It Aventoer, Wynserdyk 20, Oentsjerk

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1 plan

het bestemmingsplan 'It Aventoer, Wynserdyk 20, Oentsjerk van de gemeente Tytsjerksteradiel;

2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0737.00BPVII met de bijbehorende regels en  bijlagen;

3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden, verzorgen en/of trainen van dieren zoals een gebruiksgerichte paardenhouderij, een dierenpension, een k.i.-station, een hondenkennel;

6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;

7 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzet- en weg- en waterbouwwerkzaamheden ten behoeve van niet agrarische bedrijven of instellingen;

8 akker- of tuinbouwbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;

9 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewo­ningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

11 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

12 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

13 bedrijfskantine

zie: restauratieve voorziening

14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

15 beeldverstorende bebouwing

bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;

16 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

17 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

a.     het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

b.    de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

-         het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

-         het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

-         het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

-         er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

19 bestaand

a.     bij bouwwerken:

bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

b.    bij het overige gebruik:

het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met dak;

23 bijzondere paardenhouderij

zie gebruiksgerichte paardenhouderij

24 bijzondere recreatieve voorziening

een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;

25 bouwen

plaatsen,  geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergro­ten;

26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

29 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

32 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoe­ding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoe­kers­frequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

33 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

34 chalet

een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet vast op/in de grond gefundeerd is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;

35 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

36 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoor­beeld in gebruikte goederen);

38 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juri­disch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

39 dobbe

zie: poel

40 drinkpoel

een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;

41 dykswâl (houtwal)

een door de mens  (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.

Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;

42 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuur­waarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouw­werken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;

43 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

44 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

45 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

46 fruitteelt

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

47 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

48 gebruiksgerichte paardenhouderij

een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend, niet zijnde een productiegerichte paardenhouderij, en waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner inclusief de bijbehorende huisvesting van paarden; hiermee ligt de nadruk op het recreatieve/ sportieve aspect van paardrijden;

49 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

50 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

51 geluidsbelasting vanwege een militaire luchthaven

de geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijk op een mili­taire luchthaven landende en opstijgende luchtvaartuigen, uitgedrukt in Kosteneen­heden, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

52 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een ge­bouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

53 geluidsgevoelige gebouwen

woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

54 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluid­hinder;

55 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vast­gesteld;

56 grenswaarde voor de geluidsbelasting vanwege een luchthaven

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit het Besluit militaire luchthavens;

57 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van bij het bedrijf in gebruik zijnde  cultuurgrond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mest­afzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;

58 half open landschap

Het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

a.     afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;

b.    afwisseling van water, land en drassige percelen;

c.     verspreid voorkomende petgaten en legakkers;

d.    vervagende of verdwenen verkavelingspatronen;

e.     vage of verdwenen ontginningsrichting;

f.     verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;

59 "hiem"

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

60 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;

61 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voor­keurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

62 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte ver­maaksfunctie;

63 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als  centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit- restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

64 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met  logiesvertrekking of een zalencentrum;

65 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of verge­lijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

66 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café­restaurant;

67 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

68 hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

69 houtopstand

opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;

70 houtsingel

langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

71 houtteelt

een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

72 houtwal

zie dykswâl

73 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

74 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

75 kantine

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het ver­strekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;

76 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

77 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

78 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

79 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

80 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

81 landschappelijk inpassingsplan

een plan dat, volgens het procedé  'Nije Pleats', weergeeft op welke wijze een vergroting van een bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, een bestaand niet-agrarisch bedrijf of de realisering van een nieuw agrarisch bouwperceel landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

-         de historisch gegroeide landschapstructuur;

-         de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het bouwperceel is/wordt gesitueerd;

-         het bebouwingspatroon;

-         een goede infrastructurele ontsluiting;

-         de milieuhygiënische situatie;

-         de lichtuitstoot;

-         de mogelijke invloed op voor stikstofdepositie zeer kwetsbare gebieden.

Een landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

82 landschappelijk inrichtingsplan

een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelings­patronen en verkavelingsrichting in het Open landschap, o.a. in het kader van perceelsver­grotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

-         de historisch gegroeide landschapstructuur;

-         de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;

-         de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen liggen;

-         het bebouwingspatroon;

-         een goede infrastructurele ontsluiting.

Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

83 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

84 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

85 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

86 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

87 molen

een bouwwerk met wieken, dat is bedoeld om door middel van windvang mechanische kracht op te wekken, bijvoorbeeld voor het fijnmalen van stoffen (zoals graan) of het bemalen van polders;

88 molenbiotoop

de ruimte rondom een molen, die vrij wordt gehouden ten behoeve van een goede windvang en daarnaast de belevingswaarde van de molen in het landschap in stand houdt;

89 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

90 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;

91 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

92 ondergeschikte horeca

een horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;

93 open landschap

Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

a.     grootschalig open (weide)landschap;

b.    verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

c.     perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

d.    verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (v.m. eendenkooien, moeras­bosjes), rietvelden;

e.     relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

f.     grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende water­lopen, alsmede meren;

Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.

 

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig.

93.1 klei op veen landschap

het klei op veen met terpen landschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

a.     zeer grootschalig open (weide)landschap

b.    regelmatige en onregelmatige blokverkaveling;

c.     onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;

d.    perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

e.     verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

f.     kwelderwal langs de Dokkumer Ie en verspreid voorkomende terpen en terprestanten;

g.    grofmazig netwerk van hoofdzakelijk oost – west lopende wegen en paden;

h.    grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende water­lopen;

93.2 meren- en kanalenlandschap

het meren- en kanalenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

a.     meer met oeverbegroeiing in de vorm van rietkragen en moerasbosjes;

b.    grootschalige openheid, weinig opgaande beplanting;

c.     opstrekkende verkaveling of onregelmatige verkavelingsrichting;

d.    perceelsgrenzen worden gevormd door sloten en door singels of dykswâlen in de overgang naar het woudenlandschap;

e.     incidenteel voorkomende bebouwing;

93.3 veenweidelandschap

het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

a.     grootschalig open (weide)landschap;

b.    hoofdzakelijk rationele verkaveling en plaatselijk opstrekkende verkaveling;

c.     perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

d.    verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

e.     enkele terprestanten en een droogmakerij met ringvaart en kade;

f.     verspreid voorkomende bosschages en plassen / poelen van beperkte omvang (onder andere vm. eendenkooien, moeras­bosjes), rietvelden;

g.    relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

h.    grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende water­lopen, alsmede meren;

94 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

95 peil

a.     indien op of in het land wordt gebouwd:

-         de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

-         indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

b.    indien op of in het water wordt gebouwd:

-         het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging  van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

96 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;

97 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidsssalon en/of een (para-)medische praktijk;

98 pingoruïne

overblijfsel van een pingo, ontstaan in het Weichselien. Diepe, meestal ronde komvormige depressie, omgeven door een volledige of gedeeltelijke ringwal. Gevuld met een gyttja, een bezinksel van organisch materiaal, naar boven overgaand in veen;

99 pluimvee

kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels;

100 poel

een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;

101 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productie­functie;

102 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend en waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

103 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

104 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

105 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

106 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;

107 restauratieve voorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of de bewoners en medewerkers van die instelling, zoals een bedrijfskantine;

108 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

109 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grens­waarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

110 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

111 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

112 stacaravan

een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

113 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

114 toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

het bieden van recreatief nachtverblijf / logies (zoals bêd en brochje, pension, recreatie­wo­ning (appartement), trekkershut, kampeerboerderij), het bieden van toeristische en recre­a­tieve diensten (zoals verhuur van fietsen en vaartuigen, het bieden van mogelijk­heden voor sport en spel), het verstrekken van niet-alcoholische consumpties aan fietsers, wandelaars e.d.(theetuin, etc.), het houden van exposities, het bieden van educatieve activiteiten (zoals workshops, cursussen);

115 vee

door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;

116 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

117 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

118 volkstuin

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

119 volumineuze detailhandel

detailhandel in goederen die vanwege de aard en  omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;

120 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn

121 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

122 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

123 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

124 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

125 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

126 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

127 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

128 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

129 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

130 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

131 woudenlandschap

het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

a.     kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met gelei­de­lijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;

b.    de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);

c.     opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen varië­rend van 3:1 tot 6:1;

d.    plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;

e.     veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;

f.     met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);

g.    verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.

Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verka­ve­ling, Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontgin­nings­landschap en het singellandschap.

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

131.1 Friese essenlandschap

het Friese essenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

a.     onregelmatige blokverkaveling of opstrekkende verkaveling;

b.    gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 1,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,0 ha

c.     onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;

d.    relatief kleine percelen;

e.     de aanwezigheid van dykswâlen (houtwallen), houtsingels of hagen op de perceel­schei­dingen;

f.     de aanwezigheid van onverharde paden;

g.    langs vrijwel alle wegen en paden beplanting;

h.    verspreid voorkomende bebouwing aan wegen en paden over of aan de randen van de es;

131.2 hoogveen met wijkenlandschap

het hoogveen met wijkenlandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke

waarden:

a.     onregelmatig patroon van wijken en sloten;

b.    gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,6 ha;

c.     opstrekkende verkaveling;

d.    herkenbare grenzen tussen ontginningsblokken;

e.     de aanwezigheid van houtsingels langs wijken en sloten;

f.     verspreid voorkomende bebouwing;

131.3 jonge heideontginningslandschap

het jonge heideontginninglandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

a.     onregelmatige blokverkaveling;

b.    gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,1 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,2 ha

c.     onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;

d.    relatief kleine percelen;

e.     de aanwezigheid van een informeel padensysteem, bestaande uit verharde, halfverharde en onverharde paden;

f.     verspreid voorkomende bosjes;

g.    relatief veel, verspreid voorkomende, vaak kleinschalige bebouwing;

131.4 singellandschap

het singellandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

a.     veelal opstrekkende verkaveling;

b.    gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,3 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,1 ha;

c.     herkenbare cultuurhistorische grenzen tussen gebieden met verschillende kavelrichting;

d.    op perceelsgrenzen meestal houtsingels, incidenteel dykswâlen (houtwallen);

e.     verspreid voorkomende pingoruïnes;

f.     verspreid voorkomende dobben, poelen;

g.    bebouwing voornamelijk gelegen langs wegen in de vorm van lintbebouwing;

h.    verspreid voorkomende landgoederen en bebossing;

132 zorgfuncties (in het  kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

kinderopvang, begeleiding van en zorg voor gehandicapten, verslaafden, chronische zieken en daarmee te vergelijken zorgbehoevenden.

 


 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.)

1.    de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.    de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.    de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

4.    de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoor­stenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

5.    de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

6.    de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

7.    het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en over­kappingen;

8.    de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

9.    de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

10.  de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.


 

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     cultuurgrond, waaronder volkstuinen;

b.    sloten, bermen en beplanting;

c.     het recreatief medegebruik, waaronder een speelterrein;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.    paden en kavelontsluitingswegen;

e.     groenvoorzieningen;

f.     parkeervoorzieningen;

g.    water;

h.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een helofytenfilter;

i.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

j.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;

b.    het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

a.     het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;

b.    het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavel­ont­sluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

c.     het aanleggen van verharde en halfverharde paden;

d.    het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m², zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;

e.     het geheel of gedeeltelijk dempen van dobben, drinkpoelen en poelen;

f.     het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.

3.4.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.     het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.     noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

3.4.3 Criterium

De in lid  3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

-         de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden;

-         de rust en de openheid van voor weidevogels geschikte gebieden, zoals die aangegeven zijn op bijlage 5 in de regels.

 


 

Artikel 4 Maatschappelijk - Zorginstelling

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Zorginstelling’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen ten behoeve van een zorginstelling, waaronder,

1.    gebouwen met een woonfunctie ten behoeve van zorgbehoevenden;

2.    gebouwen ten behoeve van dagbesteding;

3.    gebouwen ten behoeve van het houden van dieren;

b.    een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

c.     bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.    restauratieve voorzieningen;

e.     pensionvoorzieningen;

f.     groenvoorzieningen;

g.    parkeervoorzieningen;

h.    speelvoorzieningen;

i.      wegen, straten en paden;

j.      water;

k.    openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

l.      tuinen, erven en terreinen;

m.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a. en onder c. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.     een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

4.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder b. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.     een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.    voor een inpandige bedrijfswoning zijn de regels van lid 4.2.1 van overeenkomstige toepassing;

c.     voor een niet-inpandige bedrijfswoning gelden de volgende regels:

1.    de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.    de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 4.2.1 onder a. en toestaan dat bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen geheel of  gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:

1.    de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;

2.    de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;

3.    de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;

b.    lid 4.2.2 onder c. en toestaan dat van de bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m  en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

4.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 4.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.     het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de milieusituatie;

c.     de woonsituatie;

d.    de landschappelijke waarden;

e.     de cultuurhistorische waarden;

f.     de archeologische waarden;

g.    de natuurwaarden;

h.    de verkeersveiligheid;

i.      de ontsluitingssituatie;

j.      de parkeersituatie;

k.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming 'Maatschappelijk - Zorginstelling' tenzij het landschappelijk inpassingsplan, als bedoeld in bijlage 1 van de toelichting, is aangelegd en instandgehouden wordt;

b.    het gebruik van de in lid 4.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij:

1.    de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

2.    de gebouwen worden gebruikt voor bewoning door zorgbehoevenden;

c.     het gebruik van de in lid 4.1 onder c. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

f.     het gebruik van de gronden bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m².

4.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

lid 4.4 onder e. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de produc­tie­gebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

a.     de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

b.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

1.    de milieusituatie;

2.    de woonsituatie;

3.    de landschappelijke waarden;

4.    de cultuurhistorische waarden;

5.    de archeologische waarden;

6.    de natuurwaarden;

7.    de verkeersveiligheid;

8.    de ontsluitingssituatie;

9.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

4.6.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-         de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.    in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

1.    de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;

2.    de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.    de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

c.     de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.    de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.    de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

e.     in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-         de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

f.     de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

g.    de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:

1.    deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een functieverandering van het gehele complex;

2.    de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

3.    de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;

4.    het geen industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

h.    de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A7’ en/of ‘Tuin’, mits:

1.    ter plaatse geen zorginstelling meer wordt uitgeoefend;

2.    ten hoogste 1 woning is toegestaan;

3.    het bouwvlak van de onder 2. bedoelde woning wordt gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het bedrijf;

4.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

4.6.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.6.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

a.     straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de milieusituatie;

c.     de woonsituatie;

d.    de landschappelijke waarden;

e.     de cultuurhistorische waarden;

f.     de archeologische waarden;

g.    de natuurwaarden;

h.    de verkeersveiligheid;

i.      de ontsluitingssituatie;

j.      de parkeersituatie;

k.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

Artikel 5 Waarde - Landschap (Open landschap)

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Landschap (Open landschap)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het open landschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het open ­land­schap.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.2.1 Omgevingsvergunningplicht

a.     Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende wer­ken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoe­ren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toe­pas­sing zijnde bestemmingen:

1.    het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het kavelpatroon en/of de verkavelings- of ontginningsrichting en/of het sloten­pa­troon zoals die  zijn weergegeven op de bij deze regels horende bijlage 4, met dien verstande dat:

a.     onder wijzigen wordt  begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen of aanleggen van watergangen, indien dit een wijziging van het kavelpatroon en/of de verkavelings- of ontginningsrichting en/of het slotenpatroon tot gevolg heeft;

b.    een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een land­schap­pelijk inrichtingsplan dat in overeenstemming is met:

1.    de uitgangspunten voor het betreffende landschapstype zoals die zijn beschreven in de bij deze regels opgenomen bijlage 4 “landschappelijke waarden open landschap”;

2.    het ontgronden, afgraven (waaronder het graven en verbreden van watergangen), egaliseren en ophogen van gron­den ten opzichte van het bestaande maaiveld en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodem­struc­tuur van de kwelderwal, zoals weergegeven in de bij deze regels opgenomen bijlage 4 “landschappelijke waarden open landschap”;

3.    het aanplanten van houtopstanden over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en/of over een lengte van meer dan 50 m, met dien verstande dat:

a.     een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een land­schap­pelijk inrichtingsplan dat in overeenstemming is met:

1.    de uitgangspunten voor het betreffende landschapstype zoals die zijn beschreven in de bij deze regels opgenomen bijlage 4 “landschappelijke waarden open landschap”;

b.    In afwijking van het verbod onder a.1 is een omgevingsvergunning niet vereist voor het geheel of gedeeltelijk dempen van watergangen, voorzover gelegen binnen andere bestemmingen dan "Agrarisch - Cultuurgrond", "Agrarisch met waarde - Cultuurgrond", "Bos" en "Natuur"; 

c.     Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen wor­den gevraagd en deze in één (landschappelijk inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken;

d.    Indien het verlenen van de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het bevoegde waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigen­ad­vies.

5.2.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 5.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: 

a.     het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

5.2.3 Criteria

De in lid 5.2.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan:

a.     de cultuurhistorische, landschappe­lijke en/of natuurwaarden van het gebied;

b.    de rust en de openheid van voor weidevogels geschikte gebieden, zoals die aangegeven zijn op bijlage 5 in de planregels.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

5.3.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

de dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap (Open landschap)’ wordt verwijderd.

5.3.2 Criterium

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 5.3.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het open landschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het open ­land­schap.

 


 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 


 

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

7.2 Windturbines

Er zullen geen  windturbines worden gebouwd.


 

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

b.    het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

c.     het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;;

d.    het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.


 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:

a.     de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;

b.    de de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitge­oefend;

c.     het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;

d.    uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;

e.     de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto-  en/of vaarroute.

 


 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:

-         de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m zal bedragen;

b.    de dubbelbestemming ‘Leiding - Riool’ wordt aangebracht, indien:

1.    wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;

2.    hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;


 

 

Artikel 11 Overige regels

Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen en/of aanduidingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels van toepassing als bedoeld in de bijlage 6.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- SLOTREGELS

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

a.     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.    Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.

c.     Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

a.     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.     Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.    Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het Bestemmingsplan It Aventoer, Wynserdyk 20, Oentsjerk

van de gemeente Tytsjerksteradiel.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 juni 2015