Gemeente:
De Ronde Venen
Plannaam:
Amstelkade 80, Amstelhoek
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
01-04-2010

Voorschriften

 

 

 

1 Inleidende voorschriften

 

Artikel 1 Begrippen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

1.1 projectbesluit

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende voorschriften als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0736.PB003amstelkade80-ow1;

1.2 plan

het projectbesluit Amstelkade 80 te Amstelhoek van de gemeente De Ronde Venen;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het projectbesluit opgenomen digitale ruimtelijk informatie;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften, voorschriften worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaand

bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak/ een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.20 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.21 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.22 maatvoeringsvlak

een op de verbeelding als zodanig aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.23 peil

voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.24 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 algemeen

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

 

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

 

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.1.4 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

 

2.1.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.1.7 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.  

2.3 meten

Bij toepassing van deze voorschriften wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

 

2 Bestemmingsvoorschriften

 

Artikel 3 Wonen

 

3.1 bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. één woning;

      2. aan huis gebonden beroepen/bedrijven;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.1.2 aan huis gebonden beroepen/bedrijven

De uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, met dien verstande dat:

      1. dit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;

      2. geen bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die onder de werking van de Wet milieubeheer dan wel onder de werking van een AMvB op grond van de Wet milieubeheer vallen, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;

      3. de woonfunctie op het desbetreffende perceel in overwegende mate gehandhaafd dient te blijven;

      4. het gebruik naar aard in overeenstemming moet zijn met het woonkarakter van de omgeving;

      5. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;

      6. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

      7. de activiteiten een kleinschalig karakter moeten hebben. Dit betekent dat de praktijk-/bedrijfsruimte, waarin de aan-huis-gebonden beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt, maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, tot een maximum van 50 m².

3.2 bouwvoorschriften

 

3.2.1 hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak; er moet een afstand van 2,5 m ten opzichte van de bouwperceelsgrens worden aangehouden;

      2. de inhoud mag ten hoogste 600 m3 bedragen;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      5. de woning wordt afgedekt met een kap met een minimale en maximale hellingshoek van 30° respectievelijk 50°.

3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. Uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, er moet een afstand van 2,5 m ten opichte van de bouwperceelsgrens worden aangehouden;

      2. het gezamenlijk oppervlak bedraagt maximaal 78 m2;

      3. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;

      4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,5 m.

3.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

      1. op de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn 2 m;

      2. op de gronden gelegen voor de voorgevelrooilijn 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van pergola’s maximaal 2,5 m mag bedragen;

3.2.4 steigers

Bouwvoorschriften voor steigers:

      1. maximaal één steiger per woning;

      2. de steiger wordt evenwijdig aan de oever gebouwd;

      3. de lengte en breedte van de steiger bedragen niet meer dan 6 m x 1,20 m;

      4. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan het peil;

      5. de steiger overschrijdt de oeverlijn met niet meer dan 0,50 m;

      6. twee meerpalen zijn toegestaan met een doorsnede van 20 cm en een hoogte van 1 m boven de waterlijn; de meerpalen mogen maximaal 4,20 m uit de oever worden geplaatst.

3.2.5 carports

Bouwvoorschriften voor carports:

      1. Gebouwd op een afstand van tenminste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;

      2. bouwhoogte maximaal 3 m;

      3. oppervlakte maximaal 30 m2.

3 Algemene voorschriften

 

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwvoorschriften

 

5.1 bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwvoorschriften in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

5.2 bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwvoorschriften in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

Artikel 6 Algemene gebruiksvoorschriften

 

6.1 algemeen

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken en/of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming.

6.2 strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

      1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

      2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

      3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;

      4. het houden van een kampeerterrein;

      5. het innemen van een ligplaats met een woonschip en het treffen of hebben van afmeervoorzieningen ten behoeve van ligplaatsen voor woonschepen;

Artikel 7 Algemene ontheffingsvoorschriften

 

7.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

      1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;

      2. de voorschriften en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

      3. de voorschriften en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;

      4. de voorschriften en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.

7.2 Ontheffing als bedoeld in artikel 7.1 kan slechts worden verleend, mits:

      1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Procedurevoorschriften

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid wordt afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

4 Overgangs- en slotvoorschriften

 

Artikel 9 Overgangsvoorschriften

 

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

9.1.1 algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

      1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

      2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.1.2 uitzondering

Artikel 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsvoorschriften van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

 

9.2.1 algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2 strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3 onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4 uitzondering

Artikel 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsvoorschriften van dat plan.

Artikel 10 Slotbepaling

Deze voorschriften worden aangehaald als: voorschriften van het projectbesluit Amstelkade 80 Amstelhoek.