Artikel 44 Algemene aanduidingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan in die zin wijzigen dat:
a. de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als "Wro - zone -wijzigingsgebied 1", in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:
- bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als "bedrijf tot en met categorie 2";
- dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als "dienstverlening";
mits:
1. de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;
2. vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;
3. er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;
b. de bestemming “Agrarisch – Cultuurgrond” wordt gewijzigd in de bestemming “maatschappelijk – Begraafplaats”, mits:
1.
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt
toegepast ter plaatse van de aanduiding “Wro – zone –wijzigingsgebied
2. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaatsvindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 44.1.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.