behorende bij het bestemmingsplan ‘Laureynestraat 19 Philippine’ van de gemeente Terneuzen

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMIGNSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 4 Antidubbeltelregel

Artikel 5 Algemene bouwregels

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 8 Overgangsrecht                                                   

Artikel 9 Slotregel

 

BIJLAGEN:

Staat van Bedrijfsactiviteiten

 

 

 

Hoofdstuk 1

Inleidende regels

Artikel 1

Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.            plan

het bestemmingsplan ‘Laureynestraat 19 Philippine’ van de gemeente Terneuzen;

 

2.            bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0715.BPPHP02-VG99 met bijbehorende regels;

 

3.            kaart

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0715.BPPHP02-VG99;

 

4.            aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

5.            aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of een deel van een hoofdgebouw, in functioneel en bouwkundig opzicht zodanig met het hoofdgebouw verbonden dat het daarmee één geheel vormt en dat in bouwkundig opzicht herkenbaar blijft als een afzonderlijke, uiterlijk ondergeschikte, aanvulling op het hoofdgebouw;

 

6.            afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond;

 

7.            bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

8.            bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, te meten ten opzichte van het bouwvlak;

 

9.            bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

 

10.         bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

11.         bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

12.         bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

13.         bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

14.         Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

15.         bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

16.         bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

17.         bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

18.         bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

19.         bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

 

20.         bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

21.         bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

22.         dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

23.         dakkapel

een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

 

24.         detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

25.         erf

al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

26.         erfafscheiding

de afscheiding van het erf;

 

27.         gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

28.         hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

29.         kampeermiddel:

a.       een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b.       enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Ww een bouwvergunning, per 1 oktober 2010 een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub a Wabo, vereist is;

c.       een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

 

30.         maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt;

 

31.         nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

 

32.         onevenredige afbreuk aan de gebruiks­mogelijkheden

a.       onevenredig nadelige veranderingen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw;

b.       onevenredig grote verkeersaantrekkende werking;

c.       onevenredig grote parkeerdruk op de openbare ruimte;

 

33.         overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;

 

34.         peil

a.     voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

b.     in andere gevallen en voor andere bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

c.     bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;

 

35.         prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

36.         raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 

 

37.         recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

 

38.         seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

 

39.         seksbioscoop/sekstheater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;

 

40.         seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

41.         straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

42.         verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken, voer- en vaartuigen, arken, caravans, woonwagens en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voorzover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen zijnde;

 

43.         voorste bouwperceelsgrens

de kadastrale grens aan de wegzijde bij een bouwperceel die de zijkanten van een bouwperceel verbindt. Indien meerdere zijden van het bouwperceel naar de weg gekeerd zijn, wijzen burgemeester en wethouders een voorste bouwperceelsgrens aan;

 

44.         vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;

 

45.         Wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

46.         weg

als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

47.         woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

48.         Wro

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

49.         Ww

de Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

 

 

Artikel 2

Wijze van meten

2.1         Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1.            afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

 

2.            de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

3.            het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

 

4.            de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

5.            de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

6.            de breedte en lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

 

7.            verticale diepte van een gebouw

vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

 

8.            het vloeroppervlak

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;

 

9.            de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2         Ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, schoorstenen, gootlijsten, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons, galerijen, noodtrappen, liftkokers, afvoerpijpen van hemelwater, stoeptreden, dorpels, overstekende daken en dergelijke naar aard- en omvang ondergeschikte bouwonderdelen, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

 

 

Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels

Artikel 3

Bedrijf

3.1         Bestemmingsomschrijving

3.1.1     Bestemming

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.            ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’: bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

b.            bijbehorende bedrijfswoningen;

 

c.            verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

3.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.            hoofdgebouwen;

 

b.            aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

 

c.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2         Bouwregels

3.2.1     Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.            hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.            het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan één;

 

c.            het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 60%, tenzij op de kaart anders is bepaald;

 

d.            de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1,00 meter te bedragen;

 

e.            voor zover de hoofdgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter te bedragen;

 

f.             de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op kaart aangegeven maat;

 

g.            de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer zijn dan 4,00 hoger dan de goothoogte.

 

3.2.2     Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.            aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/ niet-inpandige bedrijfswoningen;

 

b.            de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;

 

c.            de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 6,00 meter.

 

3.2.3     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.     de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;

 

b.            de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen.

3.3         Specifieke gebruiksregels

Tot het verboden gebruik als bedoeld in de Wro en Wabo wordt in ieder geval gerekend:

 

a.     de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen;

 

b.     het oprichten van Bevi-inrichtingen, MER-(beoordelings)plichtige bedrijven en vuurwerkbedrijven, geluidsproducerende inrichtingen, zelfstandige kantoren, detailhandelsbedrijven, met uitzondering van de detailhandelsbedrijven, genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, en horecabedrijven;

 

c.     met betrekking tot bedrijven geldt dat groothandels-, transport- en distributiebedrijven niet zijn toegestaan.

3.4         Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in:

 

a.     lid 3.1.1 sub a teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan de in lid 3.1.1 genoemde categorieën, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere maatgevende milieuaspecten, geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits vooraf milieudeskundig advies is verkregen;

 

b.      lid 3.1.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als genoemd in lid 3.1.1 mits vooraf milieudeskundig advies is verkregen.

3.5         Wijzigingsbevoegdheid

a.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en daarbij de categorie-indeling van de bij dit artikel behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien en voor zover wijziging van de belasting van de daarin opgenomen typen van bedrijven op het milieu daartoe aanleiding geeft danwel de wet- en regelgeving met betrekking tot geluidsproducerende inrichtingen wordt gewijzigd, mits vooraf milieudeskundig advies is verkregen;

 

b.            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’, een en ander met inachtneming van de volgende bepalingen:

1.            maximaal 1 nieuwe woning mag worden gerealiseerd; het totaal aantal woningen mag niet meer bedragen dan twee;

2.            de nieuwe woning mag geen onnodige hinder ondervinden van de aanwezige bedrijven binnen en/of nabij het plangebied;

3.            voldaan moet worden aan de wettelijke vereisten inzake bodemkwaliteit, Flora- en faunawet, externe veiligheid, archeologie, luchtkwaliteit alsmede de economische uitvoerbaarheid;

4.            de wijziging dient gericht te zijn op het bereiken van nieuwe grondgebonden woningen, passend binnen de ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving;

5.            vooraf dient het waterschap om advies te worden gevraagd;

6.            op eigen erf dient in de parkeerbehoefte te worden voorzien

7.            de maximale goothoogte 6,00 meter bedraagt en de maximale bouwhoogte 4,00 meter hoger dan de goothoogte.

 

 

Hoofdstuk 3

Algemene regels

Artikel 4

Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 5

Algemene bouwregels

5            Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van de kaart en de regels vervat in hoofdstuk 2, worden over schreden door:

 

a.            tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, helling banen, funderingen, balkons, entreeportalen en afdaken, mits de overschrijding maximaal 1,50 meter bedraagt;

 

b.            tot gebouwen behorende erkers, serres en veranda's, mits de overschrijding maximaal 1,50 meter bedraagt en bovendien maximaal 50% van de diepte van gronden gelegen tussen de voorste bouwgrens en de voorste bouwperceelsgrens.

 

Artikel 6

Algemene gebruiksregels

6            Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in de Wro en de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

 

a.     het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;

 

b.     het gebruiken of laten gebruiken van gronden of gebouwen als seksinrichting of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen, met dien verstande dat het gebruik van gronden of gebouwen als seksinrichting wel is toegestaan daar waar dit op de plankaart expliciet is aangegeven middels een aanduiding;

 

c.      het gebruiken of laten gebruiken van gronden of gebouwen als inrichting ten behoeve van het verstrekken  van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet en/of als een smart- of growshop;

 

d.     het gebruiken of laten gebruiken van gronden of gebouwen voor het opslaan van vuurwerk;

 

e.            het gebruiken of laten gebruiken van gronden of gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, met dien verstande dat het gebruik van gronden of gebouwen voor de uitoefening van detailhandel wel is toegestaan daar waar dit in de regels expliciet is aangegeven;

 

f.             het gebruik van woningen als recreatiewoningen;

 

g.     het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor bagger, grondspecie, vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, los afval, puin, grind en voor brandstoffen, met dien verstande dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming niet tot het verboden gebruik wordt gerekend;

 

h.     het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;

 

i.      het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor de leidingen voor het transport van giftige stoffen, leidingen met brandbare en/of ontplofbare stoffen, aardgasleidingen onder een druk vanaf 10 bar en leidingen met een diameter vanaf 0,50 meter en met minimaal een regionale functie.

 

 

Artikel 7

Algemene afwijkingsregels

7            Afwijkingen

7.1       Algemene afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van de regels in dit plan voor:

 

a.            het afwijken van de in dit plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%, met dien verstande dat van deze bevoegdheid geen gebruik kan worden gemaakt indien reeds een omgevingsvergunning tot afwijking is verleend volgens artikel 3.3, sub b van dit bestemmingsplan;

 

b.            overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het bouwperceel. Hierbij zijn overschrijdingen met maximaal 1,00 meter toelaatbaar, waarbij het bouwvlak maximaal 10% mag worden vergroot;

 

c.            het oprichten van kleinschalige gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten behoeve van nutsvoorzieningen, dan wel om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen, noodzakelijk zijn. Voor het oprichten van voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie bedraagt de bouwhoogte maximaal 25 meter. Voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt de inhoud maximaal 50 m³ en de bouwhoogte maximaal 3,00 meter.

 

7.2       Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestemming(en) van de betrokken en de aangrenzende gronden en de waarden als bedoeld in deze regels.

 

 

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels

Artikel 8

Overgangsrecht

8.1         Overgangsrecht gebruik:

a.            Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

 

b.            Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid 8.1, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

 

c.            Indien het gebruik, bedoeld in het lid 8.1, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

 

d.            Lid 8.1, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

8.2         Overgangsrecht bouwwerken:

a.            Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub a Wabo, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.            gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.            na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning tot het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

b.            Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken, via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo van lid 8.2, sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 8.2, sub a met maximaal 10%;

 

c.            Lid 8.2, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.3      Afwijking

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of  personen van dat overgangsrecht via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo afwijken.

8.4      Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten

a.            indien afstanden ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;

 

b.            in die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden;

 

c.              in het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

 Artikel 9

Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Laureynestraat 19 Philippine‘.