Artikel 24 Natuur
De voor ‘Natuur ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water, waaronder meren, plassen, poelen, petgaten, pingoruïnes, kanalen, vaarten, tochten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
b. moeras en rietland;
c. grasland;
d. bos en bebossing;
e. houtsingels en dykswâlen (houtwallen);
f. heidevelden;
g. oeverstroken en kaden;
h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;
i. gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud;
j. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
k. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
l. een ijsbaan en gebouwen en overkappingen ten behoeve van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;
m. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";
n. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai van het luchtvaartterrein Leeuwarden op geluidsgevoelige gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - luchtvaart";
o. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - spoor";
p. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie, ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - externe veiligheid";
q. het tegengaan van te hoge bebouwing en beplanting, ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop”;
met daaraan ondergeschikt:
r. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het half open landschap, indien de gronden niet mede bestemd zijn voor 'Waarde - Landschap (Open landschap)' of 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)',
s. paden en perceel- en/of kavelontsluitingswegen;
t. bermen en beplanting;
u. groenvoorzieningen;
v. parkeervoorzieningen;
w. speelvoorzieningen;
x. het recreatief en educatief medegebruik;
y. kleinschalige recreatieve en educatieve voorzieningen, waaronder picknickplaatsen, toiletvoorzieningen, vogelkijkhutten en uitzichtpunten;
z. liggelegenheden voor recreatievaartuigen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen”;
aa. aanleggelegenheid;
bb. de waterhuishouding;
cc. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder stuwen en gemalen;
dd. retentiegebied voor oppervlaktewater;
ee. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
ff. tuinen, erven en terreinen;
gg. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
Voor het bouwen van de in lid 24.1 onder i. en k. genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
24.2.2 Bedrijfswoning en daarbij behorende gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van de in lid 24.1 onder j. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor een inpandige bedrijfswoning zijn de regels van lid 24.2.1 van overeenkomstige toepassing.
24.2.3 Gebouwen en overkappingen t.b.v. een ijsbaan
Voor het bouwen van de in lid 24.1 onder l. genoemde gebouwen en overkappingen ten behoeve van een ijsbaan gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;
b. het aantal gebouwen en/of overkappingen per ijsbaan zal ten hoogste 1 bedragen;
c. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 25 m² bedragen;
d. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4 m bedragen.
24.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 24.1 onder ag. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. aan- en afmeersteigers mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "steiger" of "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen";
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
1. lid 24.2.1 onder a. en toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel of gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
a. de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;
b. de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
c. de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen.
24.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 24.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 24.1 onder i. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
b. het gebruik van de in lid 24.1 onder k. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing met de aanduiding "bedrijfswoning" op het bouwperceel, of
- 50 m²;
d. het gebruik van de gronden als (permanente) liggelegenheid voor recreatievaartuigen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen”;
e. het gebruik van recreatievaartuigen voor permanente bewoning;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
g. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 100 m², tenzij, indien de gronden mede bestemd zijn voor 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap), het houtsingels en dykswâlen (houtwallen) betreft;
b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen buiten het bouwvlak;
c. het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden opzichte van het bestaande maaiveld;
e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en educatief medegebruik;
f. het graven of dempen van watergangen;
g. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en dykswâlen (houtwallen).
24.5.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 24.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
De in lid 24.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien er geen significant negatieve effecten zijn op de wezenlijke kenmerken en (natuur)waarden en/of landschappelijke waarden van de gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
- de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
c. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;
e. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
f. de gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen", mits:
1. de liggelegenheid een openbaar karakter heeft;
2. de liggelegenheid via openbaar vaarwater bereikbaar is;
3. er geen significant negatieve effecten zijn op de wezenlijke kenmerken en (natuur)waarden en/of landschappelijke waarden van de gronden;
g. de aanduiding, "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen", wordt verwijderd;
h. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - A1', 'Wonen - A2', 'Wonen - A3, 'Wonen - A4', 'Wonen - A5', ‘Wonen - A7’ en/of 'Tuin', mits:
1. ter plaatse geen natuur beheersactiviteiten worden uitgeoefend;
2. ter plaatse de aanduiding "bedrijfswoning" is aangebracht;
3. het bouwvlak van de onder 5. bedoelde woningen wordt gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
4. de woonfunctie wordt gerealiseerd binnen de bestaande oppervlakte van de op het perceel aanwezige bebouwing;
5. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
i. de bestemming wordt gewijzigd in ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:
1. de gronden ter plaatse geen deel meer uitmaken van de begrensde EHS;
2. ter plaatse geen natuur beheersactiviteiten worden uitgeoefend;
j. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 24.6.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistoriche waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.