Regels wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Garyp 2013, Greate Buorren 16 (wijziging bestemming)

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1 plan

het wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Garyp 2013, Greate Buorren 16 (wijzigen bestemming) van de gemeente Tytsjerksteradiel;

2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels en  bijlagen;

3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5 aan- en afmeersteiger

constructie aan een oever of kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aan­leg­gen en ligplaats innemen van vaartuigen;

6 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewo­ningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

7 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoe­ding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoe­kersrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

8 bebouwing

ιιn of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

9 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

12 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

a.       het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

b.      de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

-         het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

-         het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval ιιn van de bewoners van de woning;

-         het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

-         er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

13 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

14 bestaand

a.       bij bouwwerken:

bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

b.      bij het overige gebruik:

het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met dak;

18 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergro­ten;

19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

25 cafι

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoe­kers­frequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

26 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

27 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

28 dak

iedere bovenbeλindiging van een gebouw;

29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoor­beeld in gebruikte goederen);

30 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juri­disch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, ιιn en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

31 dobbe

zie: poel

32 drinkpoel

een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;

33 dykswβl

een door de mens  (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.

Onder dykswβl wordt tevens verstaan een langgerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswβl of gedeelte daarvan;

34 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

35 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

37 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

38 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

39 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een ge­bouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

40 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluid­hinder;

41 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vast­gesteld;

42 'hiem'

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

43 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;

44 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voor­keurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

45 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, ιιn en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte ver­maaksfunctie;

46 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als  centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit- restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

47 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)cafι, eetcafι, restaurant, cafιrestaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met  logiesvertrekking of een zalencentrum;

48 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

49 houtsingel

langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

50 houtteelt

een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

51 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, ιιn en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

52 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

53 kap

iedere bovenbeλindiging van een gebouw met een zekere helling;

54 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

55 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

56 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

57 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

58 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

59 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

60 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiλnische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkσmen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

61 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

62 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

63 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste ιιn wand;

64 peil

a.       indien op of in het land wordt gebouwd:

-         de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliλfverschillen buiten beschouwing gelaten;

 

-         indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

b.      indien op of in het water wordt gebouwd:

-         het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzagelegging  van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

65 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoon-heidsssalon en/of een (para-)medische praktijk;

66 pluimvee

kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels.

67 poel

een van ander oppervlaktewater geοsoleerd stilstaand water;

68 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productie­functie;

69 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

70 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

71 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;

72 recreatiewoonschip

een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

73 restauratieve voorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine;

74 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

75 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grens­waarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

76 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

77 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

78 sportkantine

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

79 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiλnteerd is;

80 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

81 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

82 volumineuze detailhandel

detailhandel in goederen die vanwege de aard en  omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;

83 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn;

84 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan ιιn naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

85 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

86 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

87 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

88 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

89 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

90 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van ιιn afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

91 woonschip

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

92 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkσmen of beperken van hinder;


 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.)

1.      de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.      de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.      de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

4.      de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoor­stenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

5.      de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, en dergelijke worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

6.      de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

7.      het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en over­kappingen;

8.      de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

9.      de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen.

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.


 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Gemengd - 3

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.      educatieve en informatieve voorzieningen;

2.      sociaal-culturele en sociaal-medische voorzieningen;

3.      gebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenenden instellingen;

4.      kantoren;

5.      het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis,

 

met daaraan ondergeschikt:

b.      restauratieve voorzieningen;

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.        wegen, straten en paden;

g.      water;

h.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

i.        tuinen, erven en terreinen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vσσr de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.      de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

 2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel  van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.   het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

b.   het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of                       bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer          bedraagt dan

1.      30% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte van het appartement waar de activiteit wordt uitgeoefend, of

2.      50;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in de vorm van ondergeschikte detailhandel in aan de sociaal-medische voorzieningen gerelateerde producten.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.       de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-         de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.      in een bouwvlak bouwvlak in een aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven,  mits:

1.      het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;

2.      de goothoogte van een gebouw ten hoogste 13 m zal bedragen;

3.      de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 13 m zal bedragen;

c.       in een aanduiding 'maximale bouwhoogte' een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-         de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.      de aanduiding 'karakteristiek' wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.

 

3.4.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 3.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

1.      het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de milieusituatie;

3.      de woonsituatie;

4.      de landschappelijke waarden;

5.      de cultuurhistorische waarden;

6.      de archeologische waarden;

7.      de natuurwaarden;

8.      de verkeersveiligheid;

9.      de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 


 

Artikel 5 Algemene bouwregels

 

5.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

5.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

5.2.1 Omgevingsvergunningsplicht

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.

.2.2 Uitzonderingen op vergunningsplicht

Het bepaalde in lid 5.2.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

5.2.3 Criteria

De in lid 5.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:

a.       de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

b.      de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;

c.       het delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

 


 

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.       het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

b.      het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

c.       het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

d.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als 'kampeerterrein' of de gronden zijn bestemd als 'Recreatie - 1C';

e.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

 


 

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Wro - zones

 

7.1.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan in die zin wijzigen dat:

a.       de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als 'Wro - zone -wijzigingsgebied 1', in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

-         bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieλn 1 en 2 en bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als 'bedrijf tot en met categorie 2';

-         dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als 'dienstverlening';

      mits:

1.      de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

2.      vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;

3.      er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn.

b.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en): 'Gemengd - 1' en/of 'Gemengd - 3', mits deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de                 aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 2';

c.       de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en): 'Sport-1' en/of 'Bedrijf-2' mits deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 3';

d.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en): 'Verkeer-Verblijf', 'Groen- Groenvoorzieningen', 'Wonen-A1', 'Wonen-A2', 'Wonen-A3', 'Wonen-A4', 'Wonen-A5', 'Wonen-A6', 'Wonen-B1', 'Wonen-B2', 'Wonen-B3', 'Wonen-B4', 'Wonen-B5', 'Wonen-B6', 'Wonen-C-1', 'Wonen-C2', 'Wonen-C3', 'Wonen-C4', 'Wonen-C5', 'Wonen-C6', 'Wonen-D1', 'Wonen-D2' en/of 'Wonen D3', 'Water' en/of 'Tuin', mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding 'WRO-zone - wijzigingsgebied 4';

2.      het aantal woningen ten hoogste 9 zal bedragen;

3.      de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde.

7.1.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 7.1.1bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

1.      het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de milieusituatie;

3.      de woonsituatie;

4.      de landschappelijke waarden;

5.      de cultuurhistorische waarden;

6.      de archeologische waarden;

7.      de natuurwaarden;

8.      de verkeersveiligheid;

9.      de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


 

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

 

a.       in een aanduiding 'maximale bouwhoogte' een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:

-         de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m zal bedragen;

b.      de dubbelbestemmingen ‘Leiding - Gas 1’ of 'Leiding - Gas 2' wordt aangebracht, indien:

1.      wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;

2.      hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

c.       de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt aangebracht, indien:

-         hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

d.      de dubbelbestemming ‘Leiding - Riool’ wordt aangebracht, indien:

1.      wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;

2.      hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

e.       de dubbelbestemming ‘Leiding - Water' wordt aangebracht, indien:

-         hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan  de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

f.        de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, indien:

-         door onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;

g.      de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’ wordt aangebracht, indien:

-         door onderzoek cultuurhistorische en (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;

h.      de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Open landschap) wordt aangebracht, indien:

-         door aanvullend onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;

i.        de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)' wordt aangebracht, indien:

-        door aanvullend onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;

j.        de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ wordt aangebracht, indien:

-         dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming, ophoging en verbetering van de gronden met een waterkerende en/of waterregulerende (neven)functie;

k.      de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - externe veiligheid' wordt aangebracht, indien:

a.       de hoedanigheid van een risicovolle functie is gewijzigd;

-         de ligging van de zone moet worden afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.


 

Artikel 9 Overige regels

 

 

Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels van toepassing als bedoeld in het bestemmingsplan Garyp 2013.

 

 

 

 

 


 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- SLOTREGELS

 

 

Artikel 10 Overgangsrecht

 

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

a.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.

c.       Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

a.       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.       Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.      Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 

Artikel 11 Slotregel

 

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het Wijzigingsplan i.c. Bestemmingsplan Garyp 2013, Greate Buorren 16 (wijzigen bestemming) van de gemeente Tytsjerksteradiel.

 

 

Aldus vastgesteld d.d. 6 mei 2014 door de manager van de afdeling Romte, J. Melessen