DOCUMENT

 

Planregels Bestemmingsplan Fietspad Abeelseweg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Identificatie Planstatus

 

identificatiecode datum: status:

 

NL.IMRO.0687.BPBGMFAB-OH99 06-09-2010 onherroepelijk

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO. 0687.BPBGMFAB-OH99 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen*).

*afhankelijk van plan.

 

Verbeelding

De verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan Fietspad Abeelseweg

 

Aan- en uitbouw

Het aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

Ander bouwwerk

Elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

Archeologische deskundige

De Walcherse Archeologische Dienst (WAD) of een daaraan gelijkgesteld KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) gecertificeerd onderzoeksbureau.

 

Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

 

Archeologische waarden

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

 

Bestaande bouwwerken/gebouwen

Op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande bouwwerken/gebouwen, alsmede bouwwerken/gebouwen die worden of mogen worden gebouwd krachtens een bouwvergunning waarvoor de aanvrager voor dat tijdstip is ingediend, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

 

Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

Bijgebouw

Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

 

Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

Brug

Een vaste of beweegbare verbinding voor het verkeer, tussen twee punten die gescheiden zijn door een rivier, kanaal, spoorweg, waterpartij, weg of een ander overbrugbaar obstakel.

 

Cultuurhistorische waarden

De aan een object, gebouw, terrein, structuur, bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

 

Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, de bestemming ingevolge het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

 

Erfafscheiding

Bouwwerk geen gebouw zijnde dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein.

 

Erfgrens

De grens van het erf.

 

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

Geluidsproducerende inrichtingen

Inrichtingen zoals genoemd in het Inrichtingen – en vergunningenbesluit milieubeheer juncto Wet Geluidhinder zoals deze luiden op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan.

 

Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

Lichtmast

Elektrotechnische installatie bestaande uit één of meerdere verlichtingsarmaturen.

 

Maatschappelijk

Voorzieningen en instellingen, gericht op het aanbieden en uitoefenen van activiteiten, gericht op de sociale, maatschappelijke, medische, zorgverlenende, educatieve, levensbeschouwelijke, en openbare dienstverlening als ook beschermde woonvormen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

 

Nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

Opslag

Het bedrijfsmatig opslaan van goederen, gegevens etc.

 

Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

Peil

a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

Samenhangend straat- en bebouwingsbeeld

 

Tuin

Omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een gebouw en daaraansluitende of het omgevende, over het algemeen ingericht met bloemen, planten, bomen en andere gewassen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

Afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

 

Bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

 

Goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

Oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. water;

  3. voetpad;

  4. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden worden uitsluitend gebouwd:

  1. gebouwen voor nutsvoorzieningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

oppervlakte / inhoud

1

nutsvoorzieningen

-

3 m

15 m²

2

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

-

3 m

-

 

 

 
 

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens cultuurhistorische waarden;

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en nutsvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden zijn gebouwen geen woningen zijnde en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;

  2. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 meter;

  3. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 meter;

  4. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 20 meter.

4.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

oppervlakte / inhoud

1

erfafscheiding grenzend aan openbaar gebied

 

1 m

 

2

overige erfafscheidingen

 

2 m

 

3

overige bouwwerken, geen

gebouwen zijnde

 

2 m

 

 

 
 

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

5.2 Bouwregels

5.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

oppervlakte / inhoud

1

erfafscheidingen

-

2 m

-

2

overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

-

2 m

-

 

5.3 Ontheffing van de bouwregels

5.3.1 Uitbreiding gebouwen en overkappingen in de bestemming Tuin

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.1, ter plaatse van de bestemming Tuin, voor uitbreiding van gebouwen en overkappingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen, met inachtneming het volgende:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 8 m² en de goothoogte niet meer dan 3 meter;

  2. verlening van ontheffing mag niet tot gevolg hebben dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld of de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;

  3. ontheffing mag niet worden verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 12 lid 1.

 
 

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de gronden zonder aanduiding:

    1. een fietspad met een breedte van ten hoogste 3 m;

    2. waterhuishouding;

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, bruggen, viaducten, duikers en fietssluizen.

 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde,

toegestaan.

 

6.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

oppervlakte / inhoud

1

erfafscheidingen

-

2 m

-

2

overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verkeersregeling, verkeersaanduiding of wegaanduiding

 

8 m

 

3

overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

-

8 m

-

 

 

 
 

Artikel 7 Waarde - Archeologie-3

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn – bij wijze van dubbelbestemming - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag een fietspad worden aangelegd en gelden de volgende regels:

  1. de initiatiefnemer dient voor aanvang van noodzakelijke grondbewerkingen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van betrokken locatie naar het oordeel van een archeologisch deskundige in voldoende mate is vastgesteld;

  2. de archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door de werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

 

 
 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.

 

 

 
 

Artikel 9 Algemene bouwregels

 

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en regels worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;

  2. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;

  3. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.

 

 

 
 

Artikel 10 Algemene ontheffingsregels

 

10.1 Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de planregels voor:

  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

  3. ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 12 lid 1.

 

 

 

 

 

 

 

 
 

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

 

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 12 lid 2.

 

 
 

Artikel 12 Algemene procedureregels

 

12.1 Procedure bij toepassing ontheffingsbevoegdheid

Indien in de regels naar deze regel is verwezen, volgen burgemeester en wethouders bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid de volgende procedure.

  1. een ontwerpbesluit ligt gedurende twee weken ter gemeentesecretarie ter inzage;

  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;

  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van bedenkingen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de in sub a genoemde termijn;

  4. burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent het verlenen van ontheffing;

  5. indien tegen een ontwerpbesluit bedenkingen zijn ingebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;

  6. burgemeester en wethouders delen aan hen, die bedenkingen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

 

12.2 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid

Indien in de regels naar deze regel is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

 

 

 

 
 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 
 

Artikel 14 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Fietspad Abeelseweg’.