Planregels
bestemmingsplan “Sumar; uitbreiding sportvelden”
gemeente
tytsjerksteradiel |
|||
Bestemmingsplan
“Sumar; uitbreiding sportvelden” |
|||
regels |
|
|
|
inhoudsopgave |
|
|
blz |
HOOFDSTUK 1. Inleidende regels
HOOFDSTUK 2. BESTEMMINGSregels
Artikel 3: Groen - Groenvoorzieningen
Artikel 6: Anti-dubbeltelregel
Artikel 7: Algemene bouwregels
Artikel 8: Algemene gebruiksregels
Artikel 9: Algemene wijzigingsregels
HOOFDSTUK 4. Overgangs- en slotregels
Artikel 12: Leiding
– Overig <type leiding>
Artikel 13: Waarde
- Archeologie
Artikel 14: Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 15: Waarde – Landschap
Bijlagen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.
plan:
het
bestemmingsplan “Sumar; uitbreiding sportvelden” van de gemeente
Tytsjerksteradiel;
2.
bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels en bijlagen;
3.
aanduiding:
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
4.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een
vlak betreft;
5.
archeologisch waardevol gebied:
een
gebied waar zich in de bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis
beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenlevingen bevinden;
6.
archeologische waarden:
de
waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of
bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun
betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen
belang zijn;
7.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde;
8.
bebouwingspercentage:
een
in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein
aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte
van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
9.
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van
een bedrijf;
10.
beperkt kwetsbaar object:
een
object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een
richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening
moet worden gehouden;
11.
bestaand:
a. ten aanzien van bouwwerken, werken, geen
bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
-
bestaand ten tijde van de eerste
ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
b.ten
aanzien van het overige gebruik:
-
bestaand ten tijde van het van
kracht worden van dit plan;
12.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
13.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming;
14.
bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats;
15.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
16.
bouwlaag:
een
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
17.
bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
18.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
19.
bouwvlak:
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
20.
bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
21.
cultuurhistorische waarden:
waarden
van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren,
die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de
mens in de loop van die geschiedenis;
22.
cultuurlandschappelijke waarden:
een
gebied met een toegekende waarde ontstaan door het gebruik van dat gebied in de
loop van de geschiedenis door de mens en dat behouden dient te worden;
23.
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
24.
detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen
voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met
bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige
activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel
door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
25.
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
26.
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een
vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen
en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een
seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
27.
evenement:
een
vorm van recreatief medegebruik inhoudende een publieke activiteit met een
tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter,
plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen
bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële,
culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te
stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen,
festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;
28.
gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
29.
gebruiksmogelijkheden:
de
mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming
te gebruiken;
30.
geluidsbelasting:
de
geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
31.
geluidsgevoelige functies:
in
een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of
terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
32.
geluidsgevoelige gebouwen:
gebouwen
welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in
de Luchtvaartwet en het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart;
33.
geluidsgevoelige objecten:
gebouwen
welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen,
zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
34.
geluidszoneringsplichtige
inrichting:
een
inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van
vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
35.
hogere grenswaarde:
een
bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde
en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet
geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
36.
horecabedrijf:
een
bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse
worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en
ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van
een erotisch getinte vermaaksfunctie;
37.
horecavloeroppervlakte:
de
oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de
verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief
toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);
38.
incidenteel evenement:
een eenmalig, niet periodiek terugkerend
evenement;
39.
individueel aaneen gebouwd:
gebouwen
met een tussenruimte van ten hoogste
40.
kampeermiddel:
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of
een caravan;
b. enig ander onderkomen of
enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen
bouwwerk zijnde;
één
en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel
of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden
gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
41.
kampeerterrein:
een
terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van
kampeermiddelen;
42.
kantine:
een
restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op
het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de
reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;
43.
kap:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met
een zekere helling;
44.
kunstobject:
voortbrengsel
van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
45.
kunstwerk:
een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of
infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel,
een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
46.
kwetsbaar object:
een
object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een
grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle
inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden;
47.
landschappelijke waarden:
waarden
in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van
waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied.
De
landschappelijke waarden van het woudengebied (coulisselandschap) bestaan in
het bijzonder uit de relatief kleinschalige verkaveling (regelmatig
verkavelingspatroon) en de aanwezigheid van beplanting op of langs
perceelsscheidingen in de vorm van hout- of boomsingels (meestal elzen bij sloten)
en/of dykswâlen, veelal in combinatie met een fijnmazig netwerk van wegen en
paden (deels onverhard) en streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes).
Daarnaast kan de aanwezigheid van bospartijen, landgoederen, essen,
pingoruďnes, poelen en dobben bepalend zijn voor de landschappelijke waarden.
In
het open landschap is naast de openheid en de beperkte aanwezigheid van
bebouwing met name de verkavelingsrichting en het kavelpatroon belangrijk.
Tevens worden de landschappelijke waarden bepaald door de eventuele
aanwezigheid van open waterpartijen, sloten, vaarten, rietvelden, moerasbosjes
en terpen;
48.
meetverschil:
een
door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van
lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
49.
milieuafstand:
de
grootste voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand ten
opzichte van een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype
veroorzaakte hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
50.
milieusituatie:
de
waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate
van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in
het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur,
stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
51.
natuurlijke waarden:
de abiotische en biotische waarden van een
gebied;
52.
natuurwaarden:
de
aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige
en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
53.
overkapping:
elk
bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met
ten hoogste één wand;
54.
peil:
a. indien
op of in het land wordt gebouwd:
-
de hoogte van het afgewerkte
omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien
het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten
hoogste
indien
de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk
gelijk is, wordt het peil gerekend:
-
vanaf het laagste punt van het
omliggende afgewerkte terrein;
incidenteel aangebrachte en
ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
b.indien
op of in het water wordt gebouwd:
-
het ter plaatse door het waterschap
ten tijde van de eerste terrinzagelegging
van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
55.
periodiek evenement:
een
evenement dat in min of meer dezelfde vorm met een zekere regelmaat
(bijvoorbeeld wekelijks, maandelijks of (half)jaarlijks) wordt gehouden;
56.
prostitutie:
het
zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of
met een ander tegen vergoeding;
57.
recreatief medegebruik:
een
recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de
bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
58.
restauratieve voorziening:
een
voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het
verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van
dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;
59.
risicovolle functie:
een
risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een
buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;
60.
risicovolle inrichting:
een
inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een
grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden
aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt
kwetsbare objecten;
61.
seksinrichting:
een
voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder
een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf,
alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een
sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
62.
stacaravan:
een caravan die als een gebouw valt aan te
merken;
63.
straat- en bebouwingsbeeld:
de
waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate
van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een
goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en
breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en
ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
64.
verkeersveiligheid:
de
waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door
de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van
wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige
inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
65.
vermaakscentrum:
een
bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vermaaksfunctie door het bieden van gelegenheid tot de
beoefening van kans- of behendigheidsspelen, al dan niet met behulp van automaten
of apparatuur, of door het (ver)tonen van films of voorstellingen dan wel door het bieden van
soortgelijk amusement, één en ander al dan niet in combinatie met een
horecafunctie in de vorm van het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of
etenswaren, zoals een amusementshal, speelautomaten- en/of
kansspelautomatenhal, snooker- of poolcentrum, bowlinghal, paintballcentrum,
bioscoop, theater, schouwburg, casino, wedlokaal, en/of een naar de aard en invloed
op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, met uitzondering van een
seksinrichting;
66.
verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf het
peil;
67.
volumineuze detailhandel:
detailhandel
in goederen die vanwege de aard en omvang
van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling,
zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen,
bouwmaterialen, keukens en sanitair;
68.
voorbouwgrens:
de
naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat, indien een bouwvlak
gericht is op meerdere wegen, de
bouwgrens die door de ligging en/of de situatie ter plaatse als voorbouwgrens
moet worden aangemerkt;
69.
voorgevel:
de
naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met
meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse
en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
70.
voorkeurgrenswaarde:
de
bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting
van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit
de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
71.
vuurwerkbedrijf:
een
bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van
vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de
daarvoor benodigde stoffen;
72.
weg:
alle
voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder
begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende
bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
73.
windturbine:
een
bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van
windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een
horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk
verticale windturbine);
74.
winkel:
een
gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te
worden gebruikt voor de detailhandel;
75.
woning:
een
complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep
van personen;
76.
woonsituatie:
de
waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering
van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder
gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het
voorkómen of beperken van hinder;
77.
woonwagen:
een
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn
geheel of in delen kan worden verplaatst.
2. 1.
Bij toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten[1]:
1. de
dakhelling:
langs het dakvlak ten
opzichte van het horizontale vlak;
2. de
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de
bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel;
3. de
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de
begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4. de
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het
hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5. de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan
6. de
lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken
door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
7. het
bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken
van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen[2];
8. de
afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf
enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
9. de
hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan het
hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de
molen;
10. de
hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de
(wieken)as van de windturbine.
2. 2.
Bij toepassing van het bepaalde
in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of
bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten
beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van
hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer
beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Artikel 3:
Groen - Groenvoorzieningen
3. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen – Groenvoorzieningen’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a.
groenvoorzieningen;
b.
bermen en beplanting;
c.
paden;
d.
water;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “specifieke
vorm van agrarisch met waarden - woudenlandschap”, het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het
woudenlandschap in stand worden gehouden
met daaraan ondergeschikt:
e.
het recreatief medegebruik;
f.
geluidwerende voorzieningen;
g.
wegen en straten;
h.
tuinen;
i.
parkeervoorzieningen;
j.
speelvoorzieningen;
k.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
l.
verhardingen;
m.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
waaronder kunstobjecten.
3. 2.
Bouwregels
3. 2.
1. Voor
het bouwen van de in lid 3.1. onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van masten, niet
zijnde antennemasten, en palen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte van de overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
c.
er zullen geen windturbines worden
gebouwd.
3. 3.
Aanlegvergunning
3. 3.
1. Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het
aanplanten van bomen en/of houtgewas, al dan niet ten behoeve van houtteelt
over een oppervlakte van meer dan
b. het
graven, verdiepen, uitbaggeren, dempen of verbreden van watergangen langs
houtsingels, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch
met waarden - woudenlandschap";
c. het
graven of dempen van watergangen, uitsluitend indien dit een wijziging van het
kavelpatroon tot gevolg heeft;
3. 3.
2. Het
bepaalde in de leden 3.3.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden, die:
a.
het normale onderhoud betreffen;
b.
reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan.
3. 3.
3. De in lid 3.3.1. genoemde vergunning kan
slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
landschappelijke en/of de natuurwaarden van de gronden.
4. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport –
a.
terreinen ten behoeve van sport en
sportieve recreatie;
b.
gebouwen ten behoeve van sport en
sportieve recreatie, waaronder verenigings- en kleedgebouwen, gebouwen voor
beheer en onderhoud en tribunes;
c.
parkeerterrein, ter plaatse van de
aanduiding “parkeerterrein (p);
met daaraan ondergeschikt:
d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het woudenlandschap, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - woudenlandschap”;
e.
het recreatief medegebruik;
f.
restauratieve voorzieningen;
g.
groenvoorzieningen;
h.
speelvoorzieningen;
i.
wegen, straten en paden;
j.
water;
k.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
l.
erven en terreinen;
m.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
waaronder tribunes en lichtmasten.
4. 2.
Bouwregels
4. 2.
1. Voor
het bouwen van de in lid 4.1 onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a.
een gebouw zal binnen een bouwvlak
worden gebouwd;
b.
ter plaatse van de aanduiding “maatvoeringsvlak”
zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding “maximale
goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven goothoogte
bedragen.
c.
ter plaatse van de aanduiding “maatvoeringsvlak”
zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding “maximale
goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven
bouwhoogte bedragen.
d.
ter plaatse van de aanduiding “maatvoeringsvlak”
zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in de aanduiding “maximale
goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage bedragen.
4. 2.
2. Voor
het bouwen van de in lid 4.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte van de overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
1.
de bouwhoogte van masten, niet
zijnde antennemasten en lichtmasten, en palen ten hoogste
2.
de bouwhoogte van antennemasten ten
hoogste
3.
de bouwhoogte van lichtmasten ten
hoogste
tenzij de aanduiding
“maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven
bouwhoogte zal bedragen.
4. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik van de gronden en
bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
b.
het gebruik van de gronden en
bouwwerken als horecabedrijf;
c.
het gebruik van de gronden en
bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
4. 4.
Aanlegvergunning
4. 4.
1. Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het
aanplanten van bomen en/of houtgewas, al dan niet ten behoeve van houtteelt
over een oppervlakte van meer dan
b. het
graven, verdiepen, uitbaggeren, dempen of verbreden van watergangen langs
houtsingels, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch
met waarden - woudenlandschap";
c. het
graven of dempen van watergangen, uitsluitend indien dit een wijziging van het
kavelpatroon tot gevolg heeft;
4. 4.
2. Het
bepaalde in lid 4.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het
normale onderhoud betreffen;
b. reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk
zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare
nutsvoorzieningen.
4. 4.
3. De
in lid 4.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden
van de gronden.
4. 5.
Wijzigingsbevoegdheid
4. 5.
1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
de oppervlakte van een aangegeven
bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt
gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten hoogste 25% van
de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b.
een nieuw bouwvlak wordt
aangegeven, mits:
-
de oppervlakte ten hoogste
c.
een aangegeven bouwvlak wordt
verwijderd;
d.
in een aanduiding “maximale
bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1.
de bouwhoogte van andere bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, ten hoogste
2.
de bouwhoogte van lichtmasten ten
hoogste
4. 5.
2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.5.1 bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de
verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de andere daar voorkomende betemming(en), mede bestemd voor:
a.
een hoofdwaterleiding;
met de daarbijbehorende:
b.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5. 2.
Bouwregels
5. 2.
1. In
afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomede bestemming(en) mogen
op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
5. 2.
2. Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5. 2.
3. Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
§
de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zal ten hoogste
5. 3.
Aanlegvergunning
5. 3.
1. Het
is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de
andere daar voorkomende bestemming(en):
a.
het egaliseren en ophogen van
gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b.
het uitvoeren van
graafwerkzaamheden dieper dan
c.
het in de grond brengen van
voorwerpen dieper dan
d.
het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
e.
het planten van bomen en het
aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan
5. 3.
2. Het
bepaalde in lid 5.3.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden die:
a.
het normale onderhoud betreffen;
b.
reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan.
5. 3.
3. De
in lid 5.3.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren
van de leiding.
5. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
5. 4.
1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
de in de andere daar voorkomende
bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd, mits:
1.
vooraf advies wordt ingewonnen van
de leidingbeheerder;
2.
geen onevenredige afbreuk zal
worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
b.
de dubbelbestemming ‘Leiding –
Water’ wordt verwijderd.
5. 4.
2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 5.4.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan een veilig en doelmatig functioneren van de leiding.
Artikel 6: Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel
7:
Algemene bouwregels
7. 1. Welstandscriteria
De
door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van
bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet
bedoelde welstandscriteria.
Artikel
8:
Algemene
gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met
de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke
ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
c. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;;
d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 9:
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester
en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van
antennemasten wordt aangegeven, mits:
-
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste
b. de
dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ wordt aangebracht, indien:
-
door onderzoek archeologische
waarden van terreinen naar voren komen;
c. de
dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie’ wordt aangebracht, indien:
-
door onderzoek cultuurhistorische
en (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;
d. de
dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap’ wordt aangebracht, indien:
-
door aanvullend historisch
onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;
Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden
en/of uit te werken bestemmingen
Voorzover in de bestemmingsregels,
dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar
bestemmingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de
bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels van toepassing als bedoeld
in de bijlage "Standaardregels Sumar; uitbreiding sportvelden".
11. 1.
Overgangsrecht
bouwwerken
a. Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2. na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal
10 %.
c. Sublid
a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
11. 2.
Overgangsrecht
gebruik
a.
Het gebruik van grond en bouwwerken
dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te
laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld in
sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
d.
Sublid a. is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan “Sumar;
uitbreiding sportvelden”
van de gemeente Tytsjerksteradiel.
Aldus vastgesteld in de
raadsvergadering van ……………………….
De voorzitter, De griffier,
………………. ……………
Bijlage "Standaardregels Sumar;
uitbreiding sportvelden".
Artikel 12: Leiding – Overig <type leiding>
12. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Overig <type leiding>’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor:
a.
een <type leiding>;
met de daarbijbehorende:
b.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12. 2.
Bouwregels
12.
2. 1. In
afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen
op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden
gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
12.
2. 2. Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
12.
2. 3. Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde zal ten hoogste
12. 3.
Aanlegvergunning
12.
3. 1. Het
is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze
gronden van toepassing zijnde bestemming(en):
a.
het egaliseren en ophogen van
gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b.
het uitvoeren van graafwerkzaamheden
dieper dan
c.
het in de grond brengen van
voorwerpen dieper dan
d.
het aanleggen van
oppervlakteverhardingen;
e.
het planten van bomen en het
aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan
12.
3. 2. Het
bepaalde in lid 12.3.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden die:
a.
het normale onderhoud betreffen;
b.
reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan.
12.
3. 3. De
in lid 12.3.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren
van de leiding.
12. 4.
Wijzigingsbevoegdheid
12.
4. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
de in de andere daar voorkomende
bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd, mits:
1.
vooraf advies wordt ingewonnen van
de leidingbeheerder;
2.
geen onevenredige afbreuk zal
worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
b.
de dubbelbestemming ‘Leiding –
Overig <type leiding>’ wordt verwijderd.
12.
4. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 12.4 bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan een veilig en doelmatig functioneren van de leiding.
Artikel 13:
Waarde - Archeologie
13. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud
van de archeologische waarden.
13. 2.
Aanlegvergunning
13.
2. 1. Het
is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze
gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a.
het
ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins
ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b.
het uitvoeren van grondbewerkingen
dieper dan
13.
2. 2. Het
bepaalde in lid 13.2.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden die:
a.
het normale onderhoud betreffen;
b.
reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c.
betrekking hebben op een
oppervlakte van
d.
betrekking hebben op het delven van
graven, indien de gronden bestemd zijn als ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’.
13.
2. 3. De
in lid 13.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:
§
geen onevenredige afbreuk zal
worden gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.
13. 3.
Wijzigingsbevoegdheid
13.
3. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
§
de dubbelbestemming ‘Waarde –
Archeologie’ wordt verwijderd.
13.
3. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 13.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de archeologische waarden van het gebied.
Artikel 14:
Waarde - Cultuurhistorie
14. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Cultuurhistorie’ aangewezen gronden
zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
het behoud van de cultuurhistorische waarden.
14. 2.
Aanlegvergunning
14.
2. 1. Het
is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de
andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a.
het
ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins
ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b.
het graven en dempen van
waterpartijen en watergangen.
14.
2. 2. Het
bepaalde in lid 14.2.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden die:
a.
het normale onderhoud betreffen;
b.
reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan.
14.
2. 3. De
in lid 14.2.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:
§
geen onevenredige afbreuk zal
worden gedaan aan de cultuurhistorische van het gebied.
14. 3.
Wijzigingsbevoegdheid
14.
3. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
§
de dubbelbestemming ‘Waarde –
Cultuurhistorie’ wordt verwijderd.
14.
3. 2. Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 14.3.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de cultuurhistorische waarden van het gebied.
Artikel 15:
Waarde – Landschap
15. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Landschap’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud
van (cultuur)landschappelijke waarden.
15. 2.
Aanlegvergunning
15.
2. 1. Het
is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de
andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a.
het
ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins
ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b.
het uitvoeren van grondbewerkingen
dieper dan
c.
het graven en dempen van
waterpartijen en watergangen.
15.
2. 2. Het
bepaalde in lid 15.2.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden die:
a.
het normale onderhoud betreffen;
b.
reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c.
betrekking hebben op het delven van
graven, indien de gronden bestemd zijn als ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’.
15.
2. 3. De
in lid 15.2.1. genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:
§
geen onevenredige afbreuk zal
worden gedaan aan de (cultuur)landschappelijke waarden van het gebied.
15. 3.
Wijzigingsbevoegdheid
15.
3. 1. Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming ‘Waarde –
Landschap’ wordt verwijderd.
15. 3. 2. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 15.3.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (cultuur)landschappelijke waarden van het gebied.