Gemeente:
Goes
Plannaam:
Bos Oud-Sabbinge
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
07-07-2011

Toelichting

 

Bestemmingsplan

 

"Bos Oud-Sabbinge"

 

 

 

 

 

 

 

NL.IMRO.0664.BPLG03-VG99

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Goes bij besluit van …

 

 

, voorzitter

 

 

, griffier

 

 

Titel Bestemmingsplan

“Bos Oud-Sabbinge”

Gemeente

Goes

Status

vastgesteld

Datum

7 juli 2011

Planidn

NL.IMRO.0664.BPLG03-VG99

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

Camping De Haas en camping ’t Veerse Meer, twee campings binnen de gemeente Goes, zijn begonnen aan een uitbreiding van de bestaande kampeerterreinen. Gezien ter plaatse van de uitbreidingslocaties bos is gelegen en deze bosgebieden gekapt zijn om de uitbreidingen van de campings mogelijk te maken, dienen deze te kappen bosgebieden conform de Boswet en het Omgevingsplan gecompenseerd en overgecompenseerd te worden. De verplichte compensatie vindt plaats door de aanleg van een tweetal bosgebieden, waarvan circa 3,6 hectare ten noorden van Oud-Sabbinge en circa 1,5 hectare grenzend aan het bestaande Poelbos wordt gerealiseerd. Daarnaast dient er nog een resterend deel van circa 1,7 hectare overcompensatie plaats te vinden. Dit laatste zal worden meegenomen in de planvorming van Poel V. Mocht Poel V niet gerealiseerd worden, dan zal de overcompensatie plaatsvinden in aansluiting op het bestaande Poelbos. De overcompensatie is in een bestuursrechtelijke overeenkomst vastgelegd.

Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de realisatie van een bosgebied te Oud-Sabbinge, kadastraal bekend onder GOE00 AE 00555. Het plangebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft omvat grofweg de gronden tussen de Bouwensputseweg, het Barendswegje, de Bijsterweg en de bebouwing aan de Ring. Verwezen wordt naar figuur 1 en 2.

[image][image] 

 

figuur 1: Ligging plangebied figuur 2: Straatnamenkaart

 

 

1.2 Vigerende bestemmingsplannen

De gronden waarop het beoogde plangebied is gelegen, liggen binnen het plangebied van het vigerende bestemmingsplan ‘Landelijke Gebied’, vastgesteld door de gemeenteraad van Goes d.d. 20 december 2001 en (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zeeland d.d. 2 juli 2002, en kennen de bestemming ‘Agrarische doeleinden, klasse L’. Het beoogde plan is in strijd met het bestemmingsplan, omdat binnen de bestemming ‘Agrarische doeleinden, klasse L’ geen bosgebied is toegestaan. Om de realisatie van het bosgebied met bijbehorende kleinschalige voorzieningen tot stand te kunnen brengen, dient het vigerende bestemmingsplan te worden herzien.

De doelstelling van onderhavig bestemmingsplan ‘Bos Oud-Sabbinge’ is het bieden van een juridisch-planologisch kader teneinde de realisatie van het bosgebied aan het Barendswegje te Oud-Sabbinge mogelijk te maken. Verder wordt aan de oostzijde van het plangebied een tuinbestemming toegevoegd, ten behoeve van het vergroten van de achtertuinen van percelen aan de Bijsterweg.

De gemeente is verplicht om diverse gemeentelijke gegevens, waaronder de bestemmingsplannen, via internet beschikbaar te stellen. Met behulp van de IMRO-codering zullen de digitale bestemmingsplannen uitwisselbaar zijn. Het onderhavige bestemmingsplan wordt IMRO gecodeerd.

 

1.3 Opzet van de toelichting

Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het plan. Daarop wordt een toelichting gegeven. In de onderhavige toelichting worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan ‘Bos Oud-Sabbinge’ weergegeven. De bestaande en beoogde situatie wordt beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de actuele en relevante beleidskaders, doelstellingen en wet- en regelgeving van het Rijk, de provincie en de gemeente. Vervolgens komen milieu- en duurzaamheidaspecten aan bod in hoofdstuk 4. Een toelichting op het juridische deel van het bestemmingsplan, de regels en verbeelding wordt gegeven in hoofdstuk 5. Hoofdstukken 6 en 7 betreffen de handhaving en de economische uitvoerbaarheid met de maatschappelijke toetsing en het overleg zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Visie op het plangebied

 

 

2.1 Oud-Sabbinge

Het gebied rondom Oud-Sabbinge wordt gekenmerkt door een overwegend besloten, agrarisch landschapsbeeld. Rondom de kern liggen enkele verspreid liggende fruitteeltpercelen. Verder was ten noorden van de kern een klein bos aanwezig. Hierdoor is een besloten landschapsbeeld aanwezig. Door de lintstructuur van het dorp grenzen bijna alle woningen met hun achtertuinen aan het buitengebied, waardoor het landschap op korte afstand aanwezig en zichtbaar is. Er is dan ook sprake van een grote verwevenheid met het landschap.

Oud-Sabbinge kan worden getypeerd als een klein ringdorp, waarbij aan de historische structuur geen nieuwe structuren zijn toegevoegd. Bepalend in de bebouwingsstructuur van de kern is de ring. Hier bevindt zich de oorsprong van de kern, van waaruit de kern zich vervolgens heeft uitgebreid langs de bebouwingslinten de Prins Bernhardstraat, de Bijsterweg en de Oudelandseweg. Haaks op de Oudelandseweg staat het vierde bebouwingslint de Kasteelstraat. De kern Oud-Sabbinge is een kern met weinig ruimtelijk-functionele dynamiek. Wonen is de belangrijkste functie, er wonen circa 231 inwoners in de kern (gegevens jaartal 2010). Enige basisvoorzieningen zijn aanwezig in de kern Wolphaartsdijk, dat op korte afstand van de kern is gelegen. Binnen de kern komen enkele bedrijven en maatschappelijke dan wel commerciële voorzieningen voor.

 

2.2 Plangebied en omgeving

Het beoogde plangebied is gelegen aan de noordzijde van de kern Oud-Sabbinge. Het grenst aan de bebouwing van Oud-Sabbinge aan de zuid- en oostzijde, open agrarisch gebied aan de noordzijde en de Bouwensputseweg aan de westzijde. Het beoogde perceel ligt buiten de dorpsstructuur en is momenteel agrarisch in gebruik. In figuur 3 is een luchtfoto van de bestaande situatie opgenomen.

 

[image] 

figuur 3: luchtfoto bestaande situatie

 

2.3 Beoogde situatie

Het bosgebied te Oud-Sabinge is voorzien ten noorden van de kern. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 3,6 hectare. Om de uitbreiding van camping de Haas, gelegen direct ten oosten van het plangebied, mogelijk te kunnen maken, wordt het bestaande bosgebied aan de Bijsterweg gekapt. Gezien hierdoor een sterk aanwezig groen gebied in het landschap verdwijnt, is het wenselijk het nieuwe bosgebied nabij de oude locatie te realiseren. Landschappelijk zal op deze manier geen grote veranderingen plaats vinden. Gezien ten noorden van de kern reeds een besloten landschapsbeeld aanwezig is, zal een bos passen in het omgevingsbeeld. Aangesloten wordt op de fruitteeltpercelen welke om de kern heen liggen. Daarnaast worden de achterkantsituaties van bebouwing aan de Ring op een dergelijke manier door het bosgebied afgeschermd van het open agrarisch gebied. Om in de toekomst de mogelijkheid voor het doortrekken van de bestaande lintbebouwing aan de Bijsterweg open te houden, is het deel ten noorden van de lintbebouwing niet meegenomen binnen het plangebied bestemd voor de ontwikkeling van het bosgebied. Het doortrekken van de lintbebouwing is wenselijk vanuit stedenbouwkundig oogpunt, gezien de lintbebouwing aan de Bijsterweg deel uitmaakt van de historische structuur van de kern. Het doortrekken van de lintbebouwing zorgt voor behoudt van de historische structuur en daarnaast, een wenselijke situatie voor de afronding van de kern en een logische planbegrenzing van het bosgebied. Op dit moment zijn echter nog geen concrete plannen voor het doortrekken van de lintbebouwing.

Wel wordt een uitbreiding van tuinen van de percelen aan de Bijsterweg beoogd. Omwonenden gaan van een vrij open landschap, naar een wat meer besloten landschapsbeeld. De wens bestaat om een natuurlijke afscherming te creeeren tussen de woonpercelen aan de Bijsterweg en het nieuwe bos. Om aan deze wensen tegemoet te komen is aan de oostzijde het gebied zo opgebouwd, dat de mogelijkheid bestaat om de tuinen te vergroten en er vervolgens een natuurlijke afscherming middels een watergang, conform inrichtingschets, gerealiseerd zal worden. Bij deze watergang hoort aan beide zijde een onderhoudsstrooken van circa 5 meter, waardoor het bos zich op verdere afstand van de woonbebouwing bevindt.

 

Om het bosgebied aantrekkelijk te maken voor inwoners van Oud-Sabbinge en omgeving en verblijfsrecreanten zal het bosgebied een openbaar toegankelijk gebied worden. Door de aanleg van onverharde wandelpaden en gedegen onderhoud zal de aantrekkingskracht van het gebied worden vergroot. Nieuwe voorzieningen, behoudens eventuele picknickplaatsen, worden in het bosgebied niet voorzien. Er zal geen sprake zijn van bebouwing.

 

2.3.1 Werkgroep inrichting bos Oud-Sabbinge

Op de eerste plaats staat de compensatie van bos centraal. Echter gezien de omvang van de kern Oud-Sabbinge heeft de aanleg van het bos nog een ander karakter. De wens vanuit het dorp is om een bos te realiseren wat een meerwaarde heeft voor de inwoners. Om hieraan tegemoet te komen, heeft overleg plaatsgevonden met een aantal bewoners uit Oud-Sabbinge.

 

In juni 2010, is een bijeenkomst met bewoners geweest waarbij het plan voor de inrichting van het nieuwe bosje is besproken. Namens de bewoners is aan de gemeente een tekening met bijbehorende legenda gegeven, waarop de wensen van de bewoners zijn aangegeven. Deze wensen zijn:

 

“Verschillende toegangen tot het bos; een verhard pad; graspaden; het behouden van vrij uitzicht; wandelmogelijkheid; fietsverbinding; kwallenballenveld; vijver; speelveld; bankjes; kunstwerk; uitbreiding van tuinen”.

 

Deze wensen van de bewoners zijn vertaald in de onderstaande ontwerpschets.

 

[image] 

In het tweede kwartaal van 2010 wordt de schets verder uitgewerkt, wat zal leiden tot een definitief ontwerp. Dit definitief ontwerp is dan de vertaling van wensen van de inwoners, gecombineerd met de mogelijkheden op basis van het investeringsbudget.

 

 

HOOFDSTUK 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

De Nota Ruimte, welke in werking is getreden op 27 februari 2006, bevat het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020, waarbij de periode 2020 tot 2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt de rijksoverheid zich hierbij op vier algemene doelen, te weten versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke nationale en internationale ruimtelijke waarden alsmede de borging van de veiligheid. In de strategische nota zijn rijksverantwoordelijkheden en die van anderen op hoofdlijnen helder onderscheiden. Het is de taak van het rijk om andere overheden te voorzien van een zogenaamde goede gereedschapskist voor de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Daarmee keert het kabinet terug naar de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk rijksbeleid, die onder meer tot uiting komen in het decentrale planningsstelsel met een centrale rol voor de gemeentelijke bestemmingsplannen, en verschuift het accent van ordening naar ontwikkeling. De nota bevat generieke regels ter waarborging van de algemene basiskwaliteit, de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen, waaraan alle betrokken partijen zijn gebonden.

Het Rijk streeft naar basiskwaliteit voor landschapsontwikkeling en biedt kansen aan wonen, werken en recreëren in het buitengebied. Er is in de nota geen concrete landelijke ruimteclaim voor het ontwikkelen van nieuw bosgebied opgenomen. In de Nota Ruimte zijn wel een aantal Nationale Landschappen aangegeven. Het buitengebied van Goes maakt hiervan echter geen deel uit. Voor de regionale en lokale natuurgebieden zijn provincies en gemeenten verantwoordelijk.

 

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2006-2012

Het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 is het beleidsplan van de provincie dat op hoofdlijnen aangeeft hoe de provincie er over vijftien tot twintig jaar uit moet zien. Het Omgevingsplan is richtinggevend voor de ruimtelijke ontwikkeling van Zeeland. Voor de gemeenten is een belangrijke rol weggelegd bij de handhaving van het beleid, met name via het instrument van bestemmingsplannen en milieuhandhaving.

 

Duurzaam ontwikkelen

Duurzaam ontwikkelen vormt het centrale uitgangspunt voor het Omgevingplan. Dit uitgangspunt is uitgewerkt in drie hoofddoelstellingen van beleid te weten het versterken van de bijzondere Zeeuwse omgevingskwaliteiten, het faciliteren van de noodzakelijke en gewenste economische dynamiek en het bevorderen van de sociaal-culturele dynamiek en het vasthouden aan een gematigde bevolkingsgroei. Middels dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de eerstgenoemde hoofddoelstelling.

 

Versterken omgevingskwaliteit

Het Omgevingsplan biedt meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, maar de inpassing van deze ontwikkelingen mogen niet ten koste gaan van de omgevingskwaliteiten. Derhalve is onderscheid gemaakt in een tweetal gebiedsgerichte strategieën, te weten beschermen en ruimte voor een nadere afweging. Ter plaatse van het plangebied is er ruimte voor nadere afweging. Bij het afwegen van de inpassing van nieuwe ontwikkelingen spelen de volgende aspecten bij deze strategie een rol:

 

  • gewenste ontwikkeling: de keuze voor wat wenselijke ontwikkelingen zijn wordt ingegeven op basis van de gewenste economische en sociaal-culturele en ruimtelijke dynamiek. Het al dan niet wenselijk zijn van een ontwikkeling wordt veelal ingegeven door beleidskeuzes;

 

  • locatiekeuze: de locatiekeuze is sterk van invloed op het effect dat een ontwikkeling heeft op de omgevingskwaliteit. Als de verschillende omgevingskwaliteiten op een goede manier geanalyseerd worden dan werken ze sturend op de locatiekeuze. De mate van sturing zal per locatie verschillend uitpakken vanwege de verschillen in omgevingskwaliteit;

 

  • vormgeving: nieuwe ontwikkelingen dienen de omgevingskwaliteiten te benutten. Door de vormgeving van de bebouwde én de onbebouwde omgeving van de nieuwe ontwikkeling wordt hier invulling aan gegeven. De vormgeving van nieuwe bebouwing dient dan ook qua hoogte, massa, materiaalgebruik, schaal en maatverhouding aansluiting te zoeken bij de omgevingskwaliteiten van de beoogde locatie, de omgeving en de reeds gerealiseerde bebouwing. Bij de vormgeving van de onbebouwde omgeving is het minstens zo belangrijk om de omgevingskwaliteiten te benutten. Hierbij gaat het om de structuur, de inrichting en de aankleding van de onbebouwde ruimte en de aansluiting op de directe omgeving of de landschappelijke inpassing;

 

  • bijdrage versterking omgevingskwaliteiten: uitgangspunt is dat in een aantal situaties van nieuwe projecten of initiatieven een directe bijdrage geleverd moet worden aan het versterken van de omgevingskwaliteiten. De manier waarop uitwerking is gegeven aan dit principe, in een concreet project of een gebied, maakt onderdeel uit van de uiteindelijke afweging van het al dan niet inpasbaar zijn van een nieuwe ontwikkeling;

 

  • wettelijke eisen: in ieder geval dient een ontwikkeling of initiatief te voldoen aan alle (sectorale) wettelijke vereisten.

 

Ontwikkeling natuur

Er is in het Omgevingsplan niets aangegeven over de ontwikkeling van nieuwe natuur buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In het Omgevingsplan is wel opgenomen dat de positie van het platteland in de samenleving verandert. Het landelijk gebied verbreedt zich meer en meer van productieruimte naar gebruiksruimte. Het landelijk gebied wordt gebruikt voor wonen, werken, recreatie, water en natuur. De provincie streeft naar zoveel mogelijk recreatief medegebruik van de Zeeuwse natuurgebieden. De invulling hiervan kan variëren van totale toegankelijkheid tot geleide recreatie en specifiek maatregelen in gevoelige gebieden. Bosrijke gebieden en cultuurlandschappen bieden de meeste ruimte voor dagrecreatie.

 

Het beoogde plangebied ligt niet binnen of aan de EHS, er kan echter wel aangenomen worden dat de provincie ook positief tegenover natuurontwikkeling buiten de EHS staat. Gezien de geringe omvang van het dorp Oud-Sabbinge is de wens om niet enkel bomen aan te planten, maar juist een bos te creeëren met een meerwaarde voor de leefbaarheid van het dorp.

 

Provinciale verordening

De hoofddoelstellingen van het omgevingsplan zijn door Provincie Zeeland juridisch vormgegeven in de Provinciale Ruimtelijke Verordening zoals bedoeld in artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze verordening is op 9 april 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. De artikelen uit de verordening zijn in acht genomen bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan.

 

3.3 Regionaal beleid

Gebiedsvisie Rondom het Veerse Meer 2004

In de Gebiedsvisie Rondom het Veerse Meer 2004 zijn de veranderingen beschreven die zich de komende jaren rond het Veerse Meer gaan voltrekken. Het betreft een integrale visie, onderverdeeld in facetten en beschreven middels zeven speerpunten, met als doel het Veerse Meer een kwaliteitsimpuls te geven.

Gelet op de huidige functies van het gebied, de te verwachten ontwikkelingen die op het gebied af komen en de kansen die zich daarbij voordoen liggen er voor het gebied belangrijke uitdagingen voor de toekomst. In de visie wordt duidelijk hoe deze uitdagingen kunnen worden aangegaan en hoe de aanwezige kansen kunnen worden benut. Doel is dat uiteindelijk een optimaal bereikbaar gebied ontstaat, met aantrekkelijke routestructuren voor de recreant. Een gebied waarvan de waterkwaliteit is verbeterd en waar de waterhuishouding is geoptimaliseerd voor landbouw en natuur, waar een nieuw recreatief gebied is toegevoegd zonder afbreuk te doen aan de ecologische- en landschapswaarden en waar meer ruimte is voor natuur waarbij een aantal landschappelijke ingrepen is gedaan die het gebied aantrekkelijker maken en er voldoende ontwikkelingsperspectieven ontstaan voor een duurzame en op de toekomst gerichte landbouwstructuur.

Het gebied Wolphaartsdijk is één van de negen deelgebieden waarvoor een deelgebiedsvisie is ontwikkeld, waarvan het beoogde plangebied deel uit maakt. Met betrekking tot landschap en natuur is opgenomen dat zich rondom Wolphaartsdijk een uniek landschap bevindt, waarvoor de historische polderstructuur de basis vormt. Onder andere de vlinderpolders ten noorden van Wolphaartsdijk vormen een uniek en waardevol landschap. Een verder behoud en versterking hiervan behoeft aandacht. Als het gaat om versterking van de natuurwaarden dient expliciet te worden gekeken naar aansluiting bij deze bestaande elementen. Het gaat dan met name om versterking en vergroting van bestaande gebieden.

 

3.4 Gemeentelijk beleid

Landschapsontwikkelingsplan

De gemeente heeft een Landschapsontwikkelingsplan opgesteld. Het doel van het Landschapsontwikkelingsplan is om een algehele landschappelijke visie op het buitengebied

van de gemeente Goes te geven. Het Landschapsontwikkelingsplan is de vertaling van de provinciale doelstelling duurzaam ontwikkelen. Met het plan zal duidelijk worden welke invloed de diverse ontwikkelingen hebben op het landelijk gebied. Er wordt door middel van wensbeelden ingegaan op de ontwikkeling van de in het Goese buitengebied aanwezige landschapstypen en het versterken van de karakteristieken waardoor er een gedifferentieerd landschap ontstaat. Het versterken en differentiëren van de verscheidenheid aan landschapstypen rondom Goes resulteert in een kwaliteitsimpuls voor het buitengebied. Hierbij hoort ook de ontwikkeling van de EHS en verbindingszones. Bij een autonome ontwikkeling van het gebied, zonder overkoepelende visie op de ruimtelijke inrichting en vormgeving van het buitengebied, kunnen ruimtelijke elementen hun intrede doen op plekken waar ze programmatisch niet het best tot hun recht komen en het landschappelijke beeld sterk schaden. Verrommeling van het landschap en een onduidelijke ruimtelijke structuur is hiervan het logische gevolg. Het Landschapsontwikkelingsplan is een plan met een realistische toekomstwaarde, dat maatschappelijk breed gedragen moet worden. Een plan waarin het onderliggende beleid sturend is en resulteert in het uitvoeren van concrete projecten, die binnen een termijn van 20 jaar gerealiseerd kunnen worden.

 

Eiland Wolphaartsdijk

Het eiland Wolphaartsdijk heeft een karakteristieke ruimtelijke structuur die de inpolderingsgeschiedenis van het voormalige eiland inzichtelijk maakt. Steeds werd het eiland uitgebreid met een nieuw stukje polder, dat als een schil tegen de voorgaande polder is gelegen. In het Landschapsontwikkelingsplan is opgenomen dat de dijkenstructuur ruimtelijk kan worden verduidelijkt door het beplanten van deze dijken met bomenlanen.

 

3.5 Conclusie

De realisatie van het bosgebied te Oud-Sabbinge wordt beoogd op een locatie welke momenteel bestaat uit agrarisch gebied. Zowel het Rijk, als de provincie en de gemeente heeft geen specifiek beleid ten aanzien van natuurontwikkeling buiten de bestaande natuurgebieden of ter plaatse van Oud- Sabbinge. Ondanks dit gegeven kan aangenomen worden dat overheden positief staan tegenover de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden.

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Kwaliteit van de leefomgeving

 

 

4.1 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De eigen rol van de overheden wordt nu echter officieel. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen en provincies gaan archeologische attentiegebieden aanwijzen waarvoor gemeenten de bestemmingsplannen moeten aanpassen. Indien het bestemmingsplan de mogelijkheid van verstoring creëert van op grond van de Archeologische Monumentenkaart (AMK) bekende, of de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) te verwachten archeologische waarden, dient aangegeven te worden hoe te zijner tijd bij feitelijke verstoring met die archeologische waarden wordt omgegaan.

Met behulp van de AMK en de IKAW kan worden nagegaan of de gronden binnen het plangebied archeologisch van betekenis zijn. Op de AMK zijn alle bekende archeologische terreinen en monumenten aangegeven. De IKAW geeft de verwachtingswaarde op archeologische waarden aan. Volgens de AMK zijn er ter plaatse geen archeologische terreinen of monumenten bekend. Op de IKAW is de locatie daarnaast aangeduid als een gebied met een lage kans op archeologische waarden. Archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

De kans is altijd aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht van de Monumentenwet 2007. Bij graafwerkzaamheden dient dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Indien vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden aangetroffen worden dienen deze verplicht en onverwijld gemeld te worden bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) te Middelburg.

 

4.2 Bodemverontreiniging

De locatie ligt deels in de bodemkwaliteitszone agrarisch Goes (nooit boomgaard) en deels in de bodemkwaliteitszone naoorlogsewijken A (nooit boomgaard). Ten behoeve van de aankoop van het perceel is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: Verkennend bodemonderzoek Barendswegje ongenummerd te Oud Sabbinge, De Klerk Milieuadvies, Kenmerk 09RDK045.10, 11 december 2009. Hieruit blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met bestrijdingsmiddelen. De ondergrond is licht verontreinigd met arseen. En het grondwater is licht verontreinigd met arseen, chroom, xylenen en molybdeen.

 

Wettelijk is bepaald dat een bouwvergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat er schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Bij uitbreidingsplannen of verbouwplannen is een bodemonderzoek noodzakelijk. Tot het verbod tot bouwen op verontreinigde grond behoort conform de gemeentelijke bouwverordening bouwwerkzaamheden die betrekking hebben op het bouwen van bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven en voor het bouwen waarvan een reguliere bouwvergunning is vereist. De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een bosgebied met daarin hooguit voorzieningen als een picknicktafel of een wipkip en een functiewijziging van een deel van de gronden naar ‘tuin’.

 

Gezien er geen bouwwerkzaamheden plaats gaan vinden welke conform de gemeentelijke bouwverordening niet toegestaan zijn op een verontreinigde bodem, is het uitvoeren van verder bodemonderzoek naar verontreiniging niet noodzakelijk.

 

De gevonden concentraties leveren in de huidige situatie geen risico's op voor mens of milieu.

Er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen aanleg van een recreatiebos en voor de uitgifte van percelen voor de aanleg van tuinen.

 

 

 

 

4.3 Water

Beleidskader

Per 1 november 2003 is een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Het is één van de instrumenten om het waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven. De Provincie Zeeland heeft onder andere samen met de waterschappen het Omgevingsplan Zeeland opgesteld. Hierin is het Rijksbeleid doorvertaald en uitgewerkt. Gestreefd wordt naar duurzame watersystemen in Zeeland. Eén van de middelen hiervoor is de waterkansenkaarten. De Gemeente Goes heeft samen met de Provincie Zeeland en waterschap Zeeuwse Eilanden het Waterplan Goes 2005-2010 opgesteld. Hierin wordt evenals in het Omgevingsplan Zeeland gestreefd naar duurzame watersystemen. Dit zijn watersystemen die nu en in de toekomst de afgesproken functies kunnen vervullen en daarbij voldoen aan de eisen.

 

Bestaand watersysteem

Algemeen

Het betreffende plangebied kent in de huidige situatie een agrarische bestemming met

akkerbouw.

 

 

Waterkansenkaart

De Waterkansenkaart is een samenstelling van verschillende themakaarten over een aantal belangrijke onderdelen. Voor het plangebied blijkt daaruit dat er weinig bijzonderheden zijn, de kavel is dan ook niet opgenomen als aandachtsgebied waterhuishouding.

 

  • In het gebied is geen sprake van zoute kwel.

  • Er komt geen belvorming van zoetwater voor.

  • Voor infiltratie is de hele kavel zeer ongeschikt.

  • Wel is de hele kavel sterk gevoelig voor zettingen.

 

De kavel is, net als de omgeving, op basis van deze gegevens in de waterkansenkaart gekwalificeerd als minder tot minst geschikt voor uitbreiding van stedelijk gebied. Wel is de oostelijke helft van de kavel vanuit hoogteligging juist geschikt om water in te bergen. Dit past bij het huidige gebruik als landbouwgrond omdat dat gezien kan worden als kapitaalsextensief zoals in de toelichting op de waterkansenkaart is opgenomen.

 

Bodem

De bodem is in het hele gebied rondom Oud Sabbinge en Wolphaartsdijk te typeren als oude lichte schorgronden.

 

Grondwater

Voor deze kavel zijn er in grondwaterbeheersplan geen bijzonderheden opgenomen. Actuele gegevens over de grondwaterstand in de kavel ontbreken.

 

Waterhuishouding

De kavel maakt onderdeel uit van het bemalingsgebied van Gemaal Oosterland bij het jachthavengebied van Wolphaartsdijk. De omgeving van Oud Sabbinge kent een gelijk zomer- en winterpeil van 1,30 onder Normaal Amsterdams Peil (NAP). De kavel is rondom begrensd door secundaire watergangen (wegsloten) die in noordwestelijke richting langs de Bouwensputseweg afstromen. De sloten rondom de kavel hebben geen doorvoerende functie vanuit aangrenzende gebieden. Wel zijn de meest noordelijke kavels langs de Bijsterweg aangewezen op deze sloten voor de afvoer van overtollige neerslag.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water is landelijk vastgesteld dat bij een extreme neerslagsituatie, die 1 keer per 100 jaar op kan treden, nog geen inundatie op mag treden vanuit het oppervlaktewater. Voor dit plangebied heeft het waterschap op basis van berekeningen het peil hiervoor bepaald op 0,40 meter onder NAP. Voor deze kavel of de directe omgeving er van zijn bij de gemeente en het waterschap geen knelpunten in relatie tot wateroverlast bekend.

 

Hoogteligging

De kavel heeft een gemiddeld maaiveld van 0,70 meter boven NAP. Het oostelijke deel ligt daarbij tot circa 0,20 meter dieper ten opzicht van het westelijke deel.

 

Riolering

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een landbouwkavel, waar geen riolering in aanwezig is. De woningen direct oostelijk van het gebied, langs de Bijsterweg, zijn middels vrijvervalriolering aangesloten op het gemengde rioolstelsel van Oud-Sabbinge.

 

Waterkering

Het plangebied ligt op ruim 450 meter afstand van de keurzonering van de waterkering langs het Veerse Meer (Muidenweg).

 

Toekomstig watersysteem

Algemeen

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een zeer beperkt plangebied, te weten één kavel van circa 3,6 hectare groot. De nieuwe bestemming van bos heeft ten opzichte van de huidige bestemming als akkerbouw voor het beleidsterrein water maar beperkte gevolgen.

 

Waterkansenkaart

In paragraaf 3.2 is op basis van de waterkansenkaart reeds geconcludeerd dat de kavel niet geschikt is om in de toekomst stedelijke uitbreiding op plaats te laten vinden. Dit heeft in belangrijke mate te maken met de lage ligging van de kavel. Om diezelfde reden is over het oostelijke deel van de kavel geconcludeerd dat het verstandig is om hier alleen kapitaalsextensieve bestemmingen toe te staan. Beide punten sluiten goed aan bij de bestemming als bos.

 

Ontwatering

Om binnen het plangebied bos te kunnen ontwikkelen behoeft er niets aan het maaiveldniveau of peilbeheer te veranderen. De bestaande peilen en het bestaande beheer

kunnen gehandhaafd blijven.

 

Waterhuishouding

Omdat er ten behoeve van de bestemmingswijziging tot bos geen wijzigingen in de waterhuishouding doorgevoerd behoeven te worden en er geen knelpunten in de bestaande situatie bekend zijn blijft de waterhuishouding ongewijzigd.

 

Waterkwaliteit

Met het waterplan proberen het waterschap en de gemeente een visie op te stellen voor het waterbeheer. Een belangrijk kader hierbij is de Europese Kaderrichtlijn Water. In het waterplan zijn voor de omgeving van Oud-Sabbinge geen aandachtspunten voor de waterkwaliteit opgenomen. Algemeen kan gesteld worden dat een bosbestemming beperkte positieve effecten heeft op de waterkwaliteit omdat bij akkerbouw in het algemeen meer bestrijdingsmiddelen en (kunstmatige) meststoffen toegepast worden.

 

Drooglegging

Om binnen het plangebied bos te kunnen ontwikkelen behoeft er niets aan het maaiveldniveau of peilbeheer te veranderen. De bestaande peilen en het bestaande beheer

kunnen gehandhaafd blijven.

 

Riolering

De bestemmingswijziging tot bos heeft geen invloed op de riolering van de omringende kavels. Er zijn op dit moment ook geen plannen met de riolering binnen de bebouwde kom bekend die invloed zouden kunnen gaan hebben op het plangebied.

 

Oppervlaktewater

Bij de inrichting van het gebied bij de omvorming tot bos gelden de gebruikelijke uitgangspunten voor oppervlaktewater:

  • waterlopen minimaal 0,5 meter bodemdiepte;

  • waterpartijen minimaal 1,0 meter waterdiepte, met lokale dieptes tot 1,5 meter;

  • taluds minimaal 1:2;

  • voldoende ruime onderhoudsstroken volgens keurvoorschrift van het waterschap (onderhoudsstrook van 5 meter vanaf de insteek van de watergang).

 

Dit zal naar alle waarschijnlijkheid alleen betrekking hebben op eventueel aan te passen oevers aan de boszijde van de bestaande sloten rondom het gebied. Vanuit ecologische en beheeraspecten wordt het toepassen van betuiningen of beschoeiingen ontraden. In verband met het verkleinen van verdrinkingsgevaar van kinderen dienen waterlopen en waterpartijen in nieuwe aanleg voorzien te worden van een plasberm van een minimale breedte van 0,50 meter breedte. Het waterschap is verantwoordelijk voor het beheer aan de sloten en waterpartijen.

 

Waterkering

De bestemmingswijziging, noch de uitvoering van de benodigde werkzaamheden, kan invloed hebben op de bestaande waterkering langs het Veerse Meer.

 

 

 

Thema

Waterdoelstelling

Toetsing

Veiligheid/

Waterkering

Waarborgen veiligheidsniveau en daarvoor benodigde ruimte.

In of nabij het plangebied liggen geen primaire waterkeringen. Het aspect veiligheid met betrekking tot de waterkering is derhalve niet aan de orde.

Wateroverlast

(vanuit oppervlaktewater)

Voldoende ruimte voor vasthouden/bergen/afvoeren van water. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem.

Gezien de aard van de ontwikkeling worden er geen

nadelige effecten voorzien. Het gebied ligt niet in een aandachtsgebied betreffende de waterhuishouding.

Watervoorziening/

-aanvoer

Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte-)water van de juiste kwaliteit water en de juiste

hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.

Een toename van verhard oppervlak zal marginaal zijn. Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling zijn derhalve geen negatieve gevolgen voor de watervoorzieningen te verwachten.

Volksgezondheid

(watergerelateerd)

Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-

risico’s via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.

Nabij het plangebied is nauwelijks open water aanwezig.

Er zijn geen problemen met de volksgezondheid bekend.

Riolering/RWZI

(incl. water op

straat/overlast)

Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken i.v.m. reductie hydraulische belasting RWZI en transportsysteem met

beperken overstorten. Rekening houden met (eventuele benodigde filter)ruimte

daarvoor.

Er wordt geen verhard oppervlak beoogd. Infiltratie van hemelwater in de bodem is volgens de waterkansenkaarten

echter niet of nauwelijks aan de orde. De aangrenzende sloten hebben daarentegen voldoende

capaciteit om het afgekoppelde water te kunnen afvoeren. Belangrijk is vooral dat hemelwater niet in het riool zal worden geloosd.

Bodemdaling

Voorkómen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige

gebieden kunnen veroorzaken.

Er is geen sprake van een peilverlaging en/of bodemdaling.

Derhalve is deze problematiek niet aan de orde.

Grondwater

Overlast

Tegengaan/Verhelpen van grondwateroverlast

Er wordt niet gebouwd binnen het plangebied, de ontwateringsdiepte is dan ook niet van toepassing.

Oppervlakte

waterkwaliteit

Behoud/Realisatie van goede waterkwaliteit voor mens en natuur

Het plan heeft geen consequenties voor oppervlaktewaterkwaliteit.

Grondwater

Kwaliteit

Behoud/Realisatie van goede waterkwaliteit voor mens en natuur

Het bosgebied wordt niet gerealiseerd in een infiltratiegebied, natuurgebied of gebied voor drinkwatervoorziening. Er wordt geen water de grond ingebracht en daarom heeft de beoogde ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit.

Verdroging

Bescherming karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden; m.n.

van belang in/rond natuurgebieden (voor hydrologische beïnvloedingszone zie provinciaal

omgevingsplan)

Er is geen sprake van het onttrekken van grondwater of het infiltreren van grondwater met als doel het later weer op te pompen in het plangebied. Derhalve is verdroging niet aan de orde.

Natte Natuur

Ontwikkeling/Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke

aquatische natuur.

Er bevindt zich geen natte natuur in of grenzend aan het plangebied. Er zijn daarom geen bijzondere maatregelen te treffen of beperkingen te verwachten.

Onderhoud(

mogelijkheid)

waterlopen

Oppervlaktewater dient adequaat onderhouden te worden.

Langs de bestaande waterlopen worden, in overeenstemming met de verkregen ontheffing Keur waterbeheer d.d. 20 oktober 2006, stroken van 5 meter vrijgehouden voor onderhoud. Nieuwe waterlopen

worden binnen het plangebied niet voorzien.

Waterschapswegen

Binnen het plangebied komen geen waterschapswegen

voor

Er worden geen aanpassingen voorzien aan waterschapswegen.

 

Wateradvies

Het waterschap Scheldestromen is het bevoegd gezag voor het verlenen van de diverse ontheffingen en het uitbrengen van het wateradvies. Waterschap Scheldestromen heeft een positief waterschapsadvies afgegeven, wat als bijlage bij de toelichting is gevoegd.

 

4.4 Flora en Fauna

Rijk, provincie en gemeenten hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid de natuur te beschermen. Tot die natuur behoren alle natuurgebieden, maar ook de beschermde planten- en diersoorten binnen en buiten deze gebieden. Het behoud van de soortenrijkdom, ofwel het behoud van biodiversiteit, is een belangrijk onderdeel van het (Rijks)natuurbeleid. Die gezamenlijke verantwoordelijkheid is gebaseerd op nationale en internationale afspraken, onder andere vastgelegd in de Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Deze internationale verplichtingen zijn voor een groot deel verankerd in de Nederlandse regelgeving, voornamelijk in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet.

 

Natura 2000

In de Natura 2000 staat onder andere de Vogelrichtlijn aangegeven. De Vogelrichtlijn heeft het doel om alle in het wild levende vogels en hun habitats op het grondgebied van de Europese Unie te beschermen en te beheren. Hiervoor zijn onder meer speciale beschermingszones aangewezen. Ook is het verplicht om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende factoren in gebieden optreden die negatieve gevolgen hebben op het voortbestaan van de vogelsoorten die door de Vogelrichtlijn beschermd worden. Het gehele plangebied is niet aangewezen als vogelrichtlijngebied. Het plangebied ligt echter op een afstand van circa 800 meter van het Veerse Meer en van circa 4500 meter van de Oosterschelde en deze zijn wel aangewezen als Vogelrichtlijngebieden. De Oosterschelde ligt op een te grote afstand van het plangebied, waardoor effecten van ontwikkelingen ter plaatse op het Vogelrichtlijngebied niet te verwachtten zijn. Ten aanzien van het onderhavig bestemmingsplan zijn eveneens geen consequenties te verwachten op het Vogelrichtlijngebied Veerse Meer, gezien de beoogde ontwikkeling geen significante vergroting van het verharde oppervlakte betekent en er tevens geen toename van personen plaatsvindt. Het te realiseren bosgebied kan zelfs positief bijdragen aan het voortbestaan van vogelsoorten.

Naast de Vogelrichtlijn, staat in de Natura 2000 tevens de Habitatrichtlijn aangegeven. De Habitatrichtlijn behelst de instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. De richtlijn is mede bedoeld voor het realiseren van een Europees ecologisch netwerk dat gericht is op de instandhouding van een groot aantal bedreigde habitats en soorten op Europees niveau. Het is van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of en welke dier- en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voorbestaan van de gevonden soorten. Het plangebied alsmede de directe omgeving van het plangebied is niet aangewezen als Habitatrichtlijngebied. Het plangebied ligt op een afstand van circa 4500 meter van de Oosterschelde. Het is gezien de afstand niet te verwachten dat het beoogde bosgebied enig effect heeft op dit Habitatrichtlijngebied.

 

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet bepaalt onder meer dat het verboden is om beschermde planten en

diersoorten zonder noodzaak te verontrusten of zijn voortplantings- of rustplaats te verstoren dan wel te beschadigen. De Minister van LNV kan ontheffing verlenen van de opgenomen verboden mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan en er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang. Een besluit tot het vaststellen van een bestemmingsplan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een aangewezen gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitat en de habitat van soorten in het aangewezen gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Het is niet waarschijnlijk dat er zich binnen de plangebieden concentraties van beschermde plant- en diersoorten in het kader van de Flora- en faunawet bevinden. Met de beoogde realisatie van het bosgebied neemt de natuurwaarde toe, waardoor de in de omgeving aanwezige flora en fauna de mogelijkheid heeft om zich hier te vestigen. Aangenomen kan worden dat plaatselijk voorkomende beschermde en niet beschermde soorten niet verontrust, verstoord of beschadigd worden.

 

4.5 Milieuhinder

Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen, verblijfsrecreatie en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Onderhavig bestemmingsplan laat geen gevoelige bestemmingen toe. Daarnaast heeft een bosgebied geen milieuhindercategorie waardoor het bosgebied geen invloed heeft op eventueel nabij gelegen gevoelige bestemmingen. Zonering is derhalve niet aan de orde.

 

4.6 Geluidhinder

Sinds 1 januari 2007 geldt de nieuwe Wet geluidhinder (Wgh). Ingevolge artikel 74 Wgh zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt en woonerven. Voor gezoneerde wegen geldt een grenswaarde van 48 dB. Deze waarde wordt berekend op basis van Lden. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt moet, zoals aangegeven in artikel 77 Wgh, bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone. Daarnaast geldt dat indien een geluidzone van een bedrijf geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek dient te worden verricht naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen.

Langs het plangebied lopen meerdere wegen waar snelheden van 60 kilometer per uur zijn toegestaan. Over het plangebied ligt echter geen geluidzone van een bedrijf. Op basis van de Wgh is een akoestisch onderzoek op basis van de toegestane snelheid op de omliggende wegen ten aanzien van geluidshinder gevoelige bestemmingen verplicht. Een bosgebied is echter geen voor geluidshinder gevoelige bestemming, het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

 

4.7 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met de Wet luchtkwaliteit en bijbehorende regels en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Tevens zijn in deze wet de Europese richtlijnen Luchtkwaliteit geïmplementeerd. Door de aanpak van de wet zal de luchtkwaliteit in heel Nederland verder verbeteren, en zullen er steeds minder mensen bloot staan aan schadelijke luchtverontreiniging.

Voor luchtkwaliteit is stikstofdioxide het meest maatgevend, omdat deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde veroorzaakt. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof van belang. Het overgrote deel van het fijn stof in Nederland is van natuurlijke oorsprong of waait over uit het buitenland. Slechts een zeer klein deel wordt veroorzaakt door menselijke activiteiten. Daardoor kan Nederland zelfs met alle denkbare maatregelen niet op tijd voldoen aan de Europese normen voor fijn stof. De grenswaarde voor fijn stof wordt als gevolg van de hoge achtergrondconcentraties in grote delen van Nederland overschreden. Het terugdringen van deze hoge concentraties is in de eerste plaats een taak van de rijksoverheid. De lokale overheid moet echter wel die maatregelen treffen die binnen haar bevoegdheden passen. Van belang is daarbij dat een planologische ontwikkeling, bezien in groter verband, de verdergaande reductie van luchtverontreinigende stoffen door het rijk niet in gevaar brengt. Ruimtelijke maatregelen hebben slechts een effect op de concentraties ter plaatse van de gevoelige bestemming. Aangenomen kan worden dat met de realisatie van een bosgebied de luchtverontreiniging

niet toeneemt. Verondersteld kan zelfs worden dat met de realisatie van een bosgebied de luchtverontreinigde stoffen in de lucht per saldo gereduceerd wordt. Een onderzoek naar luchtverontreiniging kan derhalve achterwege blijven.

 

4.8 Externe veiligheid

Transportroutes

De wettelijke regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt vast in de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen, de regeling Vervoer over Land van Gevaarlijke stoffen en het reglement Vervoer over de Spoorweg van Gevaarlijke stoffen. De beoordeling van de risico’s veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen dient plaats te vinden aan de hand van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen 1996, de handreiking Externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen van de VNG en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen 2004. Op basis van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen dient de bijdrage van

nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten indien deze gelegen zijn binnen een zone van 200 meter van de as van een transportroute waarover vervoer gevaarlijke stoffen plaatsvindt te worden getoetst aan de oriënterende waarde van het groepsrisico. Op grond van de provinciale risicokaart zijn wegen of waterwegen die zijn aangewezen als routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen in of in de omgeving van het plangebied niet aanwezig. Daarnaast is een bosgebied niet aangemerkt als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. Het aspect externe veiligheid transportroutes vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

 

Inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Doel van dit besluit is risico's waaraan kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden blootgesteld vanwege de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het besluit legt eisen op aan bepaalde bedrijven, zoals inrichtingen die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 en inrichtingen die vallen onder de richtlijnen van de Publicatie Gevaarlijke Stoffen van de onafhankelijke Adviesraad Gevaarlijke Stoffen. In of nabij het beoogde plangebied liggen geen inrichtingen die vallen onder het Bevi. Daarnaast is een bosgebied niet aangemerkt als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. Het aspect externe veiligheid inrichtingen vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

 

4.9 Kabels en leidingen

De belangrijkste buisleidingen in Zeeland zijn gebundeld in zogenaamde buisleidingenstroken. Voor buisleidingenstroken dient aan weerszijden een afstand te worden aangehouden, die als een buffer dient bij calamiteiten. Hiervoor geldt een toetsings- en veiligheidsafstand van respectievelijk 175 en 55 meter aan weerszijden van een leidingenstrook. Om een risicocontour exact te berekenen dient een risicoanalyse uitgevoerd te worden. De toetsingsafstand is erop gericht het toetsingsgebied vrij te houden van woonbebouwing en bijzondere objecten. Binnen de veiligheidsafstand mogen geen woonwijken, flatgebouwen en andere bijzondere gevoelige objecten voorkomen. Afwegingen van planologische, technische en economische belangen kunnen ertoe leiden dat in dit gebied bebouwing kan worden gerealiseerd. Op basis van de kaart Buisleidingen en leidingstroken uit het Omgevingsplan en op basis van het bestemmingsplan zijn er geen planologisch relevante buisleidingen in of nabij het plangebied aanwezig. Tevens zijn op grond van de belemmeringenkaarten voor hoogtebeperkingen en geluidzones, leidingen en risicozones en beschermde waarden uit het provinciaal beleid geen belemmeringen aanwezig in het plangebied.

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 5 Juridische vormgeving

 

 

5.1 Planvorm

Het bestemmingsplan ‘Bos Oud-Sabbinge’ betreft een globaal plan. Het plan biedt de mogelijkheid om op een flexibele wijze op mogelijke functieveranderingen en veranderende

behoeften in te spelen.

 

Verbeelding en regels

De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken te weten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. Bij het opstellen van de regels en de kaart is uitgegaan van de richtlijnen Standaard voor Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008). De SVBP 2008 omvat verplichtingen en aanbevelingen ten aanzien van de vormgeving en indeling van de regels en de kaart. De opbouw van de SVBP 2008 met betrekking tot de kaart is in de onderstaande figuur gevisualiseerd.

[image] 

 

 

 

5.2 Toelichting op de bestemmingen

 

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

 

Wijze van meten (artikel 2)

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

 

5.2.2 Bestemmingsregels

Bos (artikel 3)

Op het te realiseren bosgebied is de bestemming ‘Bos’ gelegd. De gronden zijn bestemd voor het behoud en de versterking van het bos voor natuur en landschap, de ontwikkeling van natuurwaarden alsmede voor dagrecreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen, paardrijden en verpozen. Ter plaatse mogen slechts bouwwerken tot een bouwhoogte van maximaal 2,50 meter worden opgericht. Daarnaast is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om de bouwhoogte te verhogen tot maximaal 10 meter. Ter bescherming van de specifieke waarden van deze gronden is voor onder ander het aanbrengen van voorzieningen en grondwerkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwerk zijnde of werkzaamheden opgenomen.

 

Tuin (artikel 4)

Deze gronden zijn bestemd om de percelen Bijsterweg 18-34 aan de achterzijde van de woning te kunnen vergroten. De gronden zijn bestemd voor het gebruik als tuin en ter plaatse mogen slechts bijbehorende bouwwerken tot een bouwhoogte van maximaal 3 meter worden opgericht, erfafscheidingen tot een hoogte van 2 meter.

 

5.2.3 Algemene regels

 

Anti-dubbeltelregel (artikel 5)

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze zogenaamde dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

 

Algemene gebruiksregels (artikel 6)

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod gegeven voor gebruik in strijd met de bestemming. Tot het gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval het doen of laten gebruiken van gronden alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie gerekend. Ook kleinschalig kamperen behoort binnen het bosgebied tot het verboden gebruik.

 

Algemene ontheffingsregels (artikel 7)

In dit artikel is een ontheffing opgenomen voor geringe afwijkingen die in het belang van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

 

Algemene wijzigingsregels (artikel 8)

In dit artikel zijn wijzigingsregels opgenomen. Deze regels betreffen het oprichten van nutsvoorzieningen en de mogelijkheid om geringe afwijkingen te kunnen laten plaatsvinden.

 

Algemene procedureregels (artikel 9)

In dit artikel zijn de algemene procedureregels opgenomen die van toepassing zijn bij het verlenen van ontheffing of bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid of een ontheffingsbevoegdheid. In de artikelen waarin deze flexibiliteitsregels zijn opgenomen wordt verwezen naar dit artikel.

 

5.2.4 Overgangs- en slotregels

 

Overgangsrecht (artikel 10)

In lid 1 zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen opgenomen. Bouwwerken die, op het moment dat het plan inwerking is getreden, bestaan of (kunnen) worden gebouwd met inachtneming van de Woningwet en die afwijken van het bestemmingsplan mogen gedeeltelijk worden veranderd of vernieuwd mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Is het bouwwerk verloren gegaan naar aanleiding van een calamiteit dan mag het bouwwerk volledig worden vernieuwd of veranderd mits de bouwaanvraag daarvoor binnen 2 jaar na de calamiteit wordt ingediend. Het voorgaande geldt niet voor bouwwerken die zonder bouwvergunning zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan en voor illegaal gebruik van bouwwerken. Lid 2 betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het moment dat dit plan inwerking is getreden. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot.

 

Slotregel (artikel 11)

In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.

 

 

 

HOOFDSTUK 6 Economische uitvoerbaarheid

 

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De betreft onder andere de bouw van een of meerdere hoofdgebouwen. Gezien de realisatie van een bosgebied geen bouwplan conform het Bro betreft, dient voor de beoogde ontwikkeling geen exploitatieplan te worden opgesteld.

 

Conform artikel 3.1.6 Bro dient daarnaast onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van een beoogde ontwikkeling. De realisatie van het bosgebied bij Oud-Sabbinge wordt gerealiseerd middels een deel van de financiën welke voortkomen uit de compensatie van de bosgebieden die gekapt wordt om de uitbreidingen van Camping De Haas en camping ’t Veerse Meer mogelijk te maken. Het bedrag van de compensatie is vastgelegd in een compensatieovereenkomst welke is afgesloten tussen de campings en de gemeente. Het bedrag van de overcompensatie is vastgelegd in een bestuursrechtelijke overeenkomst. De realisatie van zowel het bosgebied bij Oud-

Sabbinge als de uitbreiding van het Poelbos kunnen geheel worden gedragen door de compensatiebedragen. Ten aanzien van de gronden met de bestemming ‘tuin’ het volgende. Deze gronden zijn in eigendom van de gemeente Goes. De verkoopopbrengst van deze gronden komt toe aan het project Bos Oud-Sabbinge. Dit bedrag komt dan bovenop de alreeds gereserveerde gelden voor de aanleg van het bos.

 

De boscompensatie is onderdeel van het bouwgrondcomplex Recreatiezone Wolphaartsdijk. Voor het bouwgrondcomplex is een exploitatieberekening opgesteld die op 21 januari 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld. Voor de economische uitvoerbaarheid van de boscompensatie zijn de financiële aspecten van de boscompensatie, zoals opgenomen in de totale exploitatie van de Recreatiezone Wolphaartsdijk, bekeken. Op basis van de gerealiseerde kosten (met name verwervingskosten), de gerealiseerde opbrengsten (afspraken met campinghouders over de aankoop van de bospercelen en bijdragen) en de ramingen van de overige kosten en opbrengsten kan gesteld worden dat de bestemmingsplannen economische uitvoerbaar zijn.

 

 

 

 

HOOFDSTUK 7 Maatschappelijke toetsing en overleg

 

 

7.1 Maatschappelijke toetsing

De gemeente betrekt de bevolking bij de voorbereiding van plannen op ruimtelijk gebied. Het ontwerpbestemmingsplan ‘Bos Oud-Sabbinge’ zal om die reden gedurende zes weken ter inzage liggen op het stadskantoor. Tevens zal het plan elektronisch ter inzage worden gelegd. Hierbij kan door een ieder informatie worden ingewonnen. Gedurende de periode van terinzagelegging kan een ieder mondelinge of schriftelijke zienswijzen kenbaar maken bij de gemeenteraad.

 

7.1.1 Overleg

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 Bro dient bij de voorbereiding van een

bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met besturen van gemeenten,

met Rijks- en provinciale diensten en dergelijke. Voor dit plan is overleg gepleegd

met:

    • Provincie Zeeland, directie Ruimte, Milieu en Water;

    • VROM-inspectie, regio Zuid-west;

    • Waterschap Zeeuwse Eilanden;

    • N.V. Delta Nutsbedrijven;

    • Zeeuwse Milieufederatie;

    • ZLTO Raad Zeeland;

    • Dienst Landelijk Gebied;

    • Staatsbosbeheer.

 

 

7.1.1.1 Reacties artikel 3.1.1. Bro

Provincie Zeeland, brief d.d. 23 november 2009

reactie

Schriftelijk aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan niet leidt tot het maken van opmerkingen.

 

beantwoording

Voor kennisgeving aangenomen.

 

Vrom-inspectie, regio Zuid-west, brief d.d. 4 december 2009

reactie

Het bovengenoemde plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het

maken van opmerkingen, gelet op de nat ionale belangen in de RNRB.

 

beantwoording

Voor kennisgeving aangenomen.

 

Waterschap Scheldestromen, brief d.d. 16 november 2009

reactie

In de beschrijving van de beoogde situatie (§ 2.3) is geschreven dat het aan te leggen bos

openbaar toegankelijk wordt. In het voorgelegde plan ontbreekt een inrichtingsschets. Volledigheidshalve attendeer ik u erop dat voor een ontsluiting op de wegen in beheer bij

het waterschap (Bouwensputseweg, Bijsterweg en/of het Barendswegje) een ontheffing

van de Keur (vanaf eind 2009 vergunning) en een ontheffing van de Wegenverordening Zeeland (1994) vereist is.

 

beantwoording

Voor de definitieve inrichting van het toekomstig bosperceel is overleg gevoerd met inwoners van Oud-Sabbinge, de toekomstige gebruikers. Er is door deze bewonersgroep een gewenste inrichtingsschets ingediend. In samenspraak met bewoners van Oud-Sabbinge wordt gewerkt aan een definitieve inrichtingsschets, dat ook past binnen het budget. Voor de volledigheid is in toelichting een passage opgenomen over de toekomstige inrichting. Echter, de getoonde schetsen zijn nog niet definitief.

Ten aanzien van de opmerkingen betreffende de ontsluiting op wegen in beheer bij het waterschap, wordt opgemerkt dat er geen nieuwe ontsluitingen van het perceel mogelijk gemaakt gaan worden. De bestaande dammen dien ter ontsluiting van het perceel. De opmerking wordt derhalve voor kennisgeving aangenomen.

 

Zeeuwse Milieufederatie, brief d.d. 11 december 2009

reactie

Het plan geeft geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen.

 

beantwoording

Voor kennisgeving aangenomen

 

Overig

Geen reactie ontvangen van N.V. Delta Nutsbedrijven, ZLTO Raad Zeeland, Dienst Landelijk Gebied, Staatsbosbeheer.

 

 

7.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan "Bos Oud-Sabbinge heeft vanaf 31 maart 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen, zowel het analoge exemplaar als het digitale bestemmingsplan via www.ruimtelijkeplannen.nl.

 

Gedurende deze termijn zijn twee zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het ontwerp. Voor de inhoud van de zienswijzen en de beantwoording hiervan, wordt verwezen naar het raadsvoorstel en raadsbesluit in de bijlagen.

 

 

HOOFDSTUK 8 Bijlagen bij toelichting

 

1. Vooroverlegreacties

 

2. Zienswijzen

 

3. Raadsvoorstel en raadsbesluit d.d. 7 juli 2011