebruik van vrijstaande
gebouwen buiten het bouwvlak als woning;
b.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in
bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de
invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;
c.
het gebruik van tweede en hogere
bouwlagen van een gebouw ten behoeve van de in lid 9.1. onder a. onder 1. t/m
4. genoemde functies;
d.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat
de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
-
30% van de totale gezamenlijke
begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
-
e.
het gebruik van gronden en
bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorie 1;
f.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zodanig
dat het verkoopvloeroppervlak meer dan
g.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke
stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;
h.
het gebruik van gronden en
bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan
i.
het gebruik van gronden en gebouwen
als verkooppunt van motorbrandstoffen.
9. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
9. 4.
1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
de oppervlakte van een aangegeven
bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt
gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b.
in een bouwvlak in een aanduiding
“maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een
andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage
wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van een gebouw ten
hoogste
-
de te bouwen woningen in
overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging vigerende gemeentelijk en
provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch
geregelde woningbouwcapaciteit in Hurgegaryp;
-
de geluidsbelasting van de
geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of
een vastgestelde hogere grenswaarde;
c.
in een aanduiding “maximale
bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
d.
de aanduiding “specifieke vorm van
detailhandel - voedings- en genotmiddelen” wordt verwijderd, indien sprake is
van bedrijfsbeëindiging of –verplaatsing;
e.
de aanduiding “karakteristiek”
wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt;
9. 4.
2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 9.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel -
a.
gebouwen ten behoeve van:
1. detailhandel;
2. het
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, voor zover het tweede en hogere bouwlagen betreft;
met daaraan ondergeschikt:
b.
groenvoorzieningen;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
speelvoorzieningen;
e.
wegen, straten en paden;
f.
water;
g.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h.
tuinen, erven en terreinen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10. 2.
Bouwregels
10.
2. 1. Voor
het bouwen van de in lid 10.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende
regels:
a.
een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
ter plaatse van de aanduiding
“maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de
goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven
goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding
aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste
het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
10.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 10.1. onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
10. 3.
Specifieke
gebruiksregels
10.
3. 1. Tot
een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de
Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik van gebouwen voor
bewoning, voor zover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij het een
ondergeschikte, niet zelfstandige gebruiksvorm betreft, die onderdeel uitmaakt
van de daarboven gelegen woonfunctie;
b.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat
de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale
gezamenlijke woonoppervlakte per woning met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
d.
het gebruik van gronden en
bouwwerken voor horecadoeleinden;
e.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat
het verkoopvloeroppervlak meer dan
f.
het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke
stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;
g.
het gebruik van gronden en
bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan
h.
het gebruik van gronden en gebouwen
als verkooppunt van motorbrandstoffen.
10. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
10.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
de bestemming wordt gewijzigd in de
bestemming(en) ‘Tuin’, ‘Verkeer -
Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen –
B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - C1’,
‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’, alsmede
de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de
aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b.
de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen – Woongebouw’, alsmede de
oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van
een (de) op de kaart aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de hoogte van een woongebouw
ten hoogste
2. de vergroting ten hoogste
25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
3. de te bouwen woningen in
overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging vigerende gemeentelijk en
provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch
geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
4. de geluidsbelasting van de
geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of
een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. rekening wordt gehouden met
de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of
landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de
gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c.
de oppervlakte van een aangegeven
bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt
gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
d.
in een bouwvlak in een aanduiding
“maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere
goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven,
mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
e.
in een aanduiding “maximale
bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
f.
de aanduiding “karakteristiek”
wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt.
10.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 10.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, archeologische waarden,
de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel -
a. gebouwen
ten behoeve van volumineuze detailhandel;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en terreinen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11. 2.
Bouwregels
11. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 11.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak
ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
11.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 11.1. onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
11. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 11.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in andere dan
volumineuze goederen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het
assortiment betreft;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en
explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het
assortiment betreft;
f.
het gebruik van gronden en
bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan
g. het
gebruik van gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.
11. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
11.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’,
‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen
– A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’,
‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen –
C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’, alsmede de ligging van het
(de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b.
de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen –Woongebouw’, alsmede de
oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van
een (de) op de kaart aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de hoogte van een woongebouw
ten hoogste
2. de vergroting ten hoogste
25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
3. de te bouwen woningen in
overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging vigerende gemeentelijk en
provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch
geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
4. de geluidsbelasting van de
geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of
een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. rekening wordt gehouden met
de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of
landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de
gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
d. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
e. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
f.
de aanduiding “karakteristiek”
wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt.
11.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 11.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden
indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en
bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke
waarden, de cultuurhistorische waarden, archeologische waarden, de
natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel -
a. gebouwen
ten behoeve van detailhandel;
b. bedrijfswoningen
en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de
aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f.
wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i.
tuinen, erven en terreinen;
j.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12. 2.
Bouwregels
12. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 12.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
12.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 11.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbij
behorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een
bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn
aangeduid als “bedrijfswoning”;
b. het
aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;
c. voor
inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 12.2.1. van overeenkomstige
toepassing;
d. voor
niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding
“specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:
1. de
goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
2. de
bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
3. de
dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
e. voor
niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding
“specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:
1. de
goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
2. de
bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
3. de
dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
f.
de andere gebouwen ten dienste van
de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde
bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;
g. de
goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten
hoogste
h. de
bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten
hoogste
i.
de bouwhoogte van overkappingen ten
dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste
j.
de gezamenlijke oppervlakte van
andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten
hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
k. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie
zal ten hoogste
12.
2. 3. Voor
het bouwen van de in lid 12.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
12. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 12.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de
bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en
explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het
assortiment betreft;
f.
het gebruik van gronden en
bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan
g. het
gebruik van gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.
12. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
12.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’,
‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen
– A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, , ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’,
‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen –
C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’, alsmede de ligging van het
(de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b.
de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen – Woongebouw’, alsmede de
oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van
een (de) op de kaart aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de hoogte van een woongebouw
ten hoogste
2. de vergroting ten hoogste
25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
3. de te bouwen woningen in
overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging vigerende gemeentelijk en
provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch
geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
4. de geluidsbelasting van de
geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of
een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. rekening wordt gehouden met
de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk
gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de
aangrenzende bouwpercelen;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
d. de
oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de
ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van de aanduiding ten hoogste
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de
aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;
f.
in een bouwvlak in een aanduiding
“maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere
goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt
aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
g. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
h. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
12.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 12.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 13:
Detailhandel
- Tuincentrum
13. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel - Tuincentrum’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a. gebouwen
ten behoeve van een tuincentrum, waaronder kassen;
b. bedrijfswoningen
en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de
aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
c. restauratieve
voorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f.
speelvoorzieningen
g. wegen,
straten en paden;
h. water;
i.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j.
tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
13. 2.
Bouwregels
13. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 13.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
13.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 27.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbij
behorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een
bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn
aangeduid als “bedrijfswoning”;
b. het
aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;
c. voor
inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 13.2.1. van overeenkomstige
toepassing;
d. voor
niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding
“specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:
1. de
goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
2. de
bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
3. de
dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
e. voor
niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding
“specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:
1. de
goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
2. de
bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
3. de
dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
f.
de andere gebouwen ten dienste van
de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde
bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;
g. de
goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten
hoogste
h. de
bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten
hoogste
i.
de bouwhoogte van overkappingen ten
dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste
j.
de gezamenlijke oppervlakte van
andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten
hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
k. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie
zal ten hoogste
13.
2. 3. Voor
het bouwen van de in lid 13.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
13. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 13.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de
bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders
dan een tuincentrum;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in
tuininrichtingsartikelen, zoals genoemd in bijlage 3.
13. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
13.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
b. de
oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de
ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van de aanduiding ten hoogste
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
c. de
aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;
d. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
e. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
f.
de aanduiding “karakteristiek” wordt
aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt;
g. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Agrarisch – Cultuurgrond’,
‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen
– A4’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Wonen – A6’ , mits:
1. ter
plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;
2. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
h. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Agrarisch –
Cultuurgrond’, ‘Bedrijf –
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste
2. de
goothoogte van bedrijfsgebouwen ten hoogste
3. de
bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ten hoogste
4. erfbebouwing
in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke zullen worden
gesloopt;
5. de
betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie
van de omringende kernen;
6. vestiging
niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied
bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een
dringende reden wordt gerechtvaardigd;
7. de
bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;
8. het
geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of
vuurwerkbedrijven betreft.
13. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 13.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd -
a. gebouwen
ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende
instellingen;
b. kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
c. restauratieve
voorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f.
speelvoorzieningen;
g. wegen,
straten en paden;
h. water;
i.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j.
tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
14. 2.
Bouwregels
14. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 14.1. onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden
gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
c. de
oppervlakte van een kantoor zal ten hoogste
14.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 14.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
14. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de gebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan
dienstverlening;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in
de vorm van ondergeschikte detailhandel in aan de dienstverlening gerelateerde
producten.
14. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
14.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A2’ en/of ‘Tuin’,
alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
te bouwen woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;
2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
c. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
d. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden,
dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw
(weer) karakteristiek wordt.
14. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 14.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd -
a. gebouwen
ten behoeve van:
1. dienstverlenende
bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
2. sociaal-medische
voorzieningen;
b. kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
c. restauratieve
voorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f.
speelvoorzieningen;
g. wegen,
straten en paden;
h. water;
i.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j.
tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
15. 2.
Bouwregels
15. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 15.1. onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage
(%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding
aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die
aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak
ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
c. de
oppervlakte van een kantoor zal ten hoogste
15.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 15.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
15. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van gebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders
dan dienstverlening;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in
de vorm van ondergeschikte detailhandel in aan de dienstverlening gerelateerde
producten.
15. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
15.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
c. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
d. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
e. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen - A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A
1. deze
wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding
“Wro – zone – wijzigingsgebied
2. het
aantal woningen ten hoogste 2 bedraagt;
3. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
4. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
15.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 15.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 16:
Groen -
Groenvoorzieningen
16. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen - Groenvoorzieningen’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. bermen
en beplanting;
c. paden;
d. water;
met daaraan ondergeschikt:
e. het
recreatief medegebruik;
f.
geluidwerende voorzieningen;
g. wegen
en straten;
h. tuinen;
i.
parkeervoorzieningen;
j.
speelvoorzieningen;
k. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
l.
verhardingen;
m. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.
16. 2.
Bouwregels
16.
2. 1. Voor
het bouwen van de in lid 16.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
16. 3.
Aanlegvergunning
16. 3. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het
verwijderen van geluidwerende voorzieningen.
16.
3. 2. Het
bepaalde in lid 16.3.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het
normale onderhoud betreffen;
b. reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
16.
3. 3. De
in lid 14.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen
verslechtering van de geluidssituatie optreedt.
16. 4. Wijzigingsbevoegdheid
16.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. een
nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
-
de oppervlakte ten hoogste
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – Nutsbedrijf,
nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk-
en regelstations, mits:
-
de oppervlakte ten hoogste
c. een
aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.
16.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 16.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke
waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de
natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen - Park’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. groenvoorzieningen;
b. plantsoenen;
c. waterlopen
en waterpartijen;
d. paden;
e. sportieve
en recreatieve voorzieningen in de vorm van een ijsbaan en gebouwen ten behoeve
van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;
waarbij de cultuurhistorische, landschappelijke en/of
natuurwaarden van het park zoveel mogelijk in stand worden gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
f.
het recreatief medegebruik;
g. parkeervoorzieningen;
h. speelvoorzieningen;
i.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
waaronder kunstobjecten en kunstwerken.
17. 2.
Bouwregels
17. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 17.1. onder e. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
17.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 17.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
-
de bouwhoogte van masten, palen,
kunstobjecten en speelvoorzieningen ten
hoogste
-
de bouwhoogte van lichtmasten ter
plaatse van de aanduiding “ijsbaan” ten hoogste
17. 3.
Aanlegvergunning
17.
3. 1. Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het
afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
b. het
aanleggen en/of verharden van paden met een oppervlakte van meer dan
c. het
aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan
d. het
graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen.
17.
3. 2. Het
in lid 17.3.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen
bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
a. het
normale onderhoud betreffen;
b. reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. noodzakelijk
zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare
nutsvoorzieningen.
17.
3. 3. De
in lid 17.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke
en/of natuurwaarden van het park.
17. 4. Wijzigingsbevoegdheid
17.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. een
nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
-
de oppervlakte ten hoogste
c. een
aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;
d. de
aanduiding “ijsbaan” wordt gewijzigd of verwijderd;
e. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – Nutsbedrijf,
nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk-
en regelstations, mits:
-
de oppervlakte ten hoogste
f.
in een aanduiding “maximale
bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
17.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 17.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de (cultuur)historische waarden en/of ruimtelijke kwaliteiten van het park,
het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de
verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de parkeersituatie en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca -
a. gebouwen
ten behoeve van horecabedrijven, categorie 1;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en terreinen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18. 2.
Bouwregels
18. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 18.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden
gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
18.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 18.1. onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
-
de bouwhoogte van masten, niet zijnde
antennemasten, en palen ten hoogste
18. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 18.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan
als horecabedrijf categorie 1;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan
detailhandel in ondergeschikte, aan de horecafunctie gerelateerde producten.
18. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
18.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
de bestemming wordt gewijzigd in de
bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijf’ en/of
de aangrenzende bestemming ‘Wonen - A
1. geen nieuw bouwvlak wordt aangebracht;
b. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
c. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
d. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
e. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
18.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 18.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca -
a. gebouwen
ten behoeve van:
1. horecabedrijven,
categorieën 1 en 2;
b. bedrijfswoningen
en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de
aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f.
wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i.
tuinen, erven en terreinen;
j.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19. 2.
Bouwregels
19. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 19.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden
gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
19.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 19.1. onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbij
behorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een
bedrijfswoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn
aangeduid als “bedrijfswoning”;
b. het
aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per horecabedrijf bedragen;
c. voor
inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 19.2.1. van overeenkomstige
toepassing;
d. voor
niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding
“specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:
1. de
goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
2. de
bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
3. de
dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
e. voor
niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding
“specifieke bouwaanduiding - b” de volgende regels:
1. de
goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
2. de
bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste
3. de
dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
f.
de andere gebouwen ten dienste van
de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde
bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;
g. de
goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten
hoogste
h. de
bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten
hoogste
i.
de bouwhoogte van overkappingen ten
dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste
j.
de gezamenlijke oppervlakte van
andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten
hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
k. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie
zal ten hoogste
19.
2. 3. Voor
het bouwen van de in lid 19.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
19. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 19.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de
bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan
als horecabedrijf categorieën 1 en 2;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan
ondergeschikte, detailhandel in aan de horecafunctie gerelateerde producten.
19. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
19.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Wonen –
A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen A-
1. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
c. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
d. de
oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de
ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van de aanduiding ten hoogste
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de
aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;
f.
in een aanduiding “maximale
bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
g. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
19.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 19.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca -
a. gebouwen
ten behoeve van horecabedrijven, categorieën 1, 2 en 4;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en terreinen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20. 2.
Bouwregels
20. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 20.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
20.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 20.1. onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
20. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 20.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de
bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan
als horecabedrijf categorieën 1, 2 en 4;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan
detailhandel in ondergeschikte, aan de horecafunctie gerelateerde producten.
20. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
20.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen - C6’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste
2. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
3. de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
d. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
e. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
f.
de aanduiding “karakteristiek”
wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten
een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
20.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 20.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 21:
Maatschappelijk
- Begraafplaats
21. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a. een
begraafplaats;
b. gebouwen
ten behoeve van onderhoud en beheer van een begraafplaats;
met
daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en terreinen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
waaronder (graf)monumenten, gedenktekens en kunstobjecten.
21. 2.
Bouwregels
21. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 21.1. onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. het
aantal gebouwen zal ten hoogste 2 bedragen;
b. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste
c. de
bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,5 m bedragen.
21.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 21.1. onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
-
de bouwhoogte van masten, palen, gedenktekens en
kunstobjecten ten hoogste
Artikel 22:
Maatschappelijk
- Medisch
22. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Medisch’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van medische en sociaal-medische voorzieningen;
b. dienstwoningen en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
c. restauratieve voorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. wegen, straten en paden;
h. water;
i. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j. tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22. 2.
Bouwregels
22. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 22.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage
(%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding
aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die
aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak
ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
22.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 22.1. onder b. genoemde dienstwoningen en de daarbij
behorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een
dienstwoning zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn
aangeduid als “bedrijfswoning”;
b. het
aantal dienstwoningen zal ten hoogste één per instelling bedragen;
c. voor
inpandige dienstwoningen zijn de regels van lid 22.2.1. van overeenkomstige
toepassing;
d. voor
niet-inpandige dienstwoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke
bouwaanduiding - a” de volgende regels:
1. de
goothoogte van een dienstwoning zal ten hoogste
2. de
bouwhoogte van een dienstwoning zal ten hoogste
3. de
dakhelling van een dienstwoning zal ten hoogste 60° bedragen;
e. voor
niet-inpandige dienstwoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke
bouwaanduiding - b” de volgende regels:
1. de
goothoogte van een dienstwoning zal ten hoogste
2. de
bouwhoogte van een dienstwoning zal ten hoogste
3. de
dakhelling van een dienstwoning zal ten hoogste 60° bedragen;
f.
de andere gebouwen ten dienste van
de (dienst)woonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde
bouwperceel gelegen dienstwoning worden gebouwd;
g. de
goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de (dienst)woonfunctie zal ten
hoogste
h. de
bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de (dienst)woonfunctie zal ten
hoogste
i.
de bouwhoogte van overkappingen ten
dienste van de (dienst)woonfunctie zal ten hoogste
j.
de gezamenlijke oppervlakte van
andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de (dienst)woonfunctie zal ten
hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van 100 m² bedragen;
k. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de (dienst)woonfunctie
zal ten hoogste
22.
2. 3. Voor
het bouwen van de in lid 22.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
22. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 22.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
22. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
22.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Maatschappelijk – Onderwijs’,
‘Maatschappelijk – Openbare dienstverlening’, ‘Maatschappelijk – Religie’ of
‘Maatschappelijk – Sociaal-/cultureel’, mits:
1. de
betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
2. er
voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’,
‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen
– A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’,
‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen - B6’, ‘ Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen –
C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’, alsmede de oppervlakte van
het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van een (de)
aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
3. rekening
wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de
oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van
een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste
2. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
3. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
4. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. rekening
wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
d. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage
(%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage
wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
f.
de oppervlakte van de aanduiding
“bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding
“bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van de aanduiding ten hoogste
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
g. de
aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;
h. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
i.
de aanduiding “karakteristiek”
wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt.
22.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 22.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 23:
Maatschappelijk - Onderwijs
23. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Onderwijs’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang;
b. daarbij behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
c. restauratieve voorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. wegen, straten en paden;
h. water;
i. openbare nutsvoorzieningen;
j. sociaal-medische of medische voorzieningen, indien de gronden op kaart zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - sociaal-medisch of medisch”;
met de daarbij behorende:
k. tuinen, erven en terreinen;
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23. 2.
Bouwregels
23. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 23.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
23.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 23.1. onder b. genoemde gebouwen en overkappingen
gelden de volgende regels:
a. buiten
het bouwvlak
mogen ten
hoogste 2 vrijstaande
gebouwen of overkappingen mogen worden gebouwd;
b. de
oppervlakte van een buiten het bouwvlak gelegen gebouw of overkapping zal ten
hoogste
c. de
goothoogte van een buiten het bouwvlak gelegen gebouw zal ten hoogste
d. de
bouwhoogte van een buiten het bouwvlak gelegen gebouw zal ten hoogste
23.
2. 3. Voor
het bouwen van de in lid 23.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
23. 3.
Specifieke
gebruiksregels
a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
b. het gebruik van de in lid 23.1. onder genoemde gebouwen voor bewoning;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
23. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
23.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Maatschappelijk - Medisch’,
‘Maatschappelijk – Openbare dienstverlening’, ‘Maatschappelijk - Religie’ of
‘Maatschappelijk – Sociaal-/cultureel’ mits:
1. de
betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
2. er
voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’,
‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Wonen - A1’,
‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’,
‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - B1’,
‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’,
‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen - C1’,
‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’,
‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’, alsmede de oppervlakte van het
(de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van een (de) aangegeven
bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de
aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
3. rekening
wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het
(de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van een (de) aangegeven
bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste
2. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
3. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
4. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. rekening
wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers
of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de
gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
d. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
f.
in een aanduiding “maximale
bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
g. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
23.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 23.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 24:
Maatschappelijk -
Religie
24. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Religie’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a. gebouwen
ten behoeve van levensbeschouwelijke voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
b. restauratieve
voorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f.
wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i.
tuinen, erven en terreinen;
j.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24. 2.
Bouwregels
24. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 24.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
24.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 24.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
24. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 24.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
24. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
24.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Maatschappelijk – Medisch’,
‘Maatschappelijk – Onderwijs’, ‘Maatschappelijk – Openbare dienstverlening’ of
‘Maatschappelijk – Sociaal-/cultureel’, mits:
1. de
betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
2. er
voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Tuin’,
‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen -
A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’,
‘Wonen - B6’, ‘ Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen –
C5’ en/of‘Wonen – C6’, alsmede de oppervlakte van het (de)
bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van een (de) aangegeven
bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
3. rekening
wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de
oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van
een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste
2. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
3. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de
aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
4. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. rekening
wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
d. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
e. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1.
het bebouwingspercentage van het
bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
f.
in een aanduiding “maximale
bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
g. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
24.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 24.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 25:
Maatschappelijk
– Sociaal-/cultureel
25. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Sociaal-/cultureel’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
ten behoeve van sociaal-culturele voorzieningen en kinderopvang;
met daaraan ondergeschikt:
b. restauratieve
voorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f.
wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i.
tuinen, erven en terreinen;
j.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25. 2.
Bouwregels
25. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 25.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden
gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
25.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 25.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
25. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 25.1. onder a. genoemde gebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
25. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
25.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Maatschappelijk – Medisch’,
‘Maatschappelijk – Onderwijs’, ‘Maatschappelijk – Openbare dienstverlening’ of
‘Maatschappelijk – Religie’, mits:
1. de
betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
2. er
voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen’,
‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Wonen – A1’,
‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’,
‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’,
‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’,
‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen – C1’,
‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’,
‘Wonen – C5’, en/of ‘Wonen – C6’, alsmede de oppervlakte van het
(de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van een (de) aangegeven
bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
3. rekening
wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de
oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot, dan wel de ligging van
een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. de
bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste
2. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
3. de
te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
4. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. rekening
wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
d. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
e. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1.
het bebouwingspercentage van het
bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
f.
in een aanduiding “maximale bouwhoogte
(m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
g. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
25.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 25.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport -
a. terreinen
ten behoeve van sport en sportieve recreatie;
b. gebouwen
ten behoeve van sport en sportieve recreatie, waaronder sportzalen,
verenigings- en kleedgebouwen, gebouwen voor beheer en onderhoud en tribunes;
met daaraan ondergeschikt:
c. het
recreatief medegebruik;
d. restauratieve
voorzieningen;
e. groenvoorzieningen;
f.
parkeervoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. wegen,
straten en paden;
i.
water;
j.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
k. erven
en terreinen;
l.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
waaronder tribunes en lichtmasten.
26. 2.
Bouwregels
26. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 26.1. onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
26.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 26.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten en lichtmasten, en palen ten
hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
3. de
bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste
26. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 26.1 onder b. genoemde gebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
26. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
26.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. een
nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
-
de oppervlakte ten hoogste
c. een
aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;
d. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
e. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de
bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste
2. de
bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste
26.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 26.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport -
a. gebouwen
ten behoeve van sport en sportieve recreatie;
met daaraan ondergeschikt:
b. het
recreatief medegebruik;
c. restauratieve
voorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f.
speelvoorzieningen;
g. wegen,
straten en paden;
h. water;
i.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j.
erven en terreinen;
k. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten.
27. 2.
Bouwregels
27. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 27.1. onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
27.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 27.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
27. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 27.1 onder a. genoemde gebouwen voor bewoning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
27. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
27.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. een
aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;
c. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het
bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
d. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
27.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 27.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen;
b. erkers;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f.
wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i.
erven en verhardingen;
j.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28. 2.
Bouwregels
28. 2. 1. Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
a. een
erker zal ten hoogste
b. de
afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste
1. sprake
is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke, aaneen gebouwde
woonhuizen;
2. sprake
is van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een gebouw, in welk geval
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
c. een
erker zal ten hoogste over 50% van de voorgevel worden gebouwd;
d. de
oppervlakte van een erker zal ten hoogste
28.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 28.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
28. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
28. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
28.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A
1. de
wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken
uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorspronkelijke
voorbouwgrens ten behoeve van een veranderende situering van het woonhuis;
2. de
oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste de oppervlakte van
het oorspronkelijke bouwvlak;
3. gebouwen
en overkappingen die buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, niet voor de
voorbouwgrens worden gebouwd;
4. de
gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak per
bouwperceel ten hoogste
5. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
6. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
7. rekening
wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
28.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 28.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer -
a. ontsluitingswegen
en -straten;
b. paden;
c. parkeervoorzieningen
en carpoolplaatsen;
d. bermen
en beplanting;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting
hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
e. gebouwen
ten behoeve van het verkeer, zoals wachtruimtes voor openbaar vervoer en/of
stallingruimten voor (brom)fietsen;
f.
geluidwerende voorzieningen;
g. groenvoorzieningen;
h. tuinen,
erven en terreinen;
i.
water;
j.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
k. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
29. 2.
Bouwregels
29. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 29.1. onder e. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak gebouwd worden;
b. de
bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste
29.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 29.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van palen en masten ten hoogste
2. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste
29. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
het inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het (de) aangegeven dwarsprofiel(en).
29. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
29.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. een
ander dwarsprofiel wordt aangegeven, mits:
-
de geluidsbelasting van de
geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of
een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. een
nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
-
de oppervlakte ten hoogste
c. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – Nutsbedrijf,
nutsvoorziening’, ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk-
en regelstations, mits:
-
de oppervlakte ten hoogste
d. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer – Verblijf’, mits:
1. de
functie van de betreffende weg is gewijzigd;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. een
aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;
f.
in een aanduiding “maximale
bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste
2. de
bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste
29.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 29.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 30:
Verkeer
- Verblijf
30. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. (woon)straten
en pleinen;
b. paden;
c. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
d. gebouwen
ten behoeve van het verkeer en verblijf, zoals wachtruimten voor openbaar
vervoer en/of stallingruimten voor (brom)fietsen;
e. garageboxen,
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - garageboxen”;
f.
het recreatief medegebruik;
g. groenvoorzieningen;
h. speelvoorzieningen;
i.
water;
j.
tuinen, erven en terreinen;
k. terrassen;
l.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
m. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
30. 2.
Bouwregels
30. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 30.1. onder d. en e. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. een
garagebox zal worden gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid
als “specifieke vorm van verkeer - garageboxen”;
c. per
gebied dat ter plaatse is aangeduid als “specifieke vorm van verkeer -
garageboxen”, dienen de garageboxen aaneen te worden gebouwd;
d. de
bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste
e. de
oppervlakte van een garagebox zal ten hoogste
30.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 30.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van palen en masten ten hoogste
2. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste
30. 3.
Wijzigingsbevoegdheid
30.
3. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. een
nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
-
de oppervlakte ten hoogste
b. de
aanduiding “specifieke vorm van verkeer - garageboxen” wordt aangegeven of
verwijderd;
c. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’
ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations,
mits:
-
de oppervlakte ten hoogste
d. de
bestemming wordt gewijzigd in de aangrenzende bestemmingen ‘Groen -
Groenvoorzieningen’ of ‘Tuin’, mits:
-
de geluidsbelasting van de
geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of
een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer -
1. de
functie van de betreffende weg is gewijzigd;
2. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
f.
een aangegeven bouwvlak wordt
verwijderd;
g. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste
2. de
bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste
30.
3. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 30.3.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
31. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water -
a. sloten,
tochten, vaarten, vijvers en poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en
waterpartijen;
b. kaden
en oevers;
c. aanleggelegenheid;
d. de
waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikt:
e. het
behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
f.
het recreatief medegebruik;
g. groenvoorzieningen;
h. paden;
i.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
waaronder kunstwerken.
31. 2.
Bouwregels
31.
2. 1. Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
31.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 31.1. onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van aanleggelegenheden ten hoogste
2. de
oppervlakte van een aanleggelegenheid ten hoogste
3. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste
4. de
bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste
b. er
zullen geen aan- en afmeersteigers worden gebouwd.
31. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden als (permanente) liggelegenheid of ligplaats voor (recreatie)vaartuigen of (recreatie)woonschepen.
31. 4. Aanlegvergunning
31. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van bomen en opgaande beplanting.
b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
d. het graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen.
31. 4. 2. Het bepaalde in lid 31.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
31. 4. 3. De in lid 31.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de gronden voor de waterhuishouding.
31. 5.
Wijzigingsbevoegdheid
31.
5. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer op het water ten hoogste
31.
5. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 31.5.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 32:
Wonen –
A1 (vrijstaande woningen)
32. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - A
a.
gebouwen en overkappingen ten
behoeve van:
1. het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”,
de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b.
groenvoorzieningen;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
speelvoorzieningen;
e.
wegen, straten en paden;
f.
water;
g.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h.
tuinen, erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
32. 2.
Bouwregels
32.
2. 1. Bouwen
van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot- en bouwhoogte zal ten
-
de goothoogte binnen een afstand
van
32. 2. 2. Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als
“maximum oppervlakte (m2)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van
andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de
in een aanduiding aangegeven oppervlakte zal bedragen.
32.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 32.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
32. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
32. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
32.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’,
‘Wonen – A4,’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Wonen – A6’;
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’,
‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten minste
2. de
te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. het
parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;
5. de
woningen op een adequate wijze worden ontsloten;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende
bouwpercelen;
6. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
f.
de aanduiding “karakteristiek”
geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de
karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen
aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de
karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in
relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
32.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 32.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 33:
Wonen -
A2 (vrijstaande woningen)
33. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - A
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van
1. het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”,
de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
33. 2.
Bouwregels
33. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot- en bouwhoogte zal ten hoogste
-
de goothoogte binnen een afstand
van
33.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet vrijstaande gebouwen zal ten hoogste
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als
“maximum oppervlakte (m2)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van
andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de
in die aanduiding aangegeven oppervlakte zal bedragen.
33.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 33.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
33. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
33. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
33.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A3’,
‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Wonen – A6’;
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’,
‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten minste
2. de
te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. het
parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;
5. de
woningen op een adequate wijze worden ontsloten;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende
bouwpercelen;
6. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de
aanduiding “karakteristiek” in een bestemmingsvlak wordt aangebracht, indien
door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
f.
de aanduiding “karakteristiek” geheel
of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de
karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende
wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de
karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in
relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
33.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 33.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 34:
Wonen -
A3 (vrijstaande woningen)
34. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – A3’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”,
de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
34. 2.
Bouwregels
34. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot- en bouwhoogte zal ten hoogste
-
de goothoogte binnen een afstand
van
34.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als
“maximum oppervlakte (m2)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van
andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de
in die aanduiding aangegeven oppervlakte zal bedragen.
34.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 34.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
34. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
34. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
34.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Wonen – A6’;
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’,
‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten minste
2. de
te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. het
parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;
5. de
woningen op een adequate wijze worden ontsloten;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende
bouwpercelen;
6. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
f.
de aanduiding “karakteristiek”
geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de
karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende
wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de
karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in
relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
34.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 34.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 35:
Wonen -
A4 (vrijstaande woningen)
35. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - A
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
35. 2.
Bouwregels
35. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot- en bouwhoogte zal ten hoogste
35.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
35.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 35.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
35. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
35. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
35.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Wonen – A6’;
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’,
‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten minste
2. de
te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de
aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. het
parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;
5. de
woningen op een adequate wijze worden ontsloten;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende
bouwpercelen;
6. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
35.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 35.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 36:
Wonen -
A5 (vrijstaande woningen)
36. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - A
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
36. 2.
Bouwregels
36. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot en bouwhoogte zal ten hoogste
36.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als
“maximum oppervlakte (m2)“, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van
andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de
in die aanduiding aangegeven oppervlakte zal bedragen.
36.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 36.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
36. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteit
aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt
dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige
bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer
bedraagt dan
36. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
36.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’ en/of ‘Wonen – A6’;
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’,
‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten minste
2. de
te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. het
parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;
5. de
woningen op een adequate wijze worden ontsloten;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende
bouwpercelen;
6. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
36.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 36.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke
waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de
natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 37:
Wonen - A6
(vrijstaande woningen)
37. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - A
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van
1. het
wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
2. het
wonen in combinatie met:
a.
dienstverlenende bedrijven en/of
dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
37. 2.
Bouwregels
37. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot en bouwhoogte zal ten hoogste
37.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak geldende volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
37.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 37.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
37. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteit
aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt
dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige
bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer
bedraagt dan
37. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
37.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen
– A3’, ‘Wonen – A4’ en/of ‘Wonen – A5’;
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’,
‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten minste
2. de
te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van
de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. het
parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;
5. de
woningen op een adequate wijze worden ontsloten;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende
bouwpercelen;
6. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
37.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 37.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 38:
Wonen -
A7 (vrijstaande woningen boerderijtypen)
38. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - A
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het
wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
2. het
wonen in combinatie met:
b.
een bouw- en aannemersbedrijf, ter
plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - bouw- en
aannemersbedrijf”;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”,
de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
38. 2.
Bouwregels
38. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot en bouwhoogte zal ten hoogste
-
de goothoogte binnen een afstand
van
38.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van 100m²
bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en
overkappingen per bouwperceel ter plaatse van de aanduiding “bouw- en aannemersbedrijf”
ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van 250m² zal
bedragen;
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als
“maximum oppervlakte (m2)“, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van
andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de
in die aanduiding aangegeven oppervlakte zal bedragen.
38.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 38.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
38. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij
de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - bouw-
en aannemersbedrijf”, in welk geval het gebruik als bouw- en aannemersbedrijf
is toegestaan;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
38. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
38.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch – Cultuurgrond’,
‘Bedrijf –
1. de
wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een
functieverandering van het gehele oorspronkelijke boerderijpand welke gelegen
is in een dorpsuitloper of binnen het landelijk gebied;
2. de
uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte
aan gebouwen en het bijbehorende erf;
3. de
betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie
van de omringende kernen;
4. vestiging
niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied
bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door
dringende reden wordt gerechtvaardigd;
5. de
bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;
6. het
geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of
vuurwerkbedrijven betreft;
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’ en ‘Wonen – A6’;
c. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’,
‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’ en ‘Wonen – B7’, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten minste
2. de
te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging
vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de
aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Hurdegaryp;
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. het
parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;
5. de
woningen op een adequate wijze worden ontsloten;
d. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende
bouwpercelen;
6. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
f.
de aanduiding “karakteristiek”
wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt;
g. de
aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de
karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende
wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de
karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in
relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
38.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 38.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 39:
Wonen -
B1 (twee onder één kap)
39. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - B
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
39. 2.
Bouwregels
39. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot en bouwhoogte zal ten hoogste
-
de goothoogte binnen een afstand
van
39.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten
hoogste 40% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als
“maximum oppervlakte (m2)”
, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en
overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding
aangegeven oppervlakte zal bedragen.
39.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 39.1. onder i. genoemde bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
39. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
39. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
39.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen –
B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’;
b. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, dan wel de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
6. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende
bouwpercelen;
c. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
39.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 39.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 40:
Wonen -
B2 (twee onder één kap)
40. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - B
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
40. 2.
Bouwregels
40. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot en bouwhoogte zal ten hoogste
-
de goothoogte binnen een afstand
van
40.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
40.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen
van de in lid 40.1. onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden
de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
40. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
40. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
40.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen –
A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of
‘Wonen – B6’;
b. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, dan wel de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
6. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende
bouwpercelen;
c. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden,
dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw
(weer) karakteristiek wordt.
40.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 40.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 41:
Wonen -
B3 (twee onder één kap)
41. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - B
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
41. 2.
Bouwregels
41. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot en bouwhoogte zal ten hoogste
-
de goothoogte binnen een afstand
van
41.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf met een maximum van 100 m² bedragen;
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
41.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 41.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
41. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
41. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
41.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen –
B2’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’;
b. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, dan wel de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
6. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
41.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 41.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 42:
Wonen -
B4 (twee onder één kap)
42. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - B
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
42. 2.
Bouwregels
42. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot en bouwhoogte zal ten hoogste
42.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
42.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 42.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
42. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
42. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
42.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen
– A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’,
‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’;
b. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, dan wel de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
6. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
42.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 42.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 43:
Wonen -
B5 (twee onder één kap)
43. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - B
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
43. 2.
Bouwregels
43. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot en bouwhoogte zal ten hoogste
43.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
43.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 43.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
43. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
43. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
43.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen –
B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’ en/of ‘Wonen – B6’;
b. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, dan wel de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
6. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied)en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
43.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 43.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 44:
Wonen -
B6 (twee onder één kap)
44. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - B
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
44. 2.
Bouwregels
44. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. het
aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. de
goot en bouwhoogte zal ten hoogste
44.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
44.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 44.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
44. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
44. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
44.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen –
B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’ en/of ‘Wonen – B5’;
b. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van
gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, dan wel de
ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen met een maximum van
2. het
bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum
van
3. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
6. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de
afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
44.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 44.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 45:
Wonen -
C1 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)
45. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - C
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
45. 2.
Bouwregels
45. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. de
woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. het
aantal te bouwen wooneenheden zal ten hoogste het in het bouwvlak aangegeven
aantal bedragen;
d. de
goot- en bouwhoogte zal ten hoogste
-
de goothoogte binnen een afstand
van
45.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
45.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 45.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
45. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden; het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
45. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
45.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen –
b. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen –
B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’, mits:
-
geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met
name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de
aangrenzende bouwpercelen;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging
van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
d. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
45.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 45.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 46:
Wonen -
C2 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)
46. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – C2’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit
aan huis;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”,
de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
46. 2.
Bouwregels
46. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de
volgende regels:
a. de
woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. het
aantal te bouwen wooneenheden zal ten hoogste het in het bouwvlak aangegeven
aantal bedragen;
d. de
goot- en bouwhoogte zal ten hoogste
-
de goothoogte binnen een afstand
van
46.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
46.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 46.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
46. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteit
aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt
dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige
bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer
bedraagt dan
46. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
46.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C3’,
‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’, mits:
-
geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met
name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de
aangrenzende bouwpercelen;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging
van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
d. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
e. de
aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de
karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende
wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
46.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 46.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 47:
Wonen -
C3 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)
47. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - C3’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van:
1. het
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
47. 2.
Bouwregels
47. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. de
woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. het
aantal te bouwen wooneenheden zal ten hoogste het in het bouwvlak aangegeven
aantal bedragen;
d. de
goot- en bouwhoogte zal ten hoogste
-
de goothoogte binnen een afstand
van
47.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
47.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 47.1. onder i. genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
47. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden:
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
47. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
47.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ) ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’,
‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’, mits:
-
geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met
name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de
aangrenzende bouwpercelen;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging
van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
d. de
aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door
verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als
karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
47.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 47.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 48:
Wonen -
C5 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)
48. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - C
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van;
1. het
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f.
water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
h. tuinen,
erven en verhardingen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
48. 2.
Bouwregels
48. 2. 1. Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden
de volgende regels:
a. de
woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;
b. de
gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorbouwgrens worden gebouwd;
c. het
aantal te bouwen wooneenheden zal ten hoogste het in het bouwvlak aangegeven
aantal bedragen;
d. de
goot- en bouwhoogte zal ten hoogste
48.
2. 2. Bouwen
van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een
bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de
goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten
1. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
2. de
goothoogte van gebouwen binnen een afstand van
b. de
goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
48.
2. 3. Bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 48.1. onder i genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
48. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte
niet meer bedraagt dan
48. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
48.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’,
‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’ en/of ‘Wonen – C6’;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’ en/of ‘Wonen – B6’, mits:
-
geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met
name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de
aangrenzende bouwpercelen;
c. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging
van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
d. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
48.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 48.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 49:
Wonen -
Wooncentrum
49. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Wooncentrum’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. gebouwen
ten behoeve van een wooncentrum;
b. gebouwen,
voor zover ten dienste van een wooncentrum, ten behoeve van:
1. een
winkel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
2. onderhoud
en beheer;
met daaraan ondergeschikt:
c. restauratieve
voorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f.
speelvoorzieningen;
g. wegen,
straten en paden;
h. water;
i.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j.
tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
49. 2.
Bouwregels
49. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 49.1. onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
c. in afwijking van het gestelde onder lid 32.2.1 onder a. mogen buiten het bouwvlak ten hoogste 5 vrijstaande gebouwen of overkappingen mogen worden gebouwd;
d.
de oppervlakte van een buiten het bouwvlak
gelegen gebouw of overkapping zal ten hoogste
e.
de goothoogte van een buiten het bouwvlak
gelegen gebouw zal ten hoogste
f.
de bouwhoogte van een buiten het bouwvlak
gelegen gebouw zal ten hoogste
49.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 49.1. onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
49. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de
gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”, in welk geval het
verkoopvloeroppervlak ten hoogste
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
49. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
49.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. een
nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
1. ten
minste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel onbebouwd blijft;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen,
met dien verstande dat ten minste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel
onbebouwd blijft;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
c. de
aanduiding “detailhandel” wordt verwijderd;
d. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1.
het bebouwingspercentage van het
bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
e. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten hoogste
f.
de aanduiding “karakteristiek”
wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt.
49.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 49.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 50:
Wonen -
Woongebouw
50. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. woongebouwen
al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit
aan huis;
b. gebouwen
ten behoeve van ondergrondse parkeergarages;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f.
wegen, woonstraten en paden;
g. water;
h. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i.
gebouwen en overkappingen;
j.
tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
50. 2.
Bouwregels
50.
2. 1. Voor
het bouwen van de in lid 50.1. onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de
volgende regels:
a. de
gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in
die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een
bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
c. de
diepte van een ondergrondse parkeergarage zal ten hoogste
d. een
ondergrondse parkeergarage zal ten hoogste één bouwlaag tellen.
50.
2. 2. Voor
het bouwen van de in lid 50.1. onder i. genoemde gebouwen en overkappingen
gelden de volgende regels:
a. de
goothoogte van een gebouw zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste
c. de
bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste
d. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf met een maximum van
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
50.
2. 3. Voor
het bouwen van de in lid 50.1. onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1. de
bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2. de
bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
50. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke woonoppervlakte per woning met
dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan
e. het
gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
50. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
50.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3. de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1.
het bebouwingspercentage van het
bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
2. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste
3. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste
50.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 50.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische
waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de
parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 51:
Leiding
- Hoogspanningsverbinding
51. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden
zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd
voor:
a. bovengrondse hoogspanningsleidingen;
met de daarbij behorende:
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
51. 2. Bouwregels
51. 2. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
51. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
51. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de
bouwhoogte van hoogspanningsmasten zal ten hoogste
51. 3. Specifieke gebruiksregels
51. 3. 1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
het aanbrengen van opgaande beplanting.
51. 4. Wijzigingsbevoegdheid
51. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding;
2. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
b. de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’
wordt verwijderd.
51. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 51.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
52. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. een rioolpersleiding;
met de daarbij behorende:
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
52. 2. Bouwregels
52. 2. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
52. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
52. 3.
Bouwregels
52. 3. 1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste
52. 4. Aanlegvergunning
52. 4. 1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b.
het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan
c.
het in de grond brengen van voorwerpen dieper
dan
d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
e.
het planten van bomen en het aanbrengen van
andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan
52. 4. 2. Het bepaalde in lid 52.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
52. 4. 3. De in lid 52.4.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
52. 5. Wijzigingsbevoegdheid
52. 5. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
2. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
b. de dubbelbestemming ‘Leiding – Riool’ wordt verwijderd.
52. 5. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 52.5.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een veilig en doelmatig functioneren van de leiding.
53. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. een hoofdwaterleiding;
met de daarbij behorende:
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
53. 2. Bouwregels
53. 2. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
53. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
53. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
53. 3. Aanlegvergunning
53. 3. 1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b.
het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan
c.
het in de grond brengen van voorwerpen dieper
dan
d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
e.
het planten van bomen en het aanbrengen van
andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan
53. 3. 2. Het bepaalde in lid 53.3.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
53. 3. 3. De in lid 53.3.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
53. 4. Wijzigingsbevoegdheid
53. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
2. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
b. de dubbelbestemming ‘Leiding – Water’ wordt verwijderd.
53. 4. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 53.4.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een veilig en doelmatig functioneren van de leiding.
Artikel 54:
Waarde -
Archeologie
54. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het
behoud van de archeologische waarden.
54. 2.
Aanlegvergunning
54. 2. 1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden
en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b. het
uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan
54.
2. 2. Het
bepaalde in lid 54.1.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden die:
a. het
normale onderhoud betreffen;
b. reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. betrekking
hebben op een oppervlakte van
d. betrekking
hebben op het delven van graven, indien de gronden bestemd zijn als
‘Maatschappelijk - Begraafplaats’.
54.
2. 3. De
in lid 54.1.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:
geen
onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische waarden van het
gebied.
54. 3.
Wijzigingsbevoegdheid
54.
3. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de
dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ wordt verwijderd.
54.
3. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 54.2.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de archeologische waarden van het gebied.
Artikel 55:
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 56:
Algemene
bouwregels
56. 1. Welstandscriteria
De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de
situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de in
artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
56. 2. Horizontale windturbines
Er zullen geen horizontale windturbines worden gebouwd,
tenzij de gronden zijn bestemd als ‘Bedrijf -
56. 3. Sloopvergunning
Ter plaatse van de
aanduiding "karakteristiek" is het verboden zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(sloopvergunning), gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.
56. 3. 1. Het bepaalde in lid 56.3. is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:
a.
het normale onderhoud betreffen;
b.
reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan.
56.
3. 2. De
in lid 56.3. genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:
a.
de karakteristieke hoofdvorm niet
langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan
worden hersteld;
b.
de karakteristieke hoofdvorm in
redelijkheid niet is te handhaven;
c. het delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop waarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 57:
Algemene
gebruiksregels
Tot
een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10
van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;;
d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 58:
Algemene
aanduidingregels
58. 1. Geluidzone - spoor
De
functie van de gebiedsaanduiding “geluidzone – spoor” is het tegengaan van een
te hoge geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige
objecten.
58. 1. 1. Bouwregels
Voor
het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
een
op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de
uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig
object, mag niet worden gebouwd.
58. 1. 2. Specifieke gebruiksregels
Tot
een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, zoals bedoeld in artikel 7.10
van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
het
gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig
object.
58. 1. 3. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
-
het bepaalde in de leden 56.1.1. en
56.1.2. buiten toepassing blijft, teneinde ingevolge de daar voorkomende
bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige objecten te kunnen bouwen of
gebruiken, mits:
-
de geluidsbelasting vanwege het
spoorwegverkeer op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten niet hoger mag
zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere
grenswaarde.
58. 2. Veiligheidszone – lpg
De
functie van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – lpg” is het tegengaan van
een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
vanwege een risicovolle functie.
58. 2. 1. Bouwregels
In
afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen op in
deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
58. 2. 2. Specifieke gebruiksregels
Tot
een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, zoals bedoeld in artikel 7.10
van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
het
gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
58. 2. 3. Wijzigingsbevoegdheid
a.
Burgemeester en wethouders kunnen
het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
1. de
gebiedsaanduiding “veiligheidszone – lpg” wordt verwijderd, mits:
-
de betreffende risicovolle functie
ter plaatse niet meer aanwezig is;
2. de
omvang en situering van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – lpg” wordt
gewijzigd, mits:
a. de
hoedanigheid van de betreffende risicovolle functie is gewijzigd;
b. de
ligging van de zone is afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van
toepassing zijnde wettelijke regels;
b.
Burgemeester en wethouders kunnen
toepassing geven aan de in lid 56.2.3. onder a. bedoelde wijzigingsbevoegdheden
indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van
personen.
58. 3. Wro – zone 1
58. 3. 1. Wijzigingsbevoegdheid
a.
de bestemming van de gronden die
ter plaatse zijn aangeduid als “wro-zone – wijzigingsgebied
1. de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 70% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
2. de
betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie
van de omringende kernen;
3. vestiging
niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied
bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, dat niet door
dringende reden wordt gerechtvaardigd;
4. er
voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;
5. de
functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
6. geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende
bouwpercelen;
7. het
geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of
vuurwerkbedrijven betreft;
b.
de gronden die ter plaatse zijn aangeduid
als “wro-zone – wijzigingsgebied
c.
bedrijven, die zijn genoemd in
bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de
invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van
geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of
vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als
“bedrijven tot en met categorie
d.
dienstverlenende bedrijven en/of
dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse zijn aangeduid als
“dienstverlening”;
mits:
1. de
betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie
van de omringende kernen;
2. vestiging
niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied
bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door
dringende reden wordt gerechtvaardigd;
3. er
voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn.
Artikel 59:
Algemene
wijzigingsregels
59. 1.
Burgemeester en Wethouders kunnen het
bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
59. 1. 1. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:
e.
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
59. 1. 2. de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ wordt aangebracht, indien:
a. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
59. 1. 3. de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt aangebracht, indien:
f.
hierdoor geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de
woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de
archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de
ontsluitingsituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden;
59. 1. 4. de dubbelbestemming ‘Leiding – Overig <type leiding>’ wordt aangebracht, indien:
a. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
59. 1. 5. de dubbelbestemming ‘Leiding - Water’ wordt aangebracht, indien:
g.
hierdoor geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de
woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de
archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de
ontsluitingsituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden;
59. 1. 6. de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, indien:
h.
door onderzoek archeologische
waarden van gronden naar voren komen;
59. 1. 7. de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’ wordt aangebracht, indien:
i.
door onderzoek cultuurhistorische
en (cultuur)landschappelijke waarden van gronden naar voren komen;
59. 1. 8. de dubbelbestemming ‘Waarde - Landschap’ wordt aangebracht, indien:
j.
door aanvullend historisch
onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van gronden naar voren komen.
60. 1. Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen
Voorzover in de bestemmingsregels en/of de overige
regels wordt verwezen naar bestemmingen die daarin niet rechtstreeks zijn
opgenomen, zijn de bestemmingsregels van toepassing als bedoeld in de bijlage
"Standaardregels (versie 2.0)”.
61. 1. Overgangsrecht bouwwerken
a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan
wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan,
mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2. na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Burgemeester en wethouders kunnen
eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van
een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
c.
Sublid a. is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
61. 2. Overgangsrecht gebruik
a. Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b. Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a,
te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind.
c. Indien
het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Sublid
a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Hurdegaryp
2010 van de gemeente Tytsjerksteradiel.
Aldus vastgesteld in de
raadsvergadering van ……………………….
De voorzitter, De
griffier,
……………………………… ………………………………