Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': uitsluitend voorzieningen voor infiltratie en waterberging, waaronder wadi's en infiltratiegebieden met een oppervlak van ten minste 480 m² en een inhoud van ten minste 226 m³;
bermen en beplanting;
paden;
speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
waterhuishoudkundige voorzieningen;
parkeervoorzieningen op maximaal 10% van het bestemmingsvlak;
evenementen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m²;
in afwijking van het bepaalde onder a t/m c mag ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' niet worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 12 meter bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder a en b mag ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' niet worden gebouwd.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.