Artikel 27 Recreatie - 3BC
De voor ‘Recreatie - 3BC’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een ligoever;
b. een kleinschalige jachthaven;
c. gebouwen voor bijzondere recreatieve voorzieningen, in de vorm van overdekte aanleggelegenheid of ligplaats voor (recreatie)vaartuigen (schiphuizen);
d. gebouwen voor bijzondere recreatieve voorzieningen ten behoeve van een ligoever of kleinschalige jachthaven, in de vorm van toiletgebouwen en gebouwen voor onderhoud en beheer en, ter plaatse van de aanduiding "horeca", een gebouw ten behoeve van een horecabedrijf categorie 1;
e. water;
f. oevers en kaden;
g. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";
met daaraan ondergeschikt:
h. groenvoorzieningen;
i. parkeervoorzieningen;
j. speelvoorzieningen;
k. wegen, straten en paden;
l. water;
m. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
n. tuinen, erven en terreinen;
o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder aan- en afmeersteigers.
Voor het bouwen van de in lid 27.1 onder c. en d. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 27.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
27.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als liggelegenheid voor recreatiewoonschepen;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van woondoeleinden;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "kampeerterrein", in welk geval de plaatsing van ten hoogste 15 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, is toegestaan;
e. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein", als standplaats voor kampeermiddelen gedurende de periode van 1 november tot 15 maart;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein", ten behoeve van permanente bewoning;
g. het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van horecadoeleinden, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "horeca", in welk geval het gebruik als horecabedrijf categorie 1, is toegestaan;
h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 25m² zal bedragen;
2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 4 m zal bedragen
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 27.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.