Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijven, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
met de daarbijbehorende:
tuinen, erven en terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen;
groenvoorzieningen;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in sub e, met dien verstande dat per bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van een extra bedrijfswoning is niet toegestaan. Hiervoor geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte;
gebouwen mogen de voorgevelbouwgrens niet overschrijden in de richting van de weg of het openbaar gebied.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
wonen, met uitzondering van wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 3.1 sub b;
een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief lpg);
seksinrichtingen;
opslag van goederen en materialen die zichtbaar is vanaf de openbare weg.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub a ten behoeve van:
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.1;
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd.
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van voorzieningen van openbaar nut,
met de daarbij behorende:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen;
terreinen;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel;
bedrijven, voor zover genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijven;
dienstverlening;
kantoren;
horeca, categorie 1 en 2;
wonen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' een kinderdagverblijf;
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van balkons tot maximaal 1 m buiten de bebouwingsgrenzen en behoudens het bepaalde in sub e, met dien verstande dat uitsluitend bestaande woningen zijn toegestaan; nieuwvestiging van woningen of splitsing van een bouwperceel ten behoeve van een extra woning is niet toegestaan. Hiervoor geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel, met dien verstande dat ten minste 50 m² mag worden gebouwd;
de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte;
gebouwen mogen de voorgevelbouwgrens niet overschrijden in de richting van de weg of het openbaar gebied.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.2.1 ten behoeve van een hogere goot- en/of bouwhoogte en/of een grotere oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
de goot- en/of bouwhoogte mag met maximaal 20% worden verhoogd;
de oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
gebouwen mogen de voorgevelbouwgrens niet overschrijden in de richting van de weg of het openbaar gebied;
er wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
Nieuwvestiging van wonen is niet toegestaan.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': uitsluitend voorzieningen voor infiltratie en waterberging, waaronder wadi's en infiltratiegebieden met een oppervlak van ten minste 480 m² en een inhoud van ten minste 226 m³;
bermen en beplanting;
paden;
speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
waterhuishoudkundige voorzieningen;
parkeervoorzieningen op maximaal 10% van het bestemmingsvlak;
evenementen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m²;
in afwijking van het bepaalde onder a t/m c mag ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' niet worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 12 meter bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder a en b mag ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' niet worden gebouwd.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
horeca, categorie 1, 2, 3 en 5;
met de daarbij behorende terrassen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie' een galerie;
met daaraan ondergeschikt:
wonen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in sub e; met dien verstande dat per bouwperceel maximaal 1 woning is toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van een extra woning is niet toegestaan. Hiervoor geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte;
gebouwen mogen de voorgevelbouwgrens niet overschrijden in de richting van de weg of het openbaar gebied.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een dienstwoning;
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in sub e, met dien verstande dat per bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 dienstwoning is toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van een extra dienstwoning is niet toegestaan. Hiervoor geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte;
gebouwen mogen de voorgevelbouwgrens niet overschrijden in de richting van de weg of het openbaar gebied.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 6 meter bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; en/of
voet- en rijwielpaden;
parkeervoorzieningen;
bermen en beplanting;
straatmeubiliair;
(voorzieningen voor) ambulante detailhandel;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker' een duiker;
oeververbindingen (bruggen);
voorzieningen van algemeen nut.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m².
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12 meter bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 10 Verkeer -Verblijfsgebied
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
voet- en rijwielpaden;
parkeervoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'garage' garages;
bermen en beplanting;
straatmeubiliair;
(voorzieningen voor) ambulante detailhandel;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker' een duiker;
oeververbindingen (bruggen);
evenementen;
terrassen;
voorzieningen van algemeen nut.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in 10.2.2;
de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
de maximale oppervlakte bedraagt 15 m² per gebouw.
10.2.2 Garages
Voor het bouwen van garages gelden de volgende bepalingen:
garages mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;
de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m;
de maximale oppervlakte bedraagt 25 m² per garage.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
er zijn geen bouwwerken ten behoeve van de terrassen toegestaan;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van:
lichtmasten maximaal 12 meter bedragen;
een antenne-installatie maximaal 15 meter bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waterberging;
waterhuishouding;
waterlopen en waterpartijen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker' een duiker;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
infiltratievoorzieningen;
kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
steigers ten behoeve van in de aangrenzende bestemming gelegen woningen.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 12 Wonen - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Wonen – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis of bedrijf aan huis zoals opgenomen in milieucategorie 1 van de Lijst van bedrijven, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis en/of bedrijf aan huis, met een maximum van 50 m²;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker' een duiker;
met de daarbijbehorende:
tuinen en erven;
paden;
parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen, waarnaast ruimte dient te worden gereserveerd voor minimaal 1 parkeerplaats ten behoeve van het beroep aan huis en/of bedrijf aan huis;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' is aangegeven.
12.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in 12.2.4 sub a;
met dien verstande, dat per bouwperceel maximaal 1 woning is toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van een extra woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3 meter uit de voorgevelbouwgrens;
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter aan beide zijden;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 60°.
12.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden ter plaatse van de aanduidingen ‘erf’, 'bijgebouwen' en ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling’ worden gebouwd;
de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 meter;
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m² op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘erf’, met dien verstande dat bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², met inachtneming van de volgende bepaling:
minimaal 50% van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ dient onbebouwd en onoverdekt te blijven;
de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen volledig worden bebouwd, met inachtneming van het bepaalde in 12.2.1;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling’ geldt het bepaalde in 12.2.1;
de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.
12.2.4 Gebouwen buiten bouwvlak en erf
In afwijking van het bepaalde in 12.2.2 onder a gelden voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' de volgende regels:
op deze gronden zijn uitsluitend erkers toegestaan;
de breedte van een erker bedraagt aan de voorzijde maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en aan de zijgevel maximaal 40% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
de maximale hoogte van een erker bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
de maximale diepte van de erker bedraagt 1,5 meter;
op een erker is een transparante afscheiding toegestaan, dat wil zeggen dat de afscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn, met een hoogte van 1 meter gemeten vanaf bovenkant erker.
12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
kamerbewoning;
seksinrichtingen.
Artikel 13 Wonen - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in twee-aaneengebouwde en/of geschakelde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis of bedrijf aan huis zoals opgenomen in milieucategorie 1 van de Lijst van bedrijven, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis en/of bedrijf aan huis, met een maximum van 50 m²;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker' een duiker;
met de daarbijbehorende:
tuinen en erven;
paden;
parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen, waarnaast ruimte dient te worden gereserveerd voor minimaal 1 parkeerplaats ten behoeve van het beroep aan huis en/of bedrijf aan huis;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' is aangegeven.
13.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in 13.2.4 sub a;
met dien verstande, dat per bouwperceel maximaal 1 woning is toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van een extra woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3 meter uit de voorgevelbouwgrens;
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter aan één zijde;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 60°.
13.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden ter plaatse van de aanduidingen ‘erf' en ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling’ worden gebouwd;
de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 meter;
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m² op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘erf’, met dien verstande dat bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², met inachtneming van de volgende bepaling:
minimaal 50% van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ dient onbebouwd en onoverdekt te blijven;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling’ geldt het bepaalde in 13.2.1;
de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.
13.2.4 Gebouwen buiten bouwvlak en erf
In afwijking van het bepaalde in 13.2.2 onder a gelden voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' de volgende regels:
op deze gronden zijn uitsluitend erkers toegestaan;
de breedte van een erker bedraagt aan de voorzijde maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en aan de zijgevel maximaal 40% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
de maximale hoogte van een erker bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
de maximale diepte van de erker bedraagt 1,5 meter;
op een erker is een transparante afscheiding toegestaan, dat wil zeggen dat de afscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn, met een hoogte van 1 meter gemeten vanaf bovenkant erker.
13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
kamerbewoning;
seksinrichtingen.
Artikel 14 Wonen - 3
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in aaneengesloten woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis of bedrijf aan huis zoals opgenomen in milieucategorie 1 van de Lijst van bedrijven, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis en/of bedrijf aan huis, met een maximum van 50 m²;
met de daarbijbehorende:
tuinen en erven;
paden;
parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen, waarnaast ruimte dient te worden gereserveerd voor minimaal 1 parkeerplaats ten behoeve van het beroep aan huis en/of bedrijf aan huis;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' is aangegeven.
14.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in 14.2.4 sub a;
met dien verstande, dat per bouwperceel maximaal 1 woning is toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van een extra woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3 meter uit de voorgevelbouwgrens;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 60°.
14.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden ter plaatse van de aanduidingen ‘erf’ en ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling’ worden gebouwd;
de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 meter;
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m² op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf’, met dien verstande dat bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², met inachtneming van de volgende bepaling:
minimaal 50% van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf’ dient onbebouwd en onoverdekt te blijven;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling’ geldt het bepaalde in 14.2.1;
de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.
14.2.4 Gebouwen buiten bouwvlak en erf
In afwijking van het bepaalde in 14.2.2 onder a gelden voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' de volgende regels:
op deze gronden zijn uitsluitend erkers toegestaan;
de breedte van een erker bedraagt aan de voorzijde maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en aan de zijgevel maximaal 40% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
de maximale hoogte van een erker bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
de maximale diepte van de erker bedraagt 1,5 meter;
op een erker is een transparante afscheiding toegestaan, dat wil zeggen dat de afscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn, met een hoogte van 1 meter gemeten vanaf bovenkant erker.
14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
kamerbewoning;
seksinrichtingen.
Artikel 15 Wonen - 4
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen – 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis of bedrijf aan huis zoals opgenomen in milieucategorie 1 van de Lijst van bedrijven, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis en/of bedrijf aan huis, met een maximum van 50 m²;
met de daarbijbehorende:
tuinen en erven;
paden;
parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen, waarnaast ruimte dient te worden gereserveerd voor minimaal 1 parkeerplaats ten behoeve van het beroep aan huis en/of bedrijf aan huis;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
kamerbewoning;
seksinrichtingen.
Artikel 16 Wonen - 5
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – 5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in patiowoningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huisof bedrijf aan huis zoals opgenomen in milieucategorie 1 van de Lijst van bedrijven, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis en/of bedrijf aan huis, met een maximum van 50 m²;
er plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker' een duiker;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' een bedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijven, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
met de daarbijbehorende:
tuinen en erven;
paden;
parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen, waarnaast ruimte dient te worden gereserveerd voor minimaal 1 parkeerplaats ten behoeve van het beroep aan huis en/of bedrijf aan huis;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in 16.2.2 sub a;
met dien verstande, dat per bouwperceel maximaal 1 woning is toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van een extra woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
16.2.2 Gebouwen buiten bouwvlak
In afwijking van het bepaalde in 16.2.1 onder a gelden voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak de volgende regels:
op deze gronden zijn uitsluitend aan de voorgevel en zijgevel erkers toegestaan;
de breedte van een erker bedraagt aan de voorzijde maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en aan de zijgevel maximaal 40% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
de maximale hoogte van een erker bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
de maximale diepte van de erker bedraagt 25% van de diepte van de gronden voor het bouwvlak met een maximum van 1,5 meter;
op een erker is een transparante afscheiding toegestaan, dat wil zeggen dat de afscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn, met een hoogte van 1 meter gemeten vanaf bovenkant erker;
in afwijking van het bepaalde onder a t/m e gelden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen zijn bijgebouwen toegestaan.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen volledig worden bebouwd.
De goothoogte bedraagt maximaal 3 meter.
De bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
kamerbewoning;
seksinrichtingen.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming 'Waarde – Archeologie 3'.
17.2.2 Bouwen volgens de onderliggende bestemming
Op de gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, volgens de bouwregels van de
onderliggende bestemming, die op die gronden rust, mits:
uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de grond met de bouwwerkzaamheden niet wordt aangetast;
dan wel dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
17.2.3 Voorwaarden aan de omgevingvergunning voor bouwen
Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen wint het bevoegd gezag
advies in bij een archeologische deskundige van de gemeente Lingewaal of een daarvoor
in de plaats gestelde deskundige.
17.2.4 Uitzondering verbod
Het bepaalde in artikel 17.2.2 is niet van toepassing
indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
voor een bouwwerk waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 50 m2.
17.3 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
17.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, ophogen alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
het verlagen en verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.
De werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.
Voor de verlening van de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Lingewaal of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige. Het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevingsvergunning.
Aan de omgevingsvergunning mogen voorwaarden worden verbonden mits daarover vooraf schriftelijk advies is gevraagd aan de deskundige als bedoeld sub c.
17.3.2 Uitzondering verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 17.3.1 .is niet van toepassing:
voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden niet onevenredig kunnen schaden, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond;
wanneer de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
indien met de werken en werkzaamheden mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;
bij werken en werkzaamheden die onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn;
bij werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
bij het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen of ontgronden is vereist;
voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
voor werken en werkzaamheden waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter noodzakelijk zijn en die plaatsvinden op een aaneengesloten oppervlakte kleiner dan 50 m2.
17.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming:
geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
de onderlinge begrenzing tussen verschillende dubbelbestemmingen te verschuiven.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 5
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming 'Waarde – Archeologie 5'.
18.2.2 Bouwen volgens de onderliggende bestemming
Op de gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, volgens de bouwregels van de
onderliggende bestemming, die op die gronden rust, mits:
uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de grond metde bouwwerkzaamheden niet wordt aangetast;
dan wel dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
18.2.3 Voorwaarden aan de omgevingvergunning voor bouwen
Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen wint het bevoegd gezag
advies in bij een archeologische deskundige van de gemeente Lingewaal of een daarvoor
in de plaats gestelde deskundige.
18.2.4 Uitzondering verbod
Het bepaalde in artikel 18.2.2 is niet van toepassing
indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
voor een bouwwerk waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 500 m2.
18.3 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
18.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, ophogen alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
het verlagen en verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.
De werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.
Voor de verlening van de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Lingewaal of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige. Het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevingsvergunning.
Aan de omgevingsvergunning mogen voorwaarden worden verbonden mits daarover vooraf schriftelijk advies is gevraagd aan de deskundige als bedoeld sub c.
18.3.2 Uitzondering verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 18.3.1 is niet van toepassing:
voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden niet onevenredig kunnen schaden, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond;
wanneer de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
indien met de werken en werkzaamheden mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;
bij werken en werkzaamheden die onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn;
bij werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
bij het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen of ontgronden is vereist;
voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
voor werken en werkzaamheden waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter noodzakelijk zijn en die plaatsvinden op een aaneengesloten oppervlakte kleiner dan 500 m2.
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming:
geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
de onderlinge begrenzing tussen verschillende dubbelbestemmingen te verschuiven.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 7
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 7’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming 'Waarde – Archeologie 7'.
19.2.2 Bouwen volgens de onderliggende bestemming
Op de gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, volgens de bouwregels van de
onderliggende bestemming, die op die gronden rust, mits:
uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de grond metde bouwwerkzaamheden niet wordt aangetast;
dan wel dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
19.2.3 Voorwaarden aan de omgevingvergunning voor bouwen
Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen wint het bevoegd gezag
advies in bij een archeologische deskundige van de gemeente Lingewaal of een daarvoor
in de plaats gestelde deskundige.
19.2.4 Uitzondering verbod
Het bepaalde in artikel 19.2.2 is niet van toepassing
indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
voor een bouwwerk waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 100 centimeter noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 5.000 m2.
19.3 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
19.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 7' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, ophogen alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
het verlagen en verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.
De werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.
Voor de verlening van de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Lingewaal of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige. Het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevingsvergunning.
Aan de omgevingsvergunning mogen voorwaarden worden verbonden mits daarover vooraf schriftelijk advies is gevraagd aan de deskundige als bedoeld sub c.
19.3.2 Uitzondering verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 19.3.1 is niet van toepassing:
voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden niet onevenredig kunnen schaden, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond;
wanneer de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
indien met de werken en werkzaamheden mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;
bij werken en werkzaamheden die onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn;
bij werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
bij het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen of ontgronden is vereist;
voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
voor werken en werkzaamheden waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 100 centimeter noodzakelijk zijn en die plaatsvinden op een aaneengesloten oppervlakte kleiner dan 5.000 m2.
19.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming:
geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
de onderlinge begrenzing tussen verschillende dubbelbestemmingen te verschuiven.
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Regels vanwege samenvallende bestemmingen
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming waterkering is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het voorzover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de waterkering.
20.2.2 Verbod bouwen ten behoeve van andere bestemming
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
20.2.3 Bouwen ten behoeve van bestemming
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 20.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.