1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Wilnisse Zuwe 35 Wilnis van de gemeente De Ronde Venen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0736.BPWilnisseZuwe35-oh01met bijbehorende regels;
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijk informatie;
1.4 aan huis gebonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat deze in een woning en bijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfucntie kunnen worden uigeoefend, detailhandel wordt hieronder niet verstaan;
1.5 aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, waarvoor de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze in een woning en bijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend;
1.6 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.7 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.8 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bestaand
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden ge-bouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.21 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.22 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.23 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.24 ontheffing
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.25 peil
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.26 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.27 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.28 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.29 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;
1.30 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.31 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Één woning;
aan huis gebonden beroepen/bedrijven
met bijbehorende gebouwen - niet zijnde ondergrondse bouwwerken - bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
3.1.2 aan huis gebonden beroepen/bedrijven
De uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, met dien verstande dat:
dit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
geen bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die onder de werking van de Wet milieubeheer dan wel onder de werking van een AMvB op grond van de Wet milieubeheer vallen, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
de woonfunctie op het desbetreffende perceel in overwegende mate gehandhaafd dient te blijven;
het gebruik naar aard in overeenstemming moet zijn met het woonkarakter van de omgeving;
het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
de activiteiten een kleinschalig karakter moeten hebben. Dit betekent dat de praktijk-/bedrijfsruimte, waarin de aan-huis-gebonden beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt, maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, tot een maximum van 50 m².
3.2 bouwregels
3.2.1 hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
gebouwd binnen het bouwvlak; er moet een afstand van 2,5 m ten opzichte van de bouwperceelsgrens worden aangehouden;
de inhoud mag ten hoogste 1288 m3 bedragen;
de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen en het hoofdgebouw wordt afgedekt met een kap met een minimale en maximale hellingshoek van 30° respectievelijk 50°.
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
er moet een afstand van 2,5 m ten opichte van de bouwperceelsgrens worden aangehouden;
het gezamenlijk oppervlak bedraagt maximaal 224 m2;
de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,5 m.
3.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
op de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn 2 m;
op de gronden gelegen voor de voorgevelrooilijn 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van pergola’s maximaal 2,5 m mag bedragen;
3.2.4 carports
Bouwvoorschriften voor carports:
Gebouwd op een afstand van tenminste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
bouwhoogte maximaal 3 m;
oppervlakte maximaal 30 m2.
3.3 ontheffing van de gebruiksregels
3.3.1 splitsing van de woning
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder a voor het splitsen van het hoofdgebouw in twee volwaardige woningen.
3.3.2 vereisten ontheffing
Ontheffing als bedoeld in artikel 3.3.1 kan slechts worden verleend, mits:
het te splitsen hoofdgebouw een inhoud heeft van minimaal 900 m3;
het bestaande grondoppervlak van het hoofdgebouw niet wordt vergroot;
de splitsing niet leidt to twee separate - vrijstaande - woningen;
de splitsing geen schade toebrengt aan architectonische en cultuurhistorische waarden van het pand;
de splitsing niet leidt tot een belemmering van de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven;
na splitsing elke woning 112 m2 aan bijgebouwen heeft;
voor de door splitsing ontstane woning een ontheffing hogere grenswaarde is verleend.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
In die gevallen dat de bestaande goothoogte en bouwhoogte die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken en/of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming.
6.2 strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
het houden van een kampeerterrein;
het innemen van een ligplaats met een woonschip en het treffen of hebben van afmeervoorzieningen ten behoeve van ligplaatsen voor woonschepen;
Artikel 7 Algemene ontheffingsregels
7.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
7.2 Ontheffing als bedoeld in artikel 7.1 kan slechts worden verleend, mits:
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 8 Algemene procedureregel
Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing van het plan is de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 9 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voorzover het betreft:
bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
de ruimte tussen bouwwerken;
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 10.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1.1 met maximaal 10%.
10.1.3 uitzondering
Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 overgangsrecht gebruik
10.2.1 algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.2.2 strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.2.3 onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.2.4 uitzondering
Artikel 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Wilnisse Zuwe 35 van de gemeente De Ronde Venen.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 30 september 2010
|