|
Opdrachtgever VABO Ontwikkeling B.V. De heer F.A. van het Hoofd Ant. Van Diemenstraat 36 4104 AE CULEMBORG
Adviesbureau Geofox-Lexmond bv Duitslandweg 7 Postbus 143 2410 AC Bodegraven Tel. 0172 - 614255 Fax 0172 - 612226
Status definitief Datum 8 maart 2012 Projectnummer 20102174/20120632 |
Vastgesteld bestemmingsplan Regels |
Asperen, Heukelumseweg A703
|
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1. Begrippen
Artikel 2. Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3. Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 4. Anti-dubbeltelregel
Artikel 5. Algemene bouwregels
Artikel 6. Algemene ontheffingsregels
Artikel 7. Algemene wijzigingsregels
Artikel 8. Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9. Overgangsrecht
Artikel 10. Slotregel
1. Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan
Het bestemmingsplan “Heukelumseweg ongenummerd (perceel A703)” van de gemeente
Lingewaal;
2. bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0733.BpAspHklusewegA703-VA01met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
3. de verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
4. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5. aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6. aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
7. aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
8. agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, daaronder niet begrepen een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;
9. archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
10. bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen bouwwerk zijnde;
11. bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
12. bestaand
- bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aan gevraagde vergunning;
- bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
13. bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
14. bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;
15. bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
16. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
17. bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
18. bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
19. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegestaan;
20. bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
21. bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
22. bouwvlakgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
23. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
24. cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens inde loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
25. erf
op de verbeelding als zodanig aangegeven gronden niet zijnde het bouwvlak, waarbinnen volgens dit plan bij de bestemming behorende bebouwing is toegestaan;
26. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
27. hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
28. landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
29. overkapping
een bouwwerk geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;
30. peil
a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. voor gebouwen die worden gebouwd in de dijk tot 2 meter onder de kruin van de dijk: de kruin van het aanliggende dijklichaam;
c. voor gebouwen in de dijk op meer dan 2 meter onder de kruin van de dijk: het gemiddelde bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
31. seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
32. voorgevellijn
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
33. woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van maximaal twee afzonderlijke huishoudens.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
a. de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d. de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e. de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
f. De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
a. voor lengten in meters (m);
b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
d. voor verhoudingen in procenten (%);
e. voor hoeken/hellingen in graden (°).
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De geometrisch bepaalde, voor ‘Wonen-1’ aangewezen gronden, als vervat in de verbeelding, zijn bestemd voor:
a Wonen in vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 50 m²;
Met de daarbijbehorende:
b Tuinen en erven;
c Parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen, waarnaast ruimte dient te worden gereserveerd voor minimaal 1 parkeerplaats ten behoeve van het beroep aan huis;
d Wateren en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a Hoofdgebouwen en aanbouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in 3.2.3 sub a;
b Met dien verstande dat per bouwperceel maximaal 1 woning is toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van een extra woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
c De voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in, dan wel maximaal 3 meter uit de voorgevelbouwgrens;
d De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter aan beide zijden;
e de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
f de bouwhoogte mag niet meer bedragen, dan is aangegeven op de verbeelding;
g de dakhelling bedraagt minimaal 25° en maximaal 60°.
3.2.2. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
a de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak of binnen de gronden die zijn aangeduid als ‘erf’ worden gebouwd;
b de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 meter;
c de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m², met dien verstande dat bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlak van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², met inachtneming van de volgende bepaling:
- minimaal 50% van de gronden die zijn aangeduid als ‘wonen-1’ dient onbebouwd en onoverdekt te blijven.
d de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
e de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter.
3.2.3. In afwijking van het bepaalde in 3.2.1. onder a gelden voor het bouwen van gebouwen op de gronden met de aanduiding ‘tuin’ de volgende regels:
a op de gronden met de aanduiding ‘tuin’ zijn uitsluitend erkers toegestaan;
b de breedte van een erker bedraagt aan de voorzijde maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en aan de zijgevel maximaal 40% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
c de maximale hoogte van een erker bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
d de maximale diepte van de erker bedraagt 25% van de diepte van de gronden met de aanduiding ‘tuin’, met een maximum van 1,5 meter;
e op een erker is een transparante afscheiding toegestaan, dat wil zeggen dat de afscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn, met een hoogte van 1 meter gemeten vanaf bovenkant erker.
3.2.4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
b de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
b kamerbewoning;
c seksinrichtingen.
3 Algemene regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
5.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
5.1.1. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwen zijn gebouwd, met uitzondering van (niet-overdekte) zwembaden.
5.1.2. Zwembaden zijn uitsluitend toegestaan achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van minimaal 3 meter van de perceelsgrens.
5.1.3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
5.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige regels;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 6 Algemene ontheffingsregels
6.1 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
d Het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaand dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
- De maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- De hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
6.2 Procedure algemene ontheffing
Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in 6.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 8.
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
7.1 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
b overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
7.2 Procedure algemene wijziging
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 7.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 8.
Artikel 8 Algemene procedureregels
Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 4.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgaan.
9.1.2 Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het bepaalde in 9.1.1. voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in 9.1.1. met maximaal 10%.
9.1.3 Het bepaalde in 9.1.1. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van het plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is mag worden voorgezet.
9.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in 9.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
9.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde in 9.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.2.4 Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
9.3. Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht voor gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
9.4. Procedure ontheffing
Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in 9.1.2 geldt de procedure zoals vervat in artikel 8.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan Heukelumseweg ongenummerd (A703) van de gemeente Lingewaal
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 8 maart 2012.
De voorzitter, De griffier,