Artikel 6 Agrarisch - Cultuurgrond
De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. cultuurgrond;
b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch bedrijf voor het tijdelijk onderbrengen van vee en/of de tijdelijke opslag van gewassen en/of agrarische producten;
c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (semi) agrarische en daarmee te vergelijken hobbyactiviteiten;
d. volkstuinen en gebouwen en overkappingen ten behoeve van volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;
e. een ijsbaan en gebouwen en overkappingen ten behoeve van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;
f. een hondendressuurterrein en gebouwen en overkappingen ten behoeve van een hondendressuurterrein, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - dressuurterrein";
g. een kampeerterrein en gebouwen en overkappingen ten behoeve van een kampeer- terrein, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;
h. sloten, bermen en beplanting;
i. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";
j. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai van het luchtvaartterrein Leeuwarden op geluidsgevoelige gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - luchtvaart";
k. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - spoor";
l. het tegengaan van een gebruik, dat het doelmatig en veilig winnen van water kan frustreren, ter plaatse van de aanduiding “milieuzone - waterwingebied”;
m. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding “natuurzone - EHS”;
n. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie, ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - externe veiligheid";
o. het tegengaan van te hoge bebouwing en beplanting, ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop”;
met daaraan ondergeschikt:
p. paden en kavelontsluitingswegen;
q. groenvoorzieningen;
r. parkeervoorzieningen;
s. water;
t. het recreatief medegebruik;
u. waterhuishoudkundige voorzieningen;
v. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
w. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
6.2.1 Gebouwen en overkappingen t.b.v. een agrarisch bedrijf en t.b.v. (semi)agrarische hobbyactiviteiten
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder b. en c. genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
6.2.2 Gebouwen en overkappingen t.b.v. volkstuinen
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder d. genoemde gebouwen ten behoeve van volkstuinen gelden de volgende regels:
a. een gebouw of een overkapping zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;
b. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3 m˛ bedragen;
c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 2,5 m bedragen;
d. de afstand tussen de gebouwen en/of overkappingen zal ten minste 2 m bedragen;
e. het aantal gebouwen zal ten hoogste 1 per volkstuin bedragen.
6.2.3 Gebouwen en overkappingen t.b.v. een ijsbaan
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder e. genoemde gebouwen en overkappingen ten behoeve van een ijsbaan gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;
b. het aantal gebouwen en/of overkappingen per ijsbaan zal ten hoogste 1 bedragen;
c. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 25 m˛ bedragen;
d. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4 m bedragen.
6.2.4 Gebouwen en overkappingen t.b.v. een dressuurterrein
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder f. genoemde gebouwen en overkappingen ten behoeve van een dressuuterrein gelden de volgende regels:
a. een gebouw of een overkapping zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - dressuurterrein”;
b. het aantal gebouwen en/of overkappingen per dressuurterrein zal ten hoogste 2 bedragen;
c. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 25 m˛ bedragen;
d. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4 m bedragen.
6.2.5 Gebouwen en overkappingen t.b.v. een kampeerterrein
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder g. genoemde gebouwen en overkappingen ten behoeve van een kampeerterrein gelden de volgende regels:
a. een gebouw of een overkapping zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein”;
b. het aantal gebouwen en/of overkappingen per kampeerterrein zal ten hoogste 2 bedragen;
c. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 25 m˛ bedragen;
d. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4 m bedragen.
6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder w. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “kampeerterrein”, in welk geval de plaatsing van ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, is toegestaan;
c. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen gedurende de periode van 1 november tot 15 maart;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 6.3 onder a. en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:
a. opslag van mest buiten het bouwperceel van het agrarisch bedrijf nodig is omdat opslag op het bouwperceel niet of in onvoldoende mate mogelijk is om bedrijfseconomische redenen of om milieuredenen; en/of
b. de afstand tussen het bouwperceel van het agrarisch bedrijf en een substantieel deel van de landerijen, dat bij het bedrijf in gebruik is, groter is dan 2 km;
c. de afstand van de mestopslag ten opzichte van een woonbestemming, waaronder bedrijfswoningen, ten minste 50 meter bedraagt;
d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. de milieusituatie;
2. de woonsituatie;
3. de landschappelijke waarden;
4. de cultuurhistorische waarden;
5. de archeologische waarden;
6. de natuurwaarden;
7. de verkeersveiligheid;
8. de ontsluitingssituatie;
9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
a. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;
b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m˛;
c. het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m˛, zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;
e. het geheel of gedeeltelijk dempen van dobben, drinkpoelen en poelen;
f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
6.5.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
De in lid 6.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden;
- de rust en de openheid van voor weidevogels geschikte gebieden, zoals die aangegeven zijn op bijlage 8 in de plantoelichting.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverandering het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Agrarisch - grondgebonden’ en/of ‘Agrarisch - Bedrijf intensieve veehouderij’, mits:
1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond;
2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;
3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;
4. bij vergroting van het bouwperceel de noodzaak daarvan is aangetoond door middel van een bedrijfsplan, waarin ook het ontwikkelingsperspectief van het agrarisch bedrijf, als bedoeld onder a. 3., voor minimaal 3 jaar is aangegeven;
5. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwpercelen ten hoogste:
a. 1,5 hectare per grondgebonden of niet-grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde bedrijf circa 1 hectare groot is;
b. 2 hectare per grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde bedrijf circa 1, 5 hectare groot is;
c. 3 hectare per grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder a.1. genoemde bedrijf meer dan 1,5 ha groot is en mits er sprake is van een grondgebonden melkveehouderijbedrijf;
6. het nieuwe bouwperceel aansluitend op of in de onmiddellijke nabijheid van het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde agrarische bedrijf wordt gesitueerd;
7. de landschappelijke inpassing van het bouwperceel plaatsvindt conform een door het bevoegd gezag geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’ ten behoeve van de verplaatsing van een bestaand grondgebonden agrarisch bedrijf, mits:
1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond;
2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;
3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;
4. de oppervlakte van het bouwperceel ten hoogste 2 hectare per agrarisch bedrijf zal bedragen;
5. de verplaatsing van het bedrijf noodzakelijk is omdat het bedrijf op de bestaande vestigingslocatie niet kan worden voortgezet als gevolg van:
a. de uitvoering van een landinrichtingsproject;
b. de realisering van een dorpsuitbreiding, een bedrijventerrein of een daarmee te vergelijken ontwikkeling van enige omvang;
c. de realisering van een infrastructurele voorziening, zoals een weg, een vaarweg, een hoogspanningsleiding of buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen of een daarmee te vergelijken voorziening;
6. de landschappelijke inpassing van het bouwperceel plaatsvindt conform een door het bevoegd gezag geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan;
7. de functie van het bestaande grondgebonden agrarisch bedrijf tegelijkertijd wordt gewijzigd in een andere bestemming dan 'Agrarisch bedrijf - grondgebonden';
c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Aanverwant bedrijf', 'Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf', 'Bedrijf 2' of 'Bedrijf 3', mits:
1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch aanverwant of dienstverlenend bedrijf of niet-agrarisch bedrijf, categorie 2 of 3;
2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in dat bedrijf;
3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;
4. bij vergroting van het bouwperceel de noodzaak daarvan is aangetoond door middel van een bedrijfsplan, waarin ook het ontwikkelingsperspectief van het bedrijf, als bedoeld onder c. 3., voor minimaal 3 jaar is aangegeven;
5. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwpercelen ten hoogste 150 % van de oppervlakte van het bestaande bouwperceel van het onder a.1 genoemde bedrijf zal bedragen;
6. het nieuwe bouwperceel aansluitend op het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde bedrijf wordt gesitueerd;
7. de landschappelijke, milieuhygiënische en verkeerskundige inpassing van het bouwperceel plaatsvindt conform een door het bevoegd gezag geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan;
8. rekening wordt gehouden met een evetuele eerdere of gelijktijdige toepassing van de wijziging, als bedoeld in lid 7.5.1 onder d. van artikel 7 'Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf' of in lid 9.6.1 onder c. van artikel 9 'Bedrijf - 2' of in lid 10.6.1 onder c. van artikel 10 'Bedrijf - 3';
d. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Natuur’, mits:
1. de wijziging passend is binnen het rijks- en provinciale beleid aangaande de Ecologische Hoofdstructuur;
2. de wijziging betrekking heeft op gronden die:
a. nodig zijn voor de afronding van natuurgebieden, en/of;
b. liggen in het traject van een ecologische verbindingszone, of
c. particulier worden beheerd en waarvan de natuurfunctie duurzaam is geregeld;
3. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerrein, zoals onder meer opgenomen in de Structuurvisie "Finster op romte" en de Woonvisie "Finster op wenjen";
e. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bos’, mits:
1. een afstand van ten minste 15 m tot naastgelegen agrarische productiegronden in acht wordt genomen, indien langs de betreffende rand geen houtsingels aanwezig zijn;
2. indien het een wijziging in het open landschap betreft:
a. de oppervlakte van het voor 'Bos' te bestemmen gebied ten hoogste 1 ha zal bedragen;
b. ruime afstand zal worden gehouden ten opzichte van de voor weidevogels geschikte gebieden;
f. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Delfstofwinning (zand)', mits:
1. de gronden, waarop de wijziging betrekking heeft, onmiddellijk grenzen aan een bestaande zandwinning met de bestemming 'Bedrijf - Delfstofwinning (zand)';
2. door middel van een inrichtingsplan inzicht wordt gegeven
a. op welke wijze, na afronding van de zandwinactiviteiten, de ontstane zandwinput landschappelijk wordt ingepast en
b. welke functie(s) dan aan de put kunnen worden toegekend.
g. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk - sociaal- / cultureel', mits:
1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten hoogste 1500 m˛ bedraagt;
2. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 350 m˛ bedraagt;
3. de goothoogte ten hoogste 4 meter bedraagt;
4. de bouwhoogte ten hoogste 5 meter bedraagt;
5. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse.
6. de bestemming van het bestaande clubgebouw en terrein aan de Ypeylaan te Noardburgum met de bestemming 'Maatschappelijk - sociaal- / cultureel' tegelijkertijd wordt gewijzigd in 'Bos';
h. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - A1', 'Wonen - A2', 'Wonen - A3', 'Wonen - A5', 'Wonen - A7', 'Wonen - B1', 'Wonen - B2', 'Wonen - B7' en/of 'Tuin', mits:
1. het betreft de uitbreiding van een bestaand bouwperceel met een woonbestemming;
2. de uitbreiding onmiddellijk grenst aan het bestaande bouwperceel;
3. de oppervlakte van het bouwperceel maximaal 5000 m˛ zal gaan bedragen;
4. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaatsvindt, rekening houdend met specifieke landschapskenmerken en bebouwingspatroon ter plaatse.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverbreding het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:
1. er sprake is van een bestaand kampeerterrein bij een agrarisch bedrijf, waarop wordt aangesloten;
2. deze wijzigingsbevoegdheid in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid genoemd in de bestemming 'Agrarisch - Aanverwant bedrijf', lid 3.6.2 onder b, ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’, lid 4.6.2. onder c, of ‘Agrarisch - Bedrijf intensieve veehouderij’, lid 5.6.2 onder c, wordt toegepast;
3. ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per terrein worden geplaatst;
4. het kamperen niet gedurende de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;
5. het kamperen direct aansluitend op de erven van de agrarische bedrijven zal plaatsvinden;
6. sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden ondergebracht in de bestaande (agrarische) bebouwing;
7. het terrein waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;
8. het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende streekeigen erfbeplanting;
9. de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen;
b. de aanduiding “kampeerterrein” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen kampeerterrein meer aanwezig is.
c. de aanduiding “ijsbaan” wordt aangebracht;
d. de aanduiding “ijsbaan” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen ijsbaan meer aanwezig is;
e. de aanduiding “volkstuin” wordt aangebracht;
f. de aanduiding “volkstuin” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen volkstuinen meer aanwezig zijn.
6.6.3 Verruiming van de bestaande functie
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een verruiming van de bestaande functie het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond (reële agrarische bedrijfsvoering);
2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;
3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;
4. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen, met dien verstande dat de vergroting van het bouwvlak ten hoogste 100 m˛ zal bedragen;
b. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond (reële agrarische bedrijfsvoering);
2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;
3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;
4. de oppervlakte ten hoogste 100 m˛ zal bedragen;
5. een afstand van ten minste 100 m tot het agrarisch bouwperceel wordt aangehouden;
c. een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de leden 6.6.1, 6.6.2 en 6.6.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden, mits:
a. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en de gronden als één aaneengesloten geheel worden ingericht;
b. de bestaande verkeersafwikkeling niet onevenredig zal worden belast en het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;
c. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de rust en de openheid van voor weidevogels geschikte gebieden, zoals die aangegeven zijn op bijlage 8 in de plantoelichting.
9. de verkeersveiligheid;
10. de ontsluitingssituatie;
11. de parkeersituatie;
12. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.