Gemeente:
De Ronde Venen
Plannaam:
Herenweg 211 Vinkeveen
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
06-04-2010

2 Bestemmingsvoorschriften

 

Artikel 3 Gemengd

 

3.1 bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 algemeen

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. wonen;

      2. dienstverlening;

      3. kantoren;

      4. bedrijven;

      5. maatschappelijke voorzieningen;

      6. detailhandel;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.1.2 begane grondlaag

De onder b t/m f genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan op de begane grondlaag van de bebouwing.

3.1.3 toegestane bedrijfsactiviteiten

Uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, waarop de Wet milieubeheer niet van toepassing is, alsmede die genoemd in categorie 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

3.1.4 aan huis gebonden beroepen of bedrijven

In iedere woning is de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten toegestaan, met dien verstande dat:

      1. dit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;

      2. geen bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die onder de werking van de Wet milieubeheer dan wel onder de werking van een AMvB op grond van de Wet milieubeheer vallen, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;

      3. de woonfunctie op het desbetreffende perceel in overwegende mate gehandhaafd dient te blijven;

      4. het gebruik naar aard in overeenstemming moet zijn met het woonkarakter van de omgeving;

      5. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;

      6. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

      7. de activiteiten een kleinschalig karakter moeten hebben. Dit betekent dat de praktijk-/bedrijfsruimte, waarin de aan-huis-gebonden beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt, maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, tot een maximum van 50 m².

3.2 bouwvoorschriften

 

3.2.1 gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

3.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

 

Perceelsoppervlakte

      1. De omvang van het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen wordt bepaald door de perceelsoppervlakte vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn (zone zijtuin en achtertuin), met uitzondering van het oppervlak van het (bestaande) hoofdgebouw.

 

Bebouwingsoppervlakte

      1. In aansluiting op het bepaalde in lid a geldt dat:

        1. het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen op deze gronden mag ten hoogste 40% bedragen;

        2. het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen, voorzover het bepaalde percentage onder lid 2 van dit artikel dit toelaat, mag ten hoogste 5 m2 bedragen voor elke meter dat het bouwperceel gemiddeld breed is tot een absoluut maximum van 50 m2;

 

Bebouwingsvoorschriften

      1. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden mede de volgende voorschriften:

        1. de afstand tot de voorgevelrooilijn moet ten minste 3 meter bedragen;

 

Vrijstaand:

      1. voor vrijstaande bijgebouwen geldt dat:

        1. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw maximaal 3 meter mag bedragen;

        2. de bouwhoogte ten hoogste 4 meter mag bedragen.

 

Aangebouwd:

      1. voor aangebouwde bijgebouwen geldt dat:

        1. bij vrijstaande woningen slechts aan de achtergevel en aan één zijgevel bijgebouwen mogen worden aangebouwd;

        2. de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen;

        3. de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen;

      2. het aan de achtergevel aan te bouwen bijgebouw slechts aan de oorspronkelijke achtergevel mag worden opgericht.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

      1. palen en masten 6 m;

      2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

3.3 ontheffing van de bouwvoorschriften: uitbouwen aan de voorgevel (erkers)

 

3.3.1 ontheffing erker

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2, lid c, onder 1 en 3, voor de bouw van een erker aan de naar de weg toegekeerde zijde van het hoofdgebouw (voorgevel), met dien verstande dat:

      1. de goothoogte lager dient te zijn dan de goothoogte van de woning tot een maximale goothoogte van 3 meter;

      2. de diepte gemeten uit de voorgevel van de woning niet meer dan 0,6 meter mag bedragen;

      3. de breedte niet meer dan 3/5 van de breedte van de woning mag bedragen;

      4. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3 meter dient te bedragen;

3.3.2 voorwaarden ontheffing erker

De ontheffing als bedoeld onder 3.3.1 wordt uitsluitend verleend indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van c.q. afbreuk wordt gedaan aan:

      1. de gebruiksmogelijkheden
        ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld
        in het belang van een verantwoorde evenwichtige en samenhangende inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;

      3. de woonsituatie
        ter waarborging van een verantwoorde woonsituatie, met in het bijzonder aandacht voor:

        1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;

        2. het uitzicht;

        3. de aanwezigheid van voldoende privacy.

      4. de verkeersveiligheid
        ter waarboring van de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op (hoeken van) wegen;

      5. de parkeerruimte
        ter waarborging van voldoende parkeerruimte op het eigen terrein.

3.4 ontheffing van de bouwvoorschriften: uitbouwen aan de zijgevel

 

3.4.1 ontheffing aan de zijgevel aangebouwd bijgebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2, lid c, onder 3 sub c, voor de bouw van een aan de zijgevel aangebouwd bijgebouw met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat niet hoger gebouwd mag worden dan het doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw;

3.4.2 voorwaarden ontheffing aan de zijgevel aangebouwd bijgebouw

De ontheffing als bedoeld onder artikel 3.4.1, wordt uitsluitend verleend indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van c.q. afbreuk wordt gedaan aan:

      1. de gebruiksmogelijkheden
        ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld
        in het belang van een verantwoorde evenwichtige en samenhangende inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;

      3. de woonsituatie
        ter waarborging van een verantwoorde woonsituatie, met in het bijzonder aandacht voor:

        1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;

        2. het uitzicht;

        3. de aanwezigheid van voldoende privacy.