Artikel 29 Verkeer - 1

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       ontsluitingswegen en -straten;

b.      paden;

c.       parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;

d.      bermen en beplanting;

e.       het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein  op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";

f.        het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai van het luchtvaartterrein Leeuwarden op geluidsgevoelige gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - luchtvaart";

g.      het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - spoor";

h.      het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie, ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - externe veiligheid";

i.        het tegengaan van te hoge bebouwing en beplanting, ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop”;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

 

met daaraan ondergeschikt:

j.        gebouwen ten behoeve van het verkeer, zoals wachtruimten voor openbaar vervoer en/of stallingsruimten voor (brom)fietsen;

k.      geluidwerende voorzieningen;

l.        groenvoorzieningen;

m.    tuinen, erven en terreinen;

n.      water;

o.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

p.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

29.2 Bouwregels

29.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 29.1 onder j. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.   een gebouw zal binnen een bouwvlak gebouwd worden;

b.   de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3 m bedragen.

29.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 29.1 onder p. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.   de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

-         de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;

29.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

-         het inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het (de) aangegeven genummerde dwarsprofiel(en), dan wel, indien geen genummerd dwarsprofiel is aangegeven, in afwijking van het "standaard dwarsprofiel".

29.4 Wijzigingsbevoegdheid

29.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.   een ander dwarsprofiel wordt aangegeven, mits:

-         de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten als gevolg daarvan niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.   een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

-         de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;

c.   de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’, ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

-    de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

d.   de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer – Verblijf’, mits:

1.      de functie van de betreffende weg is gewijzigd;

2.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.   een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;

f.    in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-         de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

29.4.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 29.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

1.      het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de milieusituatie;

3.      de woonsituatie;

4.      de landschappelijke waarden;

5.      de cultuurhistorische waarden;

6.      de archeologische waarden;

7.      de natuurwaarden;

8.      de verkeersveiligheid;

9.      de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.