De voor ‘Water -
a.
sloten, vaarten, kanalen, meren en plassen, en daarmee gelijk te stellen
waterlopen en waterpartijen, al dan niet voor verkeer en vervoer te water;
b.
kaden
en oevers;
c.
de
waterhuishouding;
d.
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
e.
het
recreatief medegebruik;
f.
groenvoorzieningen;
g.
paden;
h.
openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
1.
kunstwerken;
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder I. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
regels:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste
1.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de
geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer op het water ten hoogste
2.
de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste
3.
de bouwhoogte van aanleggelegenheden, anders dan aan- en afmeersteigers,
ten hoogste
4.
de oppervlakte van een aanleggelegenheid, anders dan aan- en
afmeersteigers, ten hoogste
5.
er zullen geen windturbines worden gebouwd.
Tot een gebruik, strijdig met
deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder c van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik van de gronden als (permanente) liggelegenheid voor
recreatievaartuigen;
b.
het gebruik van recreatievaartuigen of recreatiewoonschepen voor permanente
bewoning;
c.
het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;
d.
het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen;
6.4 Omgevingsvergunning (werken, werkzaamheden)
6.4.1 Vergunningsplichtige werken c.a.
Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren:
a.
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
b.
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
c.
het graven of dempen van watergangen.
6.4.2 Uitzondering op vergunningsplicht
Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden, die:
a.
het
normale onderhoud betreffen;
b.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het
plan;
c.
noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van
openbare nutsvoorzieningen.
De in lid 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of
natuurwaarden van de gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen
het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de
geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer op het water ten hoogste
Burgemeester en wethouders kunnen
toepassing geven aan de in lid 6.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden
indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de milieusituatie;
3.
de woonsituatie;
4.
de landschappelijke waarden;
5.
de cultuurhistorische waarden;
6.
de archeologische waarden;
7.
de natuurwaarden;
8.
de verkeersveiligheid;
9.
de ontsluitingssituatie;
10.
de parkeersituatie;
11.
de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden.