Gemeente:
Goes
Plannaam:
Goes Oost
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
28-06-2013

Artikel 14 Wonen

 

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;

  3. aan-huis-gebonden beroepen.

 

 

14.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

14.2.1 Algemeen

  1. binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding "erf" mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde worden gebouwd;

  3. op gronden met de aanduiding ‘erf’ mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel.

 

14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" [aeg] zijn uitsluitend minimaal 3 aaneengebouwde woningen toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" [gs] zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding "twee- aan-een" [tae] zijn twee-aaneen gebouwde of vrijstaande woningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" [vrij] zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - facultatief" [sba - f] zijn vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde woningen toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding- poortwoning" [sba - pw] zijn uitsluitend poortwoningen toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - facultatief" [sba - f] mag de diepte van het hoofdgebouw maximaal 13.00 meter bedragen;

  8. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - facultatief" [sba - f] dient de voorgevel van het hoofdgebouw voor minimaal 60% in de gevellijn gelegen te zijn;

  9. met betrekking tot de breedte van een hoofdgebouw - bijbehorende bouwwerken als genoemd in lid 14.2 sub b niet meegerekend - gelden de in het navolgende schema opgenomen bepalingen:

 

aanduiding

Minimale breedte woning

vrij, tae

6.00 meter

aeg

5.00 meter

 

  1. voor de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens gelden de volgende bepalingen:

 

aanduiding

Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens

vrij

3.00 meter

tae

3.00 meter (aan één zijde)

aeg

2.00 meter (voor de hoekwoning)

gs

4.00 meter

sba - f

3.00 meter bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen;

2.00 meter (voor de hoekwoning) bij aaneengebouwde woningen.

 

  1. bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.

 

14.2.3 Bijbehorende bouwwerken

  1. de bebouwde oppervlakte bedraagt ten hoogste 50% van het bouwperceel, met een maximum van 250 m²;

  2. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°;

  3. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste bedragen:

 

aanduiding

Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens

vrij

3.00 meter

tae

2.00 meter aan één zijde

aeg

Niet van toepassing

w (zonder aanduiding)

Niet van toepassing

 

14.2.4 Maatvoering

Voor de goothoogte, bouwhoogte en de afstand tot de gevellijn van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Minimale afstand tot de gevellijn

a.

hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

-

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

3.00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn

 

c.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde

-

- 2.00 meter

- Vóór de gevellijn 1.00 meter

-

 

 

14.3 Nadere eisen

 

14.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar.

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen.

  3. de plaatsing en vormgeving van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

14.3.2 Voorwaarden

De in lid 14.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

 

14.4 Afwijken van de bouwregels

 

14.4.1 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

    1. lid 14.2.2 sub j voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens;

    2. lid 14.2.4 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden.

 

14.4.2 Bijbehorende bouwwerken

    1. lid 14.2.3 sub c voor een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;

    2. lid 14.2.4 sub b, mits de bouwhoogte met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden.

    3. lid 14.2.4 sub b voor een kortere afstand tot op (het verlengde van) de gevellijn.

 

14.4.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

  1. lid 14.2.4 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter.

 

14.4.4 Voorwaarden

Bij afwijking zoals bedoeld in lid 14.4.1, 14.4.2 en 14.4.3 gelden de volgende voorwaarden:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid mogen niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. het onder 14.4.3 sub a genoemde niet geldt voor erfafscheidingen.

 

 

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

14.5.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bouwaanduidingen binnen de bestemming "Wonen" (W) te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast;

  3. de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;

  4. de te realiseren woning(en) past/passen binnen geldende gemeentelijke woningbouwplanning;

  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de op de locatie en in de omgeving én ter plekke aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;

  6. voldaan dient te worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;

  7. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor woondoeleinden;

  8. uit een uit te voeren watertoets blijkt dat er geen onevenredige nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding.

 

 

14.5.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 14.5.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.