Bestemmingsplan Tytsjerk, Súderein 5
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan Tytsjerk,
Súderein 5 van de gemeente Tytsjerksteradiel;
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels en bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien
van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft;
de waarden die
verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen
van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de
wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde;
een in het plan
aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat
maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van
(overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
een object
waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde
voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden
gehouden;
10 Beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd
in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk
te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een
zodanige wijze dat:
a.
het woonhuis
in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
b.
de
ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in
overeenstemming is, waarbij:
-
het uiterlijk
van de betreffende woning niet wordt aangetast;
-
het
beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de
woning;
-
het niet gaat
om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
er geen
onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
11 Beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte
die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een
(dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief
opslag- en administratieruimten en dergelijke;
a. bij bouwwerken:
bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging
van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd
zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
b. bij het overige gebruik:
het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van
kracht worden van dit plan;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
uitbreiding van
een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of
ander bouwwerk, met dak;
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en
zolder;
een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders
dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden
gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele
/ min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in
gebruikte goederen);
24 Dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende
instelling
een bedrijf of
instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op
administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch,
intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/
sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede
uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in
kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander
evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven
in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of
werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;
de bouwlaag op de
begane grond;
een
hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een
“lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
elk bouwwerk, dat
een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
de mogelijkheden
om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te
gebruiken;
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein
en/of een spoorweg;
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die
maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
woningen of andere
geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit
militaire luchthavens;
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere
geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder
en/of het Besluit Geluidhinder;
33 Geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting,
bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een
bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
het
binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het
bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van
het bouwperceel;
een erker die
aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;
een bij een
bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van
geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in
een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder
en/of het Besluit Geluidhinder;
een bedrijf, waar
bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden
verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al
dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een
erotisch getinte vermaaksfunctie;
gebouwen met een tussenruimte
van ten hoogste
een restauratieve voorziening ten dienste van een
bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige
maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die
instelling;
een object
waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde
voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is
bepaald, die in acht genomen moet worden;
een
door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van
lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
de waarde van een gebied in
milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen
milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op
het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar,
licht en/of trilling;
het doorlopend
gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen
beneden het peil;
elk bouwwerk, geen
gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste
één wand;
a.
indien op of
in het land wordt gebouwd:
-
de hoogte van
het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien
verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd
perceel, deze hoogte ten hoogste
-
indien de
hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk
is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende
afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en
verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
b.
indien op of
in het water wordt gebouwd:
-
het ter
plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzagelegging van het bestemmingsplan vastgestelde
waterpeil;
46 Persoonlijke dienstverlening
dienstverlening gericht op het persoonlijk
welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een
kappersbedrijf, een schoonheidsssalon en/of een (para-)medische praktijk;
47 Productiegebonden detailhandel
detailhandel
in goederen die ter plaatse worden vervaardigd,
gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de
detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een
ander tegen vergoeding;
een risicovolle
inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten
behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;
een inrichting,
bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde,
een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden
bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare
objecten;
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard
plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een
seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan
niet in combinatie met elkaar;
geheel of gedeeltelijk afbreken;
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin
die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in
het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte,
een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de
samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar
georiënteerd is;
de waarde van een
gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van
overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en
uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige
inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
zie voorgevelrooilijn;
de
naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met
meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie
ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden
aangemerkt;
de grens van een bouwvlak die
naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan
meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door
de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;
de bij een
bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van
geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de
Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
alle voor het
openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen
de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en
zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
een complex van
ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
een gebouw, dat
één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk
boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als
een eenheid beschouwd kan worden;
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die
wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en
bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het
uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale
verbeelding geldt dat het hart van een
lijn moet worden aangehouden.)
1. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale
vlak;
2. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot
c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel;
3. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart
van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van
het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het
bouwwerk gemeten op meer dan
6. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde
van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
7. het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken van alle op een
bouwperceel staande gebouwen en overkappingen; (Bouwvergunningsvrije bebouwing
wordt op grond van jurisprudentie niet meegerekend.)
8. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt tot de
zijdelingse bouwperceelgrens;
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten
aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden
afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits
dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of
toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis
moet worden aangemerkt.
De voor ‘Bedrijf-
a. gebouwen ten behoeve van:
- bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de
categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving
daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige
inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
b. restauratieve voorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
i.
productiegebonden
detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbijbehorende:
j. tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de
volgende regels:
a.
een gebouw
zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
ter plaatse
van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage
van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage
bedragen;
c.
de goothoogte
van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)”
aangegeven goothoogte bedragen;
d.
de bouwhoogte
van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)”
aangegeven bouwhoogte bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte
van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1.
de bouwhoogte
van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2.
de bouwhoogte
van antennemasten ten hoogste
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik
van de in lid 3.1 onder a. genoemde
bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b.
het gebruik van
de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn
genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard
en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de
gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering,
het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q.
de in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 genoemde bedrijven;
c.
het gebruik
van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d.
het gebruik
van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering
van:
-
productiegebonden
detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
e.
het gebruik
van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van
motorbrandstoffen.
Burgemeester en wethouders kunnen het
bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
de bestemming
wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - A1', mits:
1.
ter plaatse
geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;
2.
ten hoogste 1
woning op het bouwperceel wordt toegestaan;
b.
in een
aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte
van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven
aan de in lid 3.4.1 bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de
verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. tuinen;
b. erkers;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
i. erven en verhardingen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van erkers gelden de volgende
regels:
a.
een erker zal
ten hoogste
b.
de afstand
van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste
-
er sprake is
van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een gebouw, in welk geval de
afstand tot de zijdelingse bouwperceel-grens ten minste
c.
een erker zal
ten hoogste over 50% van de voorgevel worden gebouwd;
d.
de
oppervlakte van een erker zal ten hoogste
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte
van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1.
de bouwhoogte
van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2.
de bouwhoogte
van antennemasten ten hoogste
tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is
aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval
gerekend:
a.
het gebruik
van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
b.
het gebruik
van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c.
het gebruik van
de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
Artikel 5 Wonen - A1 (vrijstaande woningen)
De voor ‘Wonen - A1’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a.
gebouwen en
overkappingen ten behoeve van:
-
het wonen, al
dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan
huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a.
het aantal woonhuizen
per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;
b.
de gebouwen
zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de
voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c.
de goot- en
bouwhoogte zal ten hoogste
-
de goothoogte
binnen een afstand van
5.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten
een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen
buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
a.
de goot- en
bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste
1.
de goothoogte
van gebouwen binnen een afstand van
2.
de goothoogte
van gebouwen binnen een afstand van
b.
de goot- en
bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk
c.
de bouwhoogte
van overkappingen zal ten hoogste
d.
de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal
ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum
van
e.
de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste
tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als
“maximum oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de
gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en
overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de in die aanduiding
aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.
5.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte
van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1.
de bouwhoogte
van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste
2.
de bouwhoogte
van antennemasten ten hoogste
tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is
aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik
van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b.
het gebruik
van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden
ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;
c.
het gebruik
van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d.
het gebruik
van de gronden en bouwwerken voor de stalling van auto's, anders dan ten
behoeve van het wonen;
e.
het gebruik
van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
f.
het gebruik
van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit
aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt
dan
-
30% van de
totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het
bouwperceel, of
-
de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “dienstverlening”.
Burgemeester en wethouders kunnen het
bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
de oppervlakte
van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en
overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1.
de
oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het
bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
2.
het
bebouwingspercentage van het "hiem" ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum van
3.
de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van
het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van
4.
de afstand
tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
5.
geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het
karakter van de omgeving (dorpskern,
dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op
de aangrenzende bouwpercelen;
6.
de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b.
de ligging
van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1.
de
oppervlakte van het bouwvlak niet groter
wordt dan ten hoogste
2.
de afstand
tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste
3.
de geluidsbelasting
van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
c.
de aanduiding
“karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel
door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer)
karakteristiek wordt;
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de
in lid 5.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden
indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de milieusituatie;
3.
de woonsituatie;
4.
de landschappelijke waarden;
5.
de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7.
de natuurwaarden;
8.
de verkeersveiligheid;
9.
de ontsluitingssituatie;
10. de
parkeersituatie;
11.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het
toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
De functie van de gebiedsaanduiding
“veiligheidszone – LPG” is het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van
kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie.
In afwijking van het bepaalde bij de daar
voorkomende bestemming(en) mogen op in deze gronden geen kwetsbare of beperkt
kwetsbare objecten worden gebouwd.
7.1.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze
gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik
van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
Burgemeester en wethouders kunnen het
bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
1.
de
gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” wordt verwijderd,
mits:
-
de
betreffende risicovolle functie ter plaatse niet meer aanwezig is;
2.
de omvang en situering
van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – LPG” wordt gewijzigd, mits:
a.
de
hoedanigheid van de betreffende risicovolle functie is gewijzigd;
b.
de ligging
van de zone is afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing
zijnde wettelijke regels.
7.1.4 Geen onevenredige afbreuk
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven
aan de in lid 7.1.3 bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de veiligheid van personen.
De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de
situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de
in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de gegeven
bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening,
wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik
van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
b.
het gebruik
van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders
dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten
bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
c.
het gebruik
van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik
onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de
uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten activiteiten en werken en
werkzaamheden;;
d.
het gebruik
van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter
plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein” of de gronden zijn bestemd als
‘Recreatie – 1C’;
e.
het gebruik
van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- SLOTREGELS
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
a.
Een bouwwerk
dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt
van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1.
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2.
na het teniet
gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits
de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met
maximaal 10 %.
c.
Sublid a. is
niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
a.
Het gebruik
van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is
verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a.,
te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind.
c.
Indien het
gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.
Sublid a. is
niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Tytsjerk, Súderein
5 van de gemeente Tytsjerksteradiel.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van {...}
De voorzitter, De griffier,
………………. ……………